In veel definities van creativiteit wordt creatief denken beschouwd als iets dat zich enkel in het hoofd afspeelt, zonder dat de rol van het lichaam en de omgeving wordt meegenomen. Door deze eenzijdige definitie van creatief denken te hanteren blijven kansen liggen om in verschillende vakken op de basisschool het creatief denken van leerlingen te bevorderen. In deze overzichtsstudie gaan we uit van een brede opvatting van creatief denken, waarin ook het lichaam en de omgeving worden betrokken. Op basis van 41 studies over creatief denken en creativiteit op de basisschool ontwikkelden we een raamwerk voor het categoriseren van aspecten van creativiteit. Het raamwerk dat we in deze studieontwikkelden op basis van de definities van creativiteit, creatief denken en vakspecifieke definities van creativiteit bleek bruikbaar voor het categoriseren van aspecten van definities van creativiteit, van creatieve uitingen van leerlingen en van creativiteitsbevorderende uitingen van leraren. Een kanttekening is dat de besproken uitingsvormen vaak weinig informatie bleken te bevatten over de rol van het lichaam en de omgeving. Daarom wijst dit onderzoek op de noodzaak voor meer onderzoek naar belichaamde creativiteit in het basisonderwijs en de rol van het materiaal, van medeleerlingen en van de inrichting van het fysieke klaslokaal. Daarnaast werden er wel studies gevonden naar creativiteit in verschillende schoolvakken, zoals wetenschap en technologie of kunst, maar vonden we geen studies die gericht waren op vakoverstijgende creativiteitsontwikkeling. Het raamwerk dat we in deze studie ontwikkeldenkan als basis dienen voor verder onderzoek naar de creativiteitsontwikkeling van leerlingen op de basisschool. In vervolgonderzoek kan het raamwerk bijvoorbeeld ingezet worden als observatieinstrument in onderzoek naar interacties tussen leerlingen, leraren en de omgeving. Ook biedt het raamwerk een kijkwijzer voor leraren om de creatieve uitingen van leerlingen te kunnen herkennen en tebevorderen, maar kan het ook dienen als handreiking voor het ontwerpen van lessen die gericht zijn op de brede creativiteitsontwikkeling van leerlingen.
DOCUMENT
Curious Hands for Educational Labs is een onderzoek naar het ontwerp van onderwijs op het snijvlak van kunst, wetenschap en technologie. Een onderzoek waarin maken als een materieel proces wordt gezien dat bijdraagt aan een belichaamde manier van leren. Dit artikel is een vervolg op Het belang van ruimte en materialiteit voor leren in de kunsten (Kunstzone 04, 2021).
DOCUMENT
Music moves us, literally. We tend to move the body in synchrony with the beat. Individuals without any professional music training are capable of singing or humming along with an unfamiliar melody or indicating the melodic contour by means of hand gestures. Musicians who play by ear are able to do the same on an instrument.In this study an attempt was made to quantify the extent to which professional keyboard performers were able to play by ear, and whether improvising musicians were superior to non-improvising. During the experiment, subjects were asked to listen to short, unfamiliar music excerpts recorded on a MIDI controller. Subjects were asked either to play along, replicate the excerpt, transpose it to a different key, or to harmonize it. Subjects were recruited from two groups of classically-trained musicians: improvising and non-improvising pianists and church organists. The bass and treble parts extracted from each MIDI sequence were compared with the bass and treble from the aural model, yielding an alignment score for each task. The comparison was performed using content-based music retrieval software developed in the WITCHCRAFT project for the study of folksong melodies. Results showed that the top voice was replicated better than the bass. There were large differences between the musicians. As a group, improvising musicians scored better than non-improvising musicians, however this difference was not significant. Mixture analysis showed that top-scorers came from both groups. Subjects with perfect pitch did not perform better.
DOCUMENT
Leren door te maken; hoe werkt dat in de praktijk op een middelbare school? Promotieonderzoeker Imka Buurke onderzoekt het vormgeven van een Educational Laboratory (E-lab) waarin belichaming en materialiteit een rol spelen tijdens het leren door leerlingen. Dit promotieonderzoek is onderdeel van het onderzoeksprogramma Curious Hands: Moving Making to the Core of Education, dat gefinancierd wordt door NWO.Van oudsher is het Nederlandse onderwijs gebaseerd op het idee dat kennis, cognitie en leren, abstracte processen zijn in het individuele brein en gescheiden zijn van het lichaam, van de materie en van het sociale. Op dit moment neemt de erkenning van het belang van materialiteit en belichaming in het onderwijs toe. Daarbij spelen er sinds 2014 landelijke ontwikkelingen in de richting van beter techniekonderwijs, maakonderwijs en digitale geletterdheid in het onderwijscurriculum van het voortgezet onderwijs.Dit onderzoek laat zien hoe de kunst en artistieke leerprocessen kunnen fungeren als een inspiratie voor onderwijsvormen waarin het belang van materialiteit en belichaming wordt hersteld. Het richt zich op het vormgeven van onderwijs in Educational Laboratories (afgekort E-labs) waarin belichaming en materialiteit een rol spelen tijdens het leren door te maken.Titel: Curious Hands in het Educational laboratory Dit onderzoek is een onderdeel van het onderzoeksprogramma Curious Hands: Moving Making to the Core of Education. Een onderzoek naar het vormgeven van een Educational Laboratory waarin belichaming en materialiteit een rol spelen tijdens het leren door te maken. Traditioneel is het westerse onderwijs (inclusief Nederlands onderwijs) gebaseerd op het idee dat kennis, cognitie en leren, abstracte processen zijn in het individuele brein en gescheiden zijn van het lichaam, van de materie en van het sociale. Dit idee is echter de afgelopen eeuwen zwaar besproken, en op dit moment neemt de erkenning van het belang van materialiteit en belichaming in het onderwijs toe (Newen, De Bruin & Galagher 2018.) Dit onderzoek draagt bij aan deze ontwikkeling door te laten zien hoe de kunst en artistieke leerprocessen kunnen fungeren als een inspiratie voor vormen van onderwijs waarin het belang van materialiteit en belichaming in het onderwijs wordt hersteld. Een bijdrage aan de hoognodige herwaardering van belichaamde impliciete kennis (tacit knowlege) zoals bijvoorbeeld te vinden is in vele ambachten en technische beroepen. Dit onderzoek richt zich op het vormgeven van onderwijs in Educational Laboratories (afgekort E-labs) waarin belichaming en materialiteit een rol spelen tijdens het leren door te maken. Het onderzoek sluit aan op landelijke ontwikkelingen die zich sinds 2014 in het Nederlandse onderwijs afspelen. Een ontwikkeling in de richting van beter techniekonderwijs, maakonderwijs en digitale geletterdheid in het onderwijscurriculum van het primair en voortgezet onderwijs.
Taal is een modaliteit van het lichaam. Kinderen leren met hun lijf wanneer zij door spel de wereld ontdekken. Kinderen verwerven taal om deze ervaringen te verwoorden en zodoende grip op de wereld en de mensen om hen heen te krijgen. Professionals die met jonge kinderen werken (h)erkennen dit belichaamde leren, de ‘embodiedness’ van taal, maar hebben te weinig zicht op dit proces om daar in hun taalonderwijs op aan te kunnen sluiten. De vraagstelling voor dit onderzoek komt vanuit onderbouwleerkrachten uit hartje Rotterdam die deze verstedelijkte cultuur als een verarmde pedagogische omgeving benoemen. Zij leggen daarbij een verband met taalachterstanden. De taalstimuleringsprogramma’s waarmee zij werken om die taalachterstanden tegen te gaan zijn ontwikkeld met een sterke focus op cognitieve opbrengsten waarin de verwevenheid van taal(verwerven)–lijfelijkheid–kennis(verwerven) uit beeld is geraakt. Hierdoor is een kennisniche ontstaan. Met dit onderzoek willen we hierop inspelen. Enerzijds wil het de relatie lijfelijkheid-taal-kennis inzichtelijk maken. Anderzijds gaat het erom dat de functie van het lijf in taalverwerving zichtbaar wordt in het handelen van professionals. Meer specifiek gaat het om de vraag hoe fysiek, sensorisch en manipulatief spel leidt tot betekenisstructuren voor het conceptualiseren van de dynamische en relationele aspecten van taal, met als doel de inzichten die dit oplevert te gebruiken voor het innoveren van het vroegschoolse taalonderwijs. Met de professionals willen we, door precieze observaties, de relatie tussen spelgedrag, taalgedrag en speelomgeving in kaart brengen. Vervolgens willen we in ‘communities of practice’ taalonderwijs ontwerpen dat aansluit bij het belichaamde leren van jonge kinderen. Vanuit deze onderzoeksmethodiek ontstaan nieuwe praktijken die van binnenuit het taalonderwijs vernieuwen. Een deel van de participerende scholen in dit onderzoek heeft een vergelijkbare stedelijke context. Omdat de vraag breder wordt gevoeld, doen ook scholen in andere contexten mee. Dat biedt mogelijkheden voor vergelijking van die contexten.
Kunstmatige intelligentie (AI) ontwikkelt zich in razend tempo, maar blijft in de kern een cerebraal, cognitief en computationeel fenomeen. Het beweegt niet, ademt niet, voelt niet. Toch dringt AI steeds dieper door in ons dagelijks leven waardoor het ons beeld van kennis in toenemende mate beïnvloedt en verandert. Maar menselijke kennis is veel meer dan verstandelijk en rationeel —ze is ook fysiek, intuïtief en relationeel. Teach Us How to Feel onderzoekt hoe AI en belichaamde kennis op elkaar inwerken én mogelijk kunnen samenwerken binnen artistiek en ontwerpend onderzoek. AI wordt vooralsnog vaak overschat in zijn vermogen om menselijke ervaringen te reproduceren. Tegelijkertijd worstelen wij als mensen ermee om onze belichaamde kennis expliciet te maken, juist omdat deze grotendeels intuïtief is en onze communicatie talig. Dit spanningsveld roept de volgende vraag op: Hoe kunnen belichaamde kennis en AI elkaar wederzijds beïnvloeden in het creatieve maakproces, en wat leren we daardoor over hoe we weten, voelen en creëren in artistiek en ontwerpend onderzoek? HKU en MU Hybrid Art House ontwikkelen in samenwerking met Innovation:Lab en de kunstenaars Katja Heitmann en Florian van Zandwijk een collectief onderzoeksproces waarin deze vraag centraal staat. Door middel van artistieke experimenten wordt AI niet alleen onderzocht als technologie, maar benaderd als een ‘ander’—een entiteit die onze lichamelijkheid uitdaagt en onze gevoelswereld raakt. Uiteindelijk ontwikkelt dit project nieuwe creatieve strategieën en methodes om met AI te werken, voorbij dominante narratieven van technologische vooruitgang of dystopie. Het vraagt zich af waar AI waardevolle kennis en taal kan toevoegen aan de creatieve sector, en waar belichaamde kennis ongrijpbaar blijft voor AI. In een wereld waarin AI terrein wint, helpt dit project ons om stil te staan en opnieuw na te denken over de waarde van het menselijke lichaam, intuïtie en zintuiglijke ervaring in combinatie met deze ‘andere’ intelligentie.