De sociale professional is zijn eigen instrument. Maar hoe verwerf je een voortreffelijke beroepshouding? Door afkijken en uitproberen. We zijn daarbij wel afhankelijk van een gunstige omgeving.
DOCUMENT
We staan in Nederland voor een belangrijk maatschappelijk vraagstuk. Sinds 2020 laat de COVID-19 pandemie het groeiende tekort aan verpleegkundigen zien en is een vergrootglas gelegd op de problemen in de gezondheidszorg. Verpleegkundigen worden niet duurzaam ingezet, crisisbeleid wordt over in plaats van mét verpleegkundigen gemaakt, en het taakgerichte werken leidt tot demotivatie en beperking van de autonomie. Verpleegkundigen willen datgene doen, waarvoor ze het vak hebben gekozen: waarde toevoegen aan de kwaliteit van patiëntenzorg. Dit vereist dat verpleegkundigen zich hun leven lang blijven ontwikkelen, zodat zij vanuit een actuele en stevige kennisbasis, een constante praktijktheorie en eigen expertisegebied kunnen handelen. Dit is noodzakelijk voor de omgeving om autoriteit toe te kennen aan de verpleegkundige beroepsgroep. De kritische beroepshouding die hierdoor ontstaat draagt bij aan professionele zeggenschap en autonomie. Dit gebeurt echter onvoldoende met als gevolg hoge uitstroom van verpleegkundigen. Een groot deel van de startende verpleegkundigen verlaat het vak vroegtijdig, terwijl de groep van oudere verpleegkundigen moeite heeft zich te blijven ontwikkelen én actief lid te zijn van de beroepsgroep. Met het lectoraat ‘Continue professionele ontwikkeling van verpleegkundigen’ slaan Fontys, Avans Hogeschool en het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis de handen ineen. Zij gaan actief aan de slag om te onderzoeken hoe het werken in Zorg Innovatie Centra bijdraagt aan de continue professionele ontwikkeling van verpleegkundigen en wat dit oplevert in termen van bevlogenheid, werkplezier en behoud. Annemarie de Vos werkt als Projectleider Verpleegkundig Leiderschap en Wetenschap in het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis in Tilburg. Als L.INT-lector gaat zij samenwerken met verpleegkundigen en (docent-)onderzoekers van Fontys en Avans Hogeschool. Studenten van beide hogescholen zullen actief participeren in projecten of stages binnen het lectoraat. Daarnaast wordt samengewerkt met de partners Transvorm en BKV. Door de krachten te bundelen wordt het onderzoek gezamenlijk uitgevoerd, en wordt de verworven kennis verspreid binnen regionale en landelijke netwerken.
Het PD-voorstel richt zich op het verbeteren van de ondersteuning van mannen met ongeneeslijke prostaatkanker in de palliatieve fase. De stip op de horizon is een samenleving waarin deze patiënten thuis optimaal worden ondersteund in gezondheid en welzijn, met een soepele samenwerking tussen zorgprofessionals, sociaal werkers, naasten en vrijwilligers – zonder versnippering of bureaucratie. Vanwege het dreigende zorginfarct in 2040 en een toenemende zorgvraag, is integrale samenwerking tussen de domeinen gezondheid en welzijn noodzakelijk. Patiënten met uitgezaaid prostaatkanker worden geraakt op alle levensgebieden; daarom is naast medische zorg ook sociale ondersteuning cruciaal. Sociaal werkers zijn betrokken via individuele begeleiding en het versterken van de sociale basis in wijken (zoals maatjesprojecten en gezamenlijke activiteiten). Verpleegkundigen hebben vaak beperkte kennis van deze sociale basis, waardoor samenwerking met sociaal werkers onvoldoende van de grond komt. Zonder deze integratie dreigt versnippering, overbelasting en verminderde kwaliteit van leven voor patiënten. Met samenwerking ontstaat gezamenlijke verantwoordelijkheid en versterking van de sociale basis, wat leidt tot betere kwaliteit van leven en zorg. Het PD-traject beoogt systemische veranderingen op drie niveaus: 1. Verandering van systeemkenmerken: samenwerking tussen zorg en welzijn stimuleren, inclusief een verandering in beroepshouding. 2. Verandering op systeemniveau: ondersteuning anders organiseren door laagdrempelig samenwerken te bevorderen en beleidsmatige invloed aan te wenden. 3. Aanpassingen in de praktijk: interprofessionele samenwerking verankeren in opleidingen en praktijk, o.a. via proeftuinen, MDO’s en co-creatie.
Dit projectvoorstel omvat een aanvraag voor een RAAK Publiek-subsidie voor een onderzoek naar de praktijk van het afhandelen van bezwaarschriften van burgers tegen besluiten van de gemeente. Doel van het onderzoek is om juridische professionals werkzaam bij een gemeente in staat te stellen bezwaarschriften meer burgervriendelijk en oplossingsgericht af te handelen. Dat wil zeggen dat die professional contact zoekt met de burger, nagaat wat het onderliggende probleem is en bespreekt in hoeverre het mogelijk is het bezwaar naar tevredenheid op te lossen. Lukt dit niet dan volgt een hoorzitting, waarbij de burger respectvol en fair wordt bejegend. Uit eerder onderzoek blijkt dat deze werkwijze bijdraagt aan de tevredenheid van de bezwaarmaker en de acceptatie van het eventuele besluit. De ervaring leert echter dat het nog niet zo gemakkelijk is om dit in de praktijk te brengen. Met name juristen voelen zich geremd om de gebruikelijke, formele procedure los te laten. Daarbij speelt hun traditionele professionele opstelling parten, maar ook de mate waarin zij binnen hun organisatie in de gelegenheid worden gesteld een passende oplossing te vinden. Het onderzoek draait dan ook om de vraag welke factoren en condities behulpzaam zijn om daadwerkelijk een oplossingsgerichte werkwijze toe te passen bij bezwaarschriften. Het onderzoek wordt uitgevoerd door de bezwaarpraktijk te analyseren binnen een vijftal gemeenten: gemeenten Alkmaar, Amstelveen/Aalsmeer, Amsterdam, Purmerend en Zaanstad. Dit aan de hand van onder meer de beschikbare dossiers, het observeren van het telefoongesprek met de bezwaarmaker, de hoorzittingen naar aanleiding van het bezwaarschrift en vraaggesprekken met de bezwaarmaker, de betrokken juridische professionals en hun leidinggevenden. Dit moet concrete aanknopingspunten opleveren om de bezwaarpraktijk te verbeteren. Het onderzoek wordt uitgevoerd door docent/onderzoekers van de HvA (opleiding HBO Rechten en lectoraat Legal Management) in nauwe samenwerking met de deelnemende gemeenten. Ook de Rijksuniversiteit Groningen (faculteit Rechtsgeleerdheid) is betrokken als expert.