Lezing en workshop in het kader van de alumnibijeenkomst 25 jarig jubileum van de opleiding creatieve therapie Hogeschool Zuyd met als thema actuele ontwikkelingen in creatieve therapie.
DOCUMENT
In de periode 2008-2010 hebben onderzoekers en studenten de vaktherapie onderzocht die wordt gebruikt in de behandeling van jonge delinquenten in zes justitiële jeugdinrichtingen en instellingen voor gesloten jeugdzorg. Ze ontwikkelden interventies voor beeldende therapie, dansbewegingstherapie, dramatherapie, muziektherapie en psychomotorische therapie.
DOCUMENT
(1) Background: Chemoradiotherapy (CRT) for head and neck cancer (HNC) is associated with severe toxicity resulting in fatigue and weight loss, including loss of skeletal muscle mass. Exercise interventions might positively affect physical fitness and quality of life. Sufficient adherence and compliance rates are necessary for optimal effects. This study aimed to gain insight into expectations and experiences and factors influencing adherence, retention and compliance of HNC patients participating in exercise intervention during CRT. (2) Methods: Consecutive participants were invited for semi-structured interviews, conducted pre- and post-intervention. A deductive approach was used to identify themes and factors influencing adherence, retention and compliance. (3) Results: Thematic saturation was reached after interviewing 14 patients pre-intervention. Five themes were identified: planning and time management, treatment toxicity, motivation to exercise, exercise intervention and supervision by a physiotherapist. The intensity of the treatment schedule and treatment toxicity were important barriers. Facilitators mentioned were physical and emotional benefits, social support as well as the simplicity and home-based setting of the intervention. (4) Conclusions: A personalised approach, considering the individual facilitators and barriers of HNC patients, is important to increase adherence, retention and compliance to exercise intervention and to reap the optimal effects of the program.
DOCUMENT
Het doel van de klinische forensische zorg, of meer specifiek de tbs-maatregel, is het beveiligen van de maatschappij; op korte termijn door iemand uit de maatschappij te halen en op langere termijn door behandeling gericht op het verlagen van risicofactoren en het opbouwen of versterken van beschermende factoren. In de media verschijnen met enige regelmaat kritische verhalen over de forensische zorg, meestal naar aanleiding van een ernstig incident, zoals een delict gepleegd door een tbs-patiënt op verlof. De vraag die daarbij steeds wordt opgeworpen, is hoe effectief de tbs-maatregel en behandeling in de forensische zorg is. Het is logisch dat er maatschappelijke onrust ontstaat bij ernstige incidenten en de opgeworpen vragen vanuit de maatschappij zijn terecht. Toch is enige nuancering hier op zijn plaats, aangezien recidive tijdens forensische behandeling uitzonderlijk is. Zo werd in een recent onderzoek met gegevens van het Adviescollege Verloftoetsing tbs (AVT) gevonden dat slechts bij 0,15% van de 15.050 positief beoordeelde verlofaanvragen sprake was van een ongeoorloofde afwezigheid met recidive. Verder blijkt al jaren uit onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) dat ernstige recidive na ontslag uit de forensische zorg, met name de tbs, relatief laag is, in ieder geval aanzienlijk lager dan na een gevangenisstraf. Hierbij dient aangetekend te worden dat de cijfers lastig te vergelijken zijn vanwege belangrijke verschillen tussen de groepen. De recidivecijfers tijdens en na forensische zorg zijn dus relatief gunstig, maar een delict kan enorme impact hebben en het zo veel mogelijk voorkomen van recidive blijft het ultieme doel van de behandeling in de forensische zorg. Het is nog onduidelijk wat precies bijdraagt aan recidivereductie en hoe behandeleffectiviteit of behandelsucces gedefinieerd kan worden.
DOCUMENT
BACKGROUND: Paratonia, a form of hypertonia, is associated with loss of mobility and with the development of contractures especially in the late stages of the dementia. Passive movement therapy (PMT) currently is the main physiotherapeutic intervention. General doubt about the beneficial effects of this widely used therapy necessitates a randomised clinical trial (RCT) to study the efficacy of PMT on the severity of paratonia and on the improvement of daily care.METHODS/DESIGN: A RCT with a 4-week follow-up period. Patients with dementia (according to the DSM-IV-TR Criteria) and moderate to severe paratonia are included in the study after proxy consent. By means of computerised and concealed block randomisation (block-size of 4) patients are included in one of two groups. The first group receives PMT, the second group receives usual care without PMT. PMT is given according to a protocol by physical therapist three times a week for four weeks in a row. The severity of paratonia (Modified Ashworth scale), the severity of the dementia (Global Deterioration Scale), the clinical improvement (Clinical Global Impressions), the difficulty in daily care (Patient Specific Complaints) and the experienced pain in daily care of the participant (PACSLAC-D) is assessed by assessors blind to treatment allocation at baseline, after 6 and 12 treatments. Success of the intervention is defined as a significant increase of decline on the modified Ashworth scale. The 'proportion of change' in two and four weeks time on this scale will be analysed. Also a multiple logistic regression analysis using declined/not declined criteria as dependent variable with correction for relevant confounders (e.g. stage of dementia, medication, co-morbidity) will be used.DISCUSSION: This study is the first RCT of this size to gain further insight on the effect of passive movement therapy on the severity of paratonia.TRIAL REGISTRATION: Current Controlled Trials ISRCTN43069940.
DOCUMENT
Lectorale rede, in verkorte vorm uitgesproken bij de aanvaarding van de functie van lector Mens en Technologie aan Fontys Hogeschool HRM en Psychologie op 7 juni 2013. In deze rede wordt men meegenomen op een tochtje door de wereld van mens en technologie. Eerst worden een aantal relevante ontwikkelingen op het snijvlak van psychologie en technologie getoond. Vervolgens wordt men meegenomen in de praktijk door voor verschillende toepassingsdomeinen de mogelijkheden van technologie te laten zien en relevantie onderzoeksvragen te bespreken. Tenslotte wordt door de wereld van het HBO en het lectoraat gereisd, waarbij wordt getoond wat de missie is van het lectoraat en hoe er gestalte aan gegeven zal worden. Onderweg wordt geregeld uit het raampje gekeken om inspirerende voorbeelden te zien van projecten, producten en samenwerkingsverbanden.
DOCUMENT
Tijdens een fietsvakantie in het Engelse Cornwall, samen met zijn vrouw Ellen Witteveen, liep Ger Monden uit Amsterdam ruim tien jaar geleden hersenletsel op door een val. Na een half jaar in coma onderging hij intensieve revalidatie. Ellen merkte dat zij vaak onvoldoende bij dat proces werd betrokken. ‘Als mantelzorger ben je veelal geen interessante partner voor de medische wereld. Sommige professionals ervaren je voor mijn gevoel toch meer als concurrent als je een aandeel in de behandeling wilt hebben. Ik ben docent en onderzoeker bij het Kenniscentrum Sociale Innovatie van de Hogeschool Utrecht. We doen onderzoek naar mensen die langdurige zorg nodig hebben.
DOCUMENT
Het lectoraat richt zich op participatie en stedelijke ontwikkeling. De uitdagingen en problemen die spelen in stedelijke omgevingen gaan vaak over ‘delen’ en ‘verdelen’, en over de voortdurende spanningsverhouding tussen de verscheidenheid én verbondenheid die daarbij hoort. De stad zijn wij. Voor die sociale stedelijke ontwikkeling zet het lectoraat zich in door onderzoek te doen naar de mogelijkheden om de kracht van relaties en netwerken in de stad te versterken. Dat doen we vanuit onderzoek en onderwijs samen met de praktijk en het beleid. We werken ingebed, als embedded practice-based researchers. We willen relaties en netwerken niet alleen beter proberen te begrijpen, zoals de voortdurende en intrigerende spanningsverhouding tussen eenheid en verscheidenheid van mensen die daar deel van uitmaken. Ook willen we ze een positieve impuls geven, de kracht ervan benutten. Dat doen we mede door ook zelf met betrokkenen samen te werken, door samen te ‘zwermen’ tijdens het onderzoek, met als doel maatschappelijke participatie en stedelijke ontwikkeling te bevorderen. Want, zo zien wij het: voor de 21ste eeuw is er geen andere optie dan te delen. Na het inleidende eerste hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 uiteen gezet wat de kernbijdrage van het lectoraat is. Waar richt het lectoraat zich precies op als het gaat om participatie en stedelijke ontwikkeling? En waarom? In Hoofdstuk 3 werken we die bijdrage verder uit, door in te gaan op de doorontwikkeling van het lectoraat en het onderzoeksprogramma met drie onderzoekslijnen. Onze belangrijkste drijfveer is het realiseren van maatschappelijke impact. We besluiten de tekst in hoofdstuk 4 met een aantal slotbeschouwingen.
DOCUMENT
Het is een eer om met deze openbare lezing het ambt van hoogleraar Vaktherapie te aanvaarden. Temeer omdat dit de allereerste leerstoel Vaktherapie in Nederland is. Een bijzonder domein van behandelingen voor mensen met psychische aandoeningen en psychosociale klachten dat sinds jaren is ingebed in de geestelijke gezondheidszorg en in sectoren als de ouderenzorg, somatische zorg, basis- en voortgezet onderwijs. ‘Waarom nu pas?’ ‘Waarom is deze of een vergelijkbare, leerstoel niet eerder ingesteld, wetende dat deze behandelingen al jaren worden toegepast binnen de zorg en daarbuiten?’ Er zijn in Nederland veel vaktherapeuten, circa 5800. In vergelijking met de ongeveer 6700 psychotherapeuten in Nederland (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2018), is het dus geen klein gebied. Er is ook de actieve Federatie Vaktherapeutische Beroepen, dit is de koepelorganisatie van de verenigingen van vaktherapeutische disciplines. Ik ga daar later nog iets over te zeggen en over de ontwikkelingen die er momenteel gaande zijn. In het buitenland zijn er wel leerstoelen op dit gebied. Dus waarom nu pas een leerstoel Vaktherapie?
DOCUMENT
"Het thema ‘resonanties’ van Creatieve Therapie staat centraal. Maar hoe valt dat resoneren filosofisch te begrijpen? Twee aspecten ervan worden belicht: een inhoudelijke en een organisatorische. Wat betreft de inhoudelijke kant wordt gepleit voor een specifiek denken van relationele lichamelijkheid in de verhouding therapeut-cliënt bij het inzetten van kunstzinnige therapie. Daartoe passeren verschillende Franse denkers de revue: Merleau-Ponty (fenomenologie) en Nancy respectievelijk Lyotard (differentiedenken). Wat betreft de organisatorische kant wordt betoogd dat even zo goed sprake kan zijn van resonanties van creatieve therapie. De etymologie van het woord ‘organiseren’ wijst al in die richting. Denken in metaforen is dan nodig. Aldus wordt bijgedragen aan de ontwikkeling van een onderliggende filosofie van de betekenis en het belang van kunstzinnige therapie, in het bijzonder haar resoneren. Voorgesteld wordt, om daarbij uit te gaan van het filosofische concept van lichamelijke verbondenheid in beweging." - Uit het programma
DOCUMENT