Hoe kan het dat iedereen weet dat bewegen en spelen essentieel is voor de ontwikkeling van kinderen en jongeren, maar dat het niet vanzelfsprekend onderdeel is van hun dag? Met mijn lectoraat Bewegen in en om School draag ik, Mirka Janssen, bij aan de missie ‘alle kinderen leren goed bewegen, bewegen met plezier en bewegen regelmatig’. De vakleerkracht bewegingsonderwijs (primair onderwijs) en de docent lichamelijke opvoeding (voortgezet onderwijs) spelen een belangrijke rol in deze missie, omdat in Nederland bijna 100% van de kinderen naar school gaat. Mijn onderzoeksgroep doet daarom onderzoek dat bijdraagt aan het opleiden tot en nascholen van vakleerkrachten bewegingsonderwijs en docenten lichamelijke opvoeding. Samen met collega’s van de opleiding Academie voor Lichamelijke Opvoeding en partners uit het werkveld, zorgen we dat deze kennis in de opleiding en het werkveld terechtkomt. Maar echte doorwerking van ons onderzoek komt pas tot stand als we duurzaam samenwerken: met kinderen en jongeren zelf, met professionals uit andere beroepsgroepen, met de werkgevers, met de (lokale) politiek, met andere onderzoekers van dezelfde discipline, met onderzoekers van andere disciplines (nationaal en internationaal) en met subsidiegevers. We moeten ervoor zorgen dat bewegen het nieuwe normaal wordt en niet als bijzaak wordt gezien.
De creatieve denkkracht van kinderen wordt nog niet vaak benut bij het vinden van oplossingen voor problemen in de dagelijkse praktijk. Hun ervaringen en ideeën zouden meegenomen kunnen worden in ontwerpprocessen door hen te laten participeren in de ontwikkeling van nieuwe producten. In het NRO‐NWO project “Co‐design with kids” hebben 32 kinderen uit groep 5 en 26 kinderen uit groep 7 van twee basisscholen gedurende zeven weken onder begeleiding van een onderzoeker en hun groepsleerkracht gewerkt aan een ontwerpopdracht van een ‘echte’ opdrachtgever gericht op het bewegingsonderwijs (Casus Gymzaal van de Toekomst) en op de speelruimte (Casus Memo). Een jury van zeven tot acht personen met expertise op het vlak van bewegen, buitenspelen, bewegingsonderwijs, onderwijs of ontwerpen heeft de kwaliteit van de ontwerpuitkomsten van de kinderen beoordeeld in termen van originaliteit en variatie, inspiratie, uitwerking en relevantie. Uit de resultaten kwam naar voren dat de kinderen goed in staat zijn tussen‐ en eindproducten te bedenken die aansluiten bij de doelgroep. De ontwerpideeën scoorden over het algemeen ook hoog op de variatie in de oplossingen, de mate waarin de producten uitgewerkt, uitgedacht en direct toepasbaar waren en de mate waarin de eindproducten pasten binnen de context van het probleem. De ontwerpideeën waren volgens de juryleden en opdrachtgevers echter niet heel origineel; de ontwerpideeën waren in hun ogen niet erg vernieuwend, waren een afgeleide van bestaande concepten of bevatten geen verrassende elementen.
Dit is de tweede publicatie van MOVES over de (gewenste) positionering van de beweegzorgprofessional in de wijk. Op basis van onderzoeksresultaten presenteren we positioneringsrichtingen - als een keuzepalet - die kansrijk zijn. Het is bedoeld als inspiratie, en aanmoediging van een positioneringskeuze voor elke beweegzorgpraktijk in de wijk. De wijk is expliciet het speelveld waarin MOVES acteert. Dat kan ook een dorp zijn of een stadsdeel, vergelijkbaar met het verzorgingsgebied van de (dichtstbijzijnde) huisarts.
LINK
Het lectorenplatform Sport en Bewegen bestaat sinds 2016 en heeft als missie om de impact van praktijkgericht sport- en beweegonderzoek op de maatschappij en het hbo-onderwijs te vergroten en zo meer mensen aan het sporten en bewegen te krijgen. Het platform draagt bij aan missie I van de KIA Gezondheid en Zorg. Meer in het bijzonder richt het platform zich op vier thema's: Nederland in beweging, Vaardig in sport en bewegen, Meervoudige waarde van sport en bewegen en Technologie als vloek en als zegen bij sport en bewegen. Deze thema's zijn afgeleid uit een uitgebreide inventarisatie onder sport- en beweegprofessionals, bestuurders, beleidsmakers en opleiders en in 2021 vastgelegd in een praktijkgerichte kennis- en innovatieagenda voor sport en bewegen. De kern van het lectorenplatform wordt gevormd door lectoren die werkzaam zijn bij de acht sporthogescholen die Nederland kent, verenigd in het Hogescholen Sport Overleg. Het platform wordt ondersteund door het Kenniscentrum Sport en Bewegen. Het lectorenplatform Sport en Bewegen werkt aan haar centrale missie via vier samenhangende werkpakketten gericht op het: 1) versterken van de positie van praktijkgericht sport- en beweegonderzoek in Nederland (positioneren); 2) versterken van de inhoudelijke samenwerking o.a. door het schrijven van gezamenlijke onderzoeksvoorstellen (programmeren); 3) vergroten van de maatschappelijke impact door kennisdeling en implementatie van de onderzoeksresultaten in het werkveld en het hbo sport- en bewegingsonderwijs (valoriseren) en 4) versterken van de internationale positie en de samenwerking met het buitenland (internationaliseren). Op de website www.sportenbeweegonderzoek.nl deelt het lectorenplatform relevante informatie, artikelen en bijeenkomsten op een toegankelijke manier. In 2023-2026 zal het lectorenplatform verder bouwen op de activiteiten en resultaten uit de periode 2016-2022, volgende stappen zetten richting het verduurzamen van de samenwerking middels een landelijke SPRONG-aanvraag en de (inter)nationale samenwerking uitbreiden naar andere domeinen, platforms en landen gekoppeld aan de Olympische en Paralympische Spelen.
Buurtsportcoaches hebben met het Sportakkoord een grotere verantwoordelijk gekregen in het ombuigen van de neerwaartse spiraal van de beweegvaardigheid van jonge kinderen. Wie op jonge leeftijd (v)aardig start, de juiste fundamentele motorische vaardigheden aanleert en plezier ervaart in sporten en bewegen, ontwikkelt dikwijls een actieve leefstijl. Buurtsportcoaches functioneren op dit moment vooral als uitvoerder van sport- en beweegaanbod en niet zo zeer als regisseur of verbinder tussen de sport- en beweegaanbieders op school, in de wijk, bij de sportvereniging en in de kinderopvang. De regisserende en verbindende taken vragen om wezenlijk andere competenties. Uit interviews, bijeenkomsten en enquêtes onder buurtsportcoaches (n=100) en formele en informele sport- en beweegaanbieders voor jonge kinderen om hen heen (trainers (n=64), groepsleerkrachten uit groep 1-2 (n=21), vakleerkrachten bewegingsonderwijs (n=74) en ouders (n=20)), komt naar voren dat buurtsportcoaches worstelen met de vraag hoe zij kleuters en de (semi-)beweegprofessionals daaromheen optimaal kunnen ondersteunen in het verbeteren van de beweegvaardigheid van kleuters. Om deze vraag te kunnen beantwoorden is nieuwe kennis nodig over: risicogroepen, beïnvloedbare determinanten en effectieve interventies ter bevordering van de beweegvaardigheid van kleuters. Deze vraagstukken worden door een mix van vertegenwoordigers uit de beroepspraktijk, onderzoek, onderwijs en implementatie beantwoord, waaronder: De Haagse Hogeschool, Hanze Hogeschool, Fontys Sporthogeschool, Hogeschool Windesheim, VU, TU/e, Kenniscentrum Sport, Mulier Instituut, NOC*NSF, VSG, KVLO en Beroepsvereniging Wij Buurtsportcoaches. In drie werkpakketten wordt inzicht verworven in: de natuurlijke motorische ontwikkeling van kleuters en het risicoprofiel van kinderen bij wie de ontwikkeling achterloopt (WP1), leefstijl- en omgevingsdeterminanten van beweegvaardigheid van kleuters (WP 2) en het effect van interventies in de verschillende beweegdomeinen op de beweegvaardigheid van kleuters (WP3). De wetenschappelijke kennis uit deze werkpakketten wordt verwerkt in een proefschrift en vertaald naar een onderwijsmodule en toolbox met bouwstenen en praktische handvatten voor (toekomstige) buurtsportcoaches (WP 4) ter bevordering van de beweegvaardigheid van kleuters.