Overzicht van de resultaten van het Agrobiokon-EDR project. Deze resultaten zijn ten aanzien van stikstof en kalium bemesting, rooibeschadiging zetmeelaardappelen, bewaartechniek, quarantaine ziekten (nematoden en wratziekte) en het OPTIRas beslissingsondersteunend systeem. Nieuwe vormen van kennisoverdracht worden beschreven met leerlingen van het MBO en Berufsbildende Schulen.
DOCUMENT
OPTIRas is een beslissingsondersteunend systeem voor de zetmeelaardappelteelt in Nederland en Duitsland. Het adviseert telers rassenkeuze op basis van nematoden en wratziekte resistentie en toleranties, het berekent plantafstand en voorspelt bewaarverliezen op basis van rooibeschadiging.
DOCUMENT
Rapportage groep studenten van het Smart Solution Semester, in opdracht van onderzoeker R. Nijdam van het lectoraat Regio-ontwikkeling. Het deelproject van deze studenten behelst deel 1 van een onderzoeksproject naar de ontwikkeling van een beslissingsondersteunend systeem voor ondernemers in de verblijfsrecreatieve sector om hun bedrijfsvoering zo duurzaam en circulair mogelijk te organiseren. De rapportage is gepresenteerd aan een representatieve groep vertegenwoordigers uit het werkveld (ondernemers en branchevereniging).
MULTIFILE
LINK
Deze handreiking is ontwikkeld voor designers en ontwikkelaars van AI-systemen, met als doel om te zorgen dat deze systemen voldoende uitlegbaar zijn. Voldoende betekent hier dat het voldoet aan de wettelijke eisen vanuit AI Act en AVG en dat gebruikers het systeem goed kunnen gebruiken. In deze handreiking leggen we ten eerste uit wat de eisen zijn die er wettelijk gelden voor uitlegbaarheid van AI-systemen. Deze zijn afkomstig uit de AVG en de AI-Act. Vervolgens leggen we uit hoe AI gebruikt wordt in de financiële sector en werken één probleem in detail uit. Voor dit probleem laten we vervolgens zien hoe de user interface aangepast kan worden om de AI uitlegbaar te maken. Deze ontwerpen dienen als prototypische voorbeelden die aangepast kunnen worden op nieuwe problemen. Deze handreiking is gebaseerd op uitlegbaarheid van AI-systemen voor de financiële sector. De adviezen kunnen echter ook gebruikt worden in andere sectoren.
MULTIFILE
Potato cyst nematodes (PCN) are in the Northern Netherlands and the Weser-Ems Region in Germany a major issue for farmers. The yearly average damage by PCN is about 100 Euros/hectare for farmers. Infestations of potato cyst nematodes can be controlled in a sustainable way by proper potato variety selection. Potato varieties vary in the degree of tolerance and resistance to PCN. However, this knowledge is used by only a small fraction of the farmers. The AGROBIOKON project, which is funded by the INTERREG EDR-region, the Landwirtschaftskammer Niedersachsen and the Dutch farmers association, have developed a decision support system for potato variety selection based upon population dynamic models for PCN: OPTIRas. The scientific principles and the model behind the decision support system will be presented. The model will be applied to PCN field experiments in the Weser-Ems region. Experience of using this decision support system in farmer study groups in the Netherlands and Germany will be shared.
DOCUMENT
Scheepvaart, landbouw, zand- en kleiwinning hebben, naast hoogwaterveiligheid, eeuwenlang de inrichting en het beheer van het rivierengebied bepaald. In de jaren tachtig van de vorige eeuw (her)ontdekte men het natuurpotentieel van het rivierengebied. Ook voor wonen en recreatie richtte men de aandacht op het rivierengebied. Het werd gecompliceerd toen de eerste effecten van de klimaatverandering zichtbaar werden met de extreme hoogwaters van 1993 en 1995. Het verenigen van alle ruimteclaims bleek geen eenvoudige opgave. Er werd naarstig gezocht naar modellen waarbij ook regionale en lokale partijen hunsteentje zouden bijdragen aan de gewenste functiecombinaties. Sindsdien is de behoefte aan co-creatie in het rivierengebied alleen nog maar groter geworden. Hoe is het eigenlijk met die experimenten afgelopen? En welke stappen worden nu ondernomen om co-creatie in het rivierengebied verder te optimaliseren?
DOCUMENT
Vanuit de professionals in de strafrechtketen is er een grote behoefte aan snelle en betrouwbare DNA-analyses die buiten de laboratoria op of nabij een plaats delict kunnen worden uitgevoerd. Een sneller opsporingsproces draagt bij aan een betere aanpak van criminaliteit. Met nieuwe forensische DNA-technieken kunnen snel analyseresultaten worden gegenereerd die de opsporing verder kunnen helpen. Het is echter een complexe uitdaging om deze technieken daadwerkelijk in te zetten in de huidige opsporingspraktijk. Hoe werkt deze techniek, wanneer kan de techniek wel of juist niet worden ingezet, wat zijn de kosten en de baten, en welke resultaten kunnen ermee worden behaald? Bij het starten van een DNA-onderzoek op locatie spelen allerlei kwaliteitseisen en juridische waarborgen waarmee DNA-onderzoek is omgeven. Ook gaat het gebruik van deze techniek gepaard met nieuwe taken, rollen en verantwoordelijkheden van de professionals die betrokken zijn bij het proces van opsporing en vervolging, en met een nieuwe wijze van samenwerking tussen ketenpartners. In dit project is een nieuwe werkwijze – de LocalDNA-procedure – ontwikkeld en getoetst. Deze procedure is gericht op het effectief gebruik van een snelle mobiele DNA-analyse techniek door forensische rechercheurs en een snelle informatiestroom tussen de ketenpartners van de politie, het Nederlands Forensisch Instituut en het Openbaar Ministerie. Uit het onderzoek is gebleken dat de LocalDNA-procedure kan worden ingezet binnen een beperkt aantal zaken en voornamelijk geschikt is voor bloedsporen. Wanneer de procedure kan worden ingezet is deze belovend. Het DNA-onderzoek leidt relatief vaak tot een bruikbaar DNA-profiel waarmee verder kan worden gerechercheerd. Gemiddeld zorgt de inzet van de LocalDNA-procedure voor een grote versnelling in het algehele opsporingsproces bij zaken die hebben geleid tot snelle identificatie en opsporing van verdachten. Naast de belovende resultaten laat het onderzoek ook zien dat de procedure nog niet geschikt is voor onmiddellijke inzet in de praktijk. Belangrijke knelpunten zijn onder andere dat de gebruikte DNA- analyseapparatuur momenteel nog niet los van een aanvullende kwaliteitscontrole kan worden uitgevoerd, dat het (beslissings-) ondersteunend systeem voor het selecteren van zaken en sporen nog verder moet worden ontwikkeld en de opvolging van een snel resultaat verdere uitwerkt moet worden. Ten behoeve van implementatie in de praktijk heeft het onderzoek mogelijkheden inzichtelijk gemaakt waarmee geconstateerde knelpunten kunnen worden ondervangen en aspecten waarmee rekening moet worden gehouden bij het ontwikkelen van de toekomstige procedure en de mogelijke inrichting hiervan. Onder andere zal aanvullend onderzocht moeten worden of andere apparatuur en bemonsteringsmethoden betere resultaten opleveren, of scherpere keuzes gemaakt moeten worden ten aanzien van de sporen die voor snelle DNAprocedure in aanmerking komen, hoe de ondersteuningstool verder geoptimaliseerd en geïmplementeerd kan worden en wat de invloed is als de LocalDNA-procedure niet op een vaste locatie maar op de plaats delict zelf wordt ingezet.Nader onderzoek en opvolging van de aanbevelingen die zijn voortgevloeid uit dit onderzoek zullen inzichtelijker maken hoe een snelle DNA-onderzoeksroute en een snelle informatieoverdracht tussen ketenpartners optimaal kan worden ingezet voor het versnellen van de opsporingspraktijk.
DOCUMENT
Zowel Europees als landelijk zijn doelstellingen geformuleerd om het gebruik en emissie van bestrijdingsmiddelen te reduceren. Zo bestaat vanuit de Green Deal van de Europese Unie de visie dat de inzet van chemische bestrijdingsmiddelen in de landbouw met 50% wordt verminderd in 2030 De provincie Fryslân ondersteunt deze visie en wil de vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen faciliteren. De provincie heeft hogeschool Van Hall Larenstein en CLM Onderzoek en advies BV gevraagd om via onderzoek een strategisch advies op te stellen m.b.t. handelingsperspectief van de provincie om het middelengebruik, en daarmee de emissie, terug te dringen. Ten behoeve van dat advies is in deze studie allereerst is het huidige gebruik van bestrijdingsmiddelen door verschillende groepen (landbouw, hoveniers, particulieren, overheden, Prorail) in Fryslân geïnventariseerd. Ook is gekeken naar de effecten van het middelengebruik op het milieu, met name de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater. Vervolgens is geïnventariseerd welke mogelijkheden er zijn om het gebruik te reduceren en wat het draagvlak van deze alternatieve maatregelen is bij met name vertegenwoordigers uit de landbouw. Daarnaast is een overzicht gemaakt van ontwikkelingen in monitoring en onderzoek, ten behoeve van (toekomstig) zicht op (trends in) gebruik en emissie. Op grond van de resultaten zijn tenslotte kansrijke handelingsperspectieven voor de provincie beschreven om het middelengebruik bij verschillende doelgroepen terug te dringen. Hierbij zijn wederom de verschillende gebruikersgroepen onderscheiden: overheden, de land- en tuinbouw, (hoveniers)bedrijven, (groot)grondbezitters en particulieren.
DOCUMENT