De sociale professional is zijn eigen instrument. Maar hoe verwerf je een voortreffelijke beroepshouding? Door afkijken en uitproberen. We zijn daarbij wel afhankelijk van een gunstige omgeving.
DOCUMENT
Methode voor levensbeschouwing, voor klas 3 van VMBO. Hoofdstukken over schoonheid en uiterlijk, dood, sport, God, relaties, beroepsthiek en beroepshouding.
DOCUMENT
Methode voor levensbeschouwing en godsdienst voor de basisvorming, klas 3. H1 Popmuziek H2 Humanisme H3 Relaties H4 Sport H5 Beroepsethiek H6 Beroepshouding
DOCUMENT
Full text via link. Sociale professies zijn niet of nauwelijks afhankelijk van gereedschappen of instrumenten. De sociale professional is in feite zijn eigen instrument (NVMW 2006, Phorza 2009). Dat instrument moet op de juiste wijze zijn afgesteld: de professional moet beschikken over de juiste morele kwaliteiten of deugden. Deze morele kwaliteiten staan centraal in de deugdethiek.
LINK
In de tweede helft van de jaren negentig van de vorige eeuw waren de Fontys Lerarenopleidingen druk doende de stagecomponent in de opleidingen zowel kwantitatief als kwalitatief te verbeteren. In dit rapport worden de achtergronden van deze innovatie toegelicht. Daarnaast gaat het rapport in op het belang van goed toegeruste begeleiders en opleiders die stages van leraren in opleiding begeleiden. Een aantal (stage)begeleidingsvormen en methodieken worden geïnventariseerd, uitmondend in een beschrijving van een mogelijk scholingstraject, bestaande uit twee tranches, voor Fontys opleiders en begeleiders van leraren in opleiding.
DOCUMENT
Werken met doelgroepen in de Sociaal Juridische Dienstverlening biedt een unieke mogelijkheid om de specifieke doelgroepen van de SJD’er te leren kennen en met hen te leren omgaan in de praktijk. De doelgroepen worden beschreven aan de hand van wetenschappelijke theorie en de student leert vaardigheden op het gebied van motiverende gespreksvoering om zo goed mogelijk voorbereid te zijn op veelvoorkomende situaties in het SJD-werkveld. Aan de hand van casuïstiek worden de theorie en de vaardigheden op een levendige manier toegepast, op de wijze waarop de SJD’er deze in de werksituatie kan tegenkomen. De student wordt door middel van vragen gestimuleerd om na te denken over de stof en zich een SJD beroepshouding eigen te maken.
LINK
Bij de economische opleidingen van Fontys, te weten bedrijfseconomie, bedrijfskundige informatica, commercikle economie, communicatie, fiscale economie en management, economie en recht is in 2000 en 2001 gewerkt aan het studievorderingen- en toetsingsbeleid. Op basis van de ervaringen is dit rapport opgesteld voor opleidingsmanagement, toetscommissies, opleidings- en onderwijscommissies die belast zijn met de verdere ontwikkeling van het beleid. Dit rapport richt zich dus op het strategische en tactische niveau van toetsen. Het studievorderingenbeleid bevat de omschrijving en verantwoording van de planning en onderwijsorganisatie rondom toetsen, om te bevorderen dat studenten hun studie kunnen afronden via een zo efficiknt mogelijke studieloopbaan. Het toetsingsbeleid bevat de omschrijving en verantwoording van de gekozen toetsvormen en de kwaliteitsbewaking rondom toetsing, om te bevorderen dat er vertrouwen is dat de verworven eindkwalificaties van afgestudeerden qua inhoud en niveau (diepgang) congruent zijn met de opleidingskwalificaties. Het studievorderingen- en toetsingsbeleid moet zijn vertaling krijgen naar de onderwijspraktijk op twee punten: De toetsplannen. Een overzicht per semester of periode van alle toetsen met deeltoetsen. Het Onderwijs- en Examenreglement (OER) met de regels, rechten en plichten van alle betrokkenen rondom toetsen. Hoofdstuk 2 gaat in beroepsprofiel, eindtermen en leerdoelen. Centraal staat de wijze waarop de opleidingsinhoud ingedeeld wordt. Hoofdstuk 3 geeft enkele mogelijkheden waarop het curriculum is ingericht. Toetsen, onderwijsmethoden en didactische werkvormen moeten immers op elkaar aansluiten. Hoofdstuk 4 gaat kort in op de wettelijke, organisatorische en financikle kaders. Deze zijn niet verder uitgewerkt omdat deze in het rapport "Accreditering, toetsing en toetsbeleid Fontys" van september 2000 zijn uitgewerkt. De hoofdstukken 5, 6 en 7 gaan in op het studievorderingen- en toetsingsbeleid, de toetsplannen en de toetsen. De hoofdstukken 8 en 9 bevatten informatie over de organisatie en kwaliteitszorg rondom toetsing. Tot slot wordt in hoofdstuk 10 ingegaan op het opstellen van een studievorderingen- en toetsingsbeleid als zodanig. Want afhankelijk van de startpositie en het beoogde doel kan een werkwijze bij het maken van een beleid gekozen worden. Dit rapport vormt iin geheel met het toetsvormenboek, waarin kwaliteitscriteria, toetscyclus etc. zijn uitgewerkt. Het toetsvormenboek is een handreiking voor docenten, toetscommissies, docenten-, semester- of projectteams, die met de ontwikkeling en uitvoering van toetsen zijn belast. Het richt zich dus op het operationele niveau van toetsen.
DOCUMENT
Op dit moment is 13% van de Nederlandse bevolking 65 jaar of ouder en is 3% 85 jaar of ouder. De gemiddelde levensverwachting voor mannen ligt op 77 jaar en voor vrouwen op 81 jaar. Voorspeld wordt dat de zogeheten vergrijzing rond 2040 zijn hoogtepunt bereikt. In dat jaar hoop ik mijn vijfenzeventigste verjaardag te vieren en zullen velen van u misschien wel tot de 85-plussers behoren. In dat jaar zal naar verwachting 23,5% van de bevolking 65-plus zijn. Daarvan zal het percentage 85-plussers een groter aandeel uitmaken dan nu. Al vanaf de oudheid bestaat er een tweeslachtige houding ten opzichte van ouderen: De ogen van de geest zien pas scherp als de ogen van het lichaam hun scherpte verliezen, schreef Cicero in de vierde eeuw voor Christus. Wanneer de rozen zijn afgevallen, veracht men de doornen, schreef Ovidius rond het begin van de christelijke jaartelling. Is de ouderdom nu een periode van achteruitgang, aftakeling, ziekte en verval? Of is het toch een periode van plezier, inzicht, macht en wijsheid? Hoe in een bepaalde periode naar ouderen wordt gekeken, is ook bepalend voor het Nederlandse overheidsbeleid. Tot de jaren zeventig van de vorige eeuw was dit beleid gericht op bescherming. Ouderen waren bejaarden voor wie gezorgd moest worden. Met het oog op meer samenhang in het zorgstelsel en op kostenbeheersing verschoof de aandacht vervolgens naar preventie en stimulering van zorg in eigen kring. Sinds de jaren negentig staat het beleid in het teken van het bevorderen van zelfstandigheid en zelfredzaamheid van ouderen. Het beeld van ouderen is nu dat van een kritische consument die zelf keuzes en kostenafwegingen kan maken (Huijsman & De Klerk, 1997). De vraag is of dat ook aansluit bij de realiteit van mensen met een chronische ziekte. Binnen het Lectoraat Verpleegkundige en paramedische zorg voor mensen met een chronische aandoening richten we ons op oudere chronisch zieken. Niet alleen omdat deze groep, zoals we u zullen laten zien, in kwantitatieve zin het grootste is maar ook omdat de zorg voor deze groep in kwalitatieve zin vaak ernstige hiaten vertoont. In deze openbare les willen wij pleiten voor een herbezinning op de professionele zorg voor chronisch zieke ouderen.
DOCUMENT