In 2015 komt er een einde aan de tijdelijke afwijking in het examenprogramma geschiedenis voor de tweede fase, waarbij het centraal examen betrekking had op de domeinen A en C. Vanaf 2015 heeft het centraal examen betrekking op de domeinen A en B. Op basis van twee pilots (havo en vwo) in de periode 2004 - 2010 en het werk van een tussencommissie heeft een commissie in opdracht van het College voor Examens een syllabus gemaakt, in een havo- en een vwo-versie, voor het examen in 2015. Deze syllabus bevat een nadere specificatie van het examenprogramma. De consequenties van deze syllabus zijn zodanig, dat het wenselijk bleek ook de Handreiking voor het schoolexamen aan te passen. Deze aangepaste handreiking ligt nu voor u. Ze bevat suggesties en adviezen voor de inrichting van het schoolexamen. Die hebben een niet-voorschrijvend karakter. De handreiking opent met een beschrijving van de positie van het vak in de vernieuwde tweede fase en een weergave van de veranderingen ten opzichte van het nu nog vigerende examenprogramma Daarna wordt ingegaan op de overeenkomsten en verschillen tussen het havo- en het vwoprogramma en op de verdeling van de leerstof over het centraal examen en het schoolexamen. Vervolgens worden de eindtermen voor het schoolexamen uitgelegd en toegelicht. De mogelijkheden voor toetsing van de eindtermen in het schoolexamen komen aan de orde evenals suggesties voor weging van de verschillende toetsen. Er wordt ingegaan op afstemmingsmogelijkheden met andere vakken in de tweede fase en op de mogelijkheden die scholen vanaf 2007 hebben om eigen onderdelen toe te voegen aan de onderdelen die in het schoolexamen wettelijk voorgeschreven zijn. Ten slotte zijn enkele onderdelen uit een eerdere brochure (2007) opgenomen, die hun geldigheid hebben behouden. Zo wordt voorbeeldmatig kort ingegaan op een doorlopende leerlijn van onderbouw naar tweede fase. 'Het ontstaan (en de gevolgen) van de industriële samenleving' is een beschrijving van een mogelijke invulling van een diachronisch thema, waarin verschillende kenmerkende aspecten van tijdvak acht aan de orde komen. Voor het hoofdstuk over het Programma van Toetsing en Afsluiting (PTA) is dankbaar gebruik gemaakt van de inbreng van collega's tijdens bijeenkomsten gewijd aan de inrichting van het schoolexamen in het kader van het SLO-project Kwaliteitsborging Schoolexamens.
n 2022 bewoog slechts 44 procent van de Nederlanders voldoende en in 2019 bewoog nog 49 procent voldoende en dat is een serieus probleem (Bron: RIVM). Daarnaast wordt gamen te erg geassocieerd met lui op een stoel zitten, dit willen we veranderen door meer beweging te creëren in het gamen. Daarom hebben we een prototype ontwikkeld waarbij augmented reality (AR) is geïntegreerd in de sport kickboks. Doordat twee mensen tegenover elkaar staan met een AR-bril op zien ze elkaar door de bril met een virtuele display ertussen. Hierdoor is het mogelijk om tegen elkaar te sparren zonder dat er fysiek contact bij komt kijken. De kickboksers zien bij elke stoot die ze uitdelen een virtueel effect, waardoor het de ervaring geeft alsof ze de persoon die tegenover hen staat echt raken. Deze technologie opent nieuwe deuren voor zowel beginners als gevorderde kickboksers. Voor beginners biedt het een veilige en laagdrempelige omgeving om de basisprincipes van de sport te leren, zonder de angst voor fysieke confrontatie. Voor gevorderden biedt het een geavanceerde manier om hun techniek te verfijnen, aangezien de ingebouwde bewegingssensoren feedback geven over de precisie en kracht van hun slagen. De potentie van dit prototype om de drempel voor sportdeelname te verlagen en tegelijkertijd de kwaliteit van de training te verbeteren, is enorm. Met deze innovatie hopen we niet alleen individuen aan te moedigen om actiever te worden, maar ook een verschuiving teweeg te brengen in hoe we denken over beweging, technologie en de toekomst van sport.
Het project “Detectie van repeterende bewegingen bij stress” onderzoekt hoe met behulp van standaard bewegingssensoren repeterende bewegingen, die vaak samengaan met stress en andere mentale condities van mensen, gedetecteerd kunnen worden. Dit type sensoren is goedkoop, gebruikt zeer weinig energie en biedt in potentie een goed alternatief voor veel duurdere en complexere bestaande wearables. De innovatie zit in het onderzoek om uit de gemeten signalen parameters te halen die vervolgens door een beslissingsalgoritme tot klinisch relevante indicatoren omgezet kunnen worden. Het weergeven van de indicatoren als betekenisvolle interactie is tevens onderdeel van de bijdrage.
In Nederland leven 300.000 mensen met de gevolgen van een beroerte. De voornaamste problemen na een beroerte worden veroorzaakt door het niet meer goed kunnen lopen en staan. Opnieuw leren lopen is dan ook een van de primaire doelstellingen gedurende het revalidatietraject. Na ontslag ondervindt 60% nog steeds rest verschijnselen. Daarnaast hebben mensen na een beroerte een hoge kans op terugval. Zo hebben ze een hoge kans op een recidief beroerte maar ook valincidenten hebben consequenties voor achteruitgang. Ongeveer 150.000 mensen in de chronische fase na beroerte valt minstens twee keer per jaar. Een val kan de oorzaak zijn van botbreuken, chronische invaliditeit en zelfs van sterfte. Het doel van dit project is het ontwikkelen en implementeren van een objectief meetsysteem binnen het klinisch revalidatietraject na een beroerte. Dit meetsysteem is gebaseerd op een bewegingssensor en is in staat de kwaliteit van lopen en balans betrouwbaar te meten. Door eenduidig, gestructureerd en objectief te meten verzamelen we normdata. Met deze normdata kunnen we aan het einde van dit project; de progressie monitoren, een prognose stellen, subgroepen maken en het risico op vallen voorspellen tijdens de revalidatie. Hiermee willen revalidatie na beroerte verder personaliseren en dus verbeteren. Dit project bestaat uit zes werkpakketten. Werkpakket 1 begint met de ontwikkeling van valide en betrouwbare meetopstelling welke goed haalbaar is in de revalidatie instellingen. In werkpakketten 2 tm 5 wordt normdata verzameld conform het meetprotocol van werkpakket 1. Werkpakket 2 en 4 richten zich op de ontwikkeling van het systeem en klinische waardevolle informatie zoals progressie, prognose en valrisico. Werkpakket 3 en 5 richten zich op het vergelijken en toevoegen van het systeem ten opzichte van de huidige meetinstrumenten. Werkpakket 6 helpt bij het omzetten van ruwe sensor data tot daadwerkelijke bruikbare informatie over kwaliteit van lopen en balans en gepersonaliseerde predictiemodellen.