Dit hoofdstuk is een bijdrage over de meerwaarde van een interactionistisch perspectief voor sociaal werk. Een socioloog die niet zo gauw aangehaald wordt als het om sociaal werk gaat, is Randall Collins. In dit hoofdstuk stellen we zijn bijdrage centraal omdat in zijn werk meerdere belangrijke aspecten van interactionistische analyse samenkomen
LINK
Dit artikel onderzoekt immuniteit buiten de contouren van een menselijk lichaam en een biopolitiek kader in het plantwetenschappelijk materieel-discursief object van het superonkruid met zijn resistentie en tolerantie voor herbiciden. In plaats van categorisch aan te nemen dat alle vormen van immuniteit en immuunsystemen plaatsvinden binnen de abstracte categorie van het (menselijk) lichaam, besteedt het artikel aandacht aan de manier waarop het superonkruid als analytisch en synthetiserend brandpunt het concept van immuniteit gaat bevolken en erdoor bevolkt wordt. In het algemeen beweert de auteur dat de materiële dimensie van het superonkruid kan worden gezien als een uitbreiding van of aanvulling op noties van het individuele, autonome en begrensde menselijke lichaam, maar dat deze materiële dimensie ook zijn eigen subjectpositie kan ondermijnen. Door het concept van immuniteit los te koppelen van zijn 'oorsprong' in het menselijk lichaam, kunnen nieuwe ontologische gronden voor menselijke en niet-menselijke politieke ecologieën worden bedacht, met een andere vorm van belichaming, die noch negatief, noch bevestigend zijn.
MULTIFILE
In de afgelopen jaren hebben technologische ontwikkelingen de aard van dienstverlening ingrijpend veranderd (Huang & Rust, 2018). Technologie wordt steeds vaker ingezet om menselijke servicemedewerkers te vervangen of te ondersteunen (Larivière et al., 2017; Wirtz et al., 2018). Dit stelt dienstverleners in staat om meer klanten te bedienen met minder werknemers, waardoor de operationele efficiëntie toeneemt (Beatson et al., 2007). Deze operationele efficiëntie leidt weer tot lagere kosten en een groter concurrentievermogen. Ook voor klanten kan de inzet van technologie voordelen hebben, zoals betere toegankelijkheid en consistentie, tijd- en kostenbesparing en (de perceptie van) meer controle over het serviceproces (Curran & Meuter, 2005). Mede vanwege deze beoogde voordelen is de inzet van technologie in service-interacties de afgelopen twee decennia exponentieel gegroeid. De inzet van zogenaamde conversational agents is een van de belangrijkste manieren waarop dienstverleners technologie kunnen inzetten om menselijke servicemedewerkers te ondersteunen of vervangen (Gartner, 2021). Conversational agents zijn geautomatiseerde gesprekspartners die menselijk communicatief gedrag nabootsen (Laranjo et al., 2018; Schuetzler et al., 2018). Er bestaan grofweg drie soorten conversational agents: chatbots, avatars, en robots. Chatbots zijn applicaties die geen virtuele of fysieke belichaming hebben en voornamelijk communiceren via gesproken of geschreven verbale communicatie (Araujo, 2018;Dale, 2016). Avatars hebben een virtuele belichaming, waardoor ze ook non-verbale signalen kunnen gebruiken om te communiceren, zoals glimlachen en knikken (Cassell, 2000). Robots, ten slotte, hebben een fysieke belichaming, waardoor ze ook fysiek contact kunnen hebben met gebruikers (Fink, 2012). Conversational agents onderscheiden zich door hun vermogen om menselijk gedrag te vertonen in service-interacties, maar op de vraag ‘hoe menselijk is wenselijk?’ bestaat nog geen eenduidig antwoord. Conversational agents als sociale actoren Om succesvol te zijn als dienstverlener, is kwalitatief hoogwaardige interactie tussen servicemedewerkers en klanten van cruciaal belang (Palmatier et al., 2006). Dit komt omdat klanten hun percepties van een servicemedewerker (bijv. vriendelijkheid, bekwaamheid) ontlenen aan diens uiterlijk en verbale en non verbale gedrag (Nickson et al., 2005; Specht et al., 2007; Sundaram & Webster, 2000). Deze klantpercepties beïnvloeden belangrijke aspecten van de relatie tussen klanten en dienstverleners, zoals vertrouwen en betrokkenheid, die op hun beurt intentie tot gebruik, mond-tot-mondreclame, loyaliteit en samenwerking beïnvloeden (Hennig-Thurau, 2004; Palmatier et al., 2006).Er is groeiend bewijs dat de uiterlijke kenmerken en communicatieve gedragingen (hierna: menselijke communicatieve gedragingen) die percepties van klanten positief beïnvloeden, ook effectief zijn wanneer ze worden toegepast door conversational agents (B.R. Duffy, 2003; Holtgraves et al., 2007). Het zogenaamde ‘Computers Als Sociale Actoren’ (CASA paradigma vertrekt vanuit de aanname dat mensen de neiging hebben om onbewust sociale regels en gedragingen toe te passen in interacties met computers, ondanks het feit dat ze weten dat deze computers levenloos zijn (Nass et al., 1994). Dit kan verder worden verklaard door het fenomeen antropomorfisme (Epley et al., 2007; Novak & Hoffman, 2019). Antropomorfisme houdt in dat de aanwezigheid van mensachtige kenmerken of gedragingen in niet-menselijke agenten, onbewust cognitieve schema's voor menselijke interactie activeert (Aggarwal & McGill, 2007; M.K. Lee et al., 2010). Door computers te antropomorfiseren komen mensen tegemoet aan hun eigen behoefte aan sociale verbinding en begrip van de sociale omgeving (Epley et al., 2007; Waytz et al., 2010). Dit heeft echter ook tot gevolg dat mensen cognitieve schema’s voor sociale perceptie toepassen op conversational agents.
DOCUMENT
‘Never waste a good crisis.’ Deze uitspraak schijnt Winston Churchill te hebben gedaan om aan te geven dat het ontstaan van de Verenigde Naties te danken was aan de periode daarvoor: de Tweede Wereldoorlog. De auteurs vatten een aantal conclusies samen die zijn getrokken op basis van diverse studies, waaronder een masterthesis onderzoek (Bronneberg, 2019) naar de historie van Brainport Eindhoven en de geleerde lessen die daaruit zijn op te maken.
LINK
Lezing en workshop in het kader van de alumnibijeenkomst 25 jarig jubileum van de opleiding creatieve therapie Hogeschool Zuyd met als thema actuele ontwikkelingen in creatieve therapie.
DOCUMENT
Samenvatting niet beschikbaar.
DOCUMENT
Een eigen toko en zelfstandig cliënten werven: dat ging lange tijd goed voor het kleine of middelgrote advocatenkantoor. Maar hoe vind je de cliënt als deze jou niet meer weet te vinden?
DOCUMENT
Kritiek op het heersende managment in het hoger onderwijs
DOCUMENT
BackgroundThe importance of learning to create an expressive performance is a consistently discussed topic in music education. However, how musicians develop “expressiveness” is still understudied. Recent investigations have shown that musicians’ motor behavior is a significant source of perceptual information during performances (Davidson, 2007), as it helps audiences differentiate musicians’ expressive intentions and it often serves as aperformance quality indicator (Waddell & Williamon, 2017). Nevertheless, most current teaching approaches in Higher Music Education focus mainly on acoustic characteristics of performance, and they lack clear goals and systematic teaching patterns (Karlsson & Juslin, 2008; Meissner, 2021).For centuries, some of the most influential theater methods have used physical exploration (motion) to stimulate imagination and create affective states (emotions) in actors. These approaches are rooted in embodied cognition theories, which claim that physical experience shapes conceptual thought, and this is contingent upon the body’s interactions with its environments (Kemp, 2012). Drawing inspiration from theater practices, the method “Frommotion to emotion” for enhancing expressiveness was developed by this author, using improvisational theater as a basis.AimsThis workshop is designed to acquaint participants with the method. We will share insights and reflections from previous participants to demonstrate its effects and will foster discussion around teaching approaches. Short outline of the activities to be undertaken by the presenters/audienceAfter an oral introduction to improvisational theater, participants will engage in practical exercises to experience it firsthand, exploring how to acquire a “physical vocabulary” applicable to music performance. Participants will be encouraged to share their experiences during debrief moments. This workshop is accessible to individuals with no previous theater experience. The total duration would be 90 minutes.Implications for practiceThis contribution emphasizes the importance of integrating visual characteristics of performance in teaching approaches, increasing musicians’ body awareness, and strengthening body-mind connection. These efforts can positively impact individuals’ development, enabling them to create convincing performances while boosting self-confidence.Specific value of the workshop for the conferenceThis method merges embodied cognition theories with theater techniques to innovate educational approaches to expressiveness, making it relevant for musicians wanting to enhance this skill, music educators aiming to teach it, and experts from the field of psychology interested in how it develops.
LINK