Hoe betrek je als professional naasten bij een cliënt die dak- en thuisloos is? Voor welke doelen zou een sterk netwerk rondom de cliënt eigenlijk goed zijn? En hoe werken professionals van verschillende organisaties en naasten dan samen ter ondersteuning van een cliënt? Welke vaardigheden en kennis heeft de professional nodig om naasten te ondersteunen? En werkt dat hetzelfde in verschillende stedelijke contexten, of zijn daarin verschillen?Het lectoraat Empowerment & Professionalisering van de Hogeschool Inholland, het onderzoeksbureau van HVO-Querido en het lectoraat Stedelijk Sociaal Werk van de Hogeschool van Amsterdam werkten de afgelopen twee jaar samen in het project ‘Social Network First?’, waarin ze onderzochten hoe MO-organisaties in Amsterdam en Haarlem werken aan netwerkondersteuning van mensen die dakloos zijn.
MULTIFILE
Dit rapport is een verslag van een verkennend onderzoek naar netwerkondersteuning bij dak- en thuisloze mensen in Amsterdam en Haarlem. Dit onderzoek is onderdeel van het tweejarige onderzoeksproject ‘Social Network First?’, dat als doel heeft inzicht te krijgen of en in welke vorm de uit de ggz afkomstige Resource-methode werkt bij dak- en thuisloze mensen. Het onderzoek wordt uitgevoerd door de lectoraten Empowerment & Professionalisering van Hogeschool Inholland en Stedelijk Sociaal Werk van de Hogeschool van Amsterdam, in samenwerking met de opvangorganisaties HVO-Querido, Leger des Heils, PerMens en Cordaan. In dit rapport ligt de focus op 1) de doelen die professionals, dakloze mensen en hun naasten denken te bereiken met netwerkondersteuning, 2) wat er in hun beleving en ervaring nodig is om een steungroep op te zetten en 3) hoe professionals denken samen met de client en de steungroep de eigen regie van de client te kunnen versterken.
In deze verkennende studie beschrijven we welke doelen er volgens professionals, dak- en thuisloze mensen en naasten bereikt kunnen worden met netwerkondersteuning. Ook wordt besproken wat volgens betrokkenen nodig is om een steungroep op te zetten en hoe hiermee de eigen regie van de dak- en thuisloze mensen kan worden versterkt. In de praktijk blijkt de resource-methodiek – een methode afkomstig uit de GGZ om het netwerk te betrekken – moeilijk inzetbaar bij de doelgroep van dak- en thuisloze mensen. Opvangorganisaties en het onderzoeksproject ‘Social Network First?’ zijn gestart met het idee van resource-methodiek , maar nu wordt netwerkondersteuning aan deze doelgroep in een andere vorm aangeboden. Het rapport is gebaseerd op 25 interviews met professionals, dak- en thuisloze mensen en hun naasten in Amsterdam en Haarlem.
Er is een groep mensen in Utrecht die niet voldoende profiteert van het aanbod op het gebied van gezondheids- en welzijnsinterventies. Met name mensen met een lage sociaaleconomische status (SES) en/of lage gezondheidsvaardigheden. Deze groep heeft vaker dan gemiddeld te maken met bestaansonzekerheid, door bijvoorbeeld armoede.
Het afgelopen decennium is het aantal daklozen in Nederland verdubbeld tot ruim 36.000 in 2020. Deze mensen leven in een extreme vorm van bestaansonzekerheid, waarbij basale levensvoorwaarden als eten, drinken, toegang tot sanitair en een slaapplek niet vanzelfsprekend zijn. De bestaande aanpak van het daklozenvraagstuk – ook wel ‘housing first’ genoemd – richt zich op het vinden van opvang of reguliere woonruimte. De plek waar daklozen terecht kunnen voor tijdelijk onderdak en voor begeleiding – de Maatschappelijke Opvang (MO) – kent momenteel echter lange wachtlijsten. In grote steden moeten veel daklozen 1 tot 2 jaar wachten op opvang. Om daklozen toch de hulp te bieden die zij nodig hebben, zoeken gemeenten, MO-organisaties en sociaal professionals naar aanvullingen op ‘housing first’ aanpak. Zo bieden MO-organisaties in Amsterdam en Haarlem, in samenwerking met de gemeente, de uit de langdurige Geestelijke Gezondheidszorg afkomstige Resource-methode aan bij daklozen die op de wachtlijst staan voor opvang. Deze methode is gericht op het samen met de dakloze vormen van een steungroep van mensen uit het formele hulpverleningsnetwerk en informele deelnemers, zoals familie, vrienden, buurtgenoten en (oud-)collega’s. Bij mensen die hulp krijgen vanuit de GGZ leidt het aanbieden van de Resource-methode tot een sterker sociaal netwerk en meer eigen regie. De vraag is nu of en hoe de methode werkt bij dak- en thuislozen, en welke kennis, vaardigheden, attituden en facilitering sociaal professionals in de MO nodig hebben om steungroepen te vormen en samen met de dakloze en de steungroep te werken aan de eigen regie van de dakloze. Dit is wat in dit onderzoeksproject, getiteld ‘Social Network First?’, wordt onderzocht.