Praktijkgericht onderzoek en validiteit zijn twee begrippen die centraal staan binnen de onderzoekspraktijk van het hoger beroepsonderwijs. Dergelijk onderzoek naar professionele interventies, betogen de auteurs, moet verantwoording afleggen over stringente methodologische criteria binnen een beroepspraktijk die – liefst op korte termijn – bruikbare wetenschappelijke resultaten verlangt. Binnen dit spanningsveld, waar kennis en belang vaak in elkaar grijpen, opereren expertisecentra als zij verschillende methoden inzetten om innovaties binnen professionele methodieken met onderzoek en bewijsmateriaal te onderbouwen. In Bewijsvoering binnen praktijkgericht onderzoek staan de auteurs stil bij verschillende methoden van onderzoek die geschikt zijn voor een praktijkgerichte toepassing waarbij ze de methodologische en ethische consequenties mede in hun overwegingen betrekken
DOCUMENT
Om zicht te krijgen op de bewijsvoering bij onderzoeksjournalistiek wordt onderzocht hoe onderzoeksjournalisten vaststellen wat er aan de hand is. De vraagstelling luidt: op welke manier maken onderzoeksjournalisten gebruik van hypothesen? Uit gesprekken met gerenommeerde Nederlandse onderzoeksjournalisten komt naar voren dat de vorming van een hypothese samenhangt met de constructie van het verhaal waarin deze onderzoeksjournalisten de resultaten van hun onderzoek presenteren. De journalist heeft niet eerst een idee en bedenkt daar vervolgens een verhaal bij, het is eerder andersom: de eisen van het verhaal bepalen de hypothese. Om te vertellen wat er aan de hand is, maakt de journalist vaak gebruik van een herkenbaar karakter dat een geloofwaardige dramatische ontwikkeling doorloopt. De journalist gaat op zoek naar een sleutelscène waarin de hypothese in essentie is vervat. Bij het vaststellen en naar buiten brengen van de hypothese houdt de journalist ook rekening met de interesse van het publiek. Tot slot bepalen ook de rolopvatting van de journalist en de aard van het medium waar hij voor werkt de inhoud van de hypothese.
DOCUMENT
Het strafdossier dat door het Openbaar Ministerie aan de rechter wordt voorgelegd, bestaat uit een reconstructie van vermeende strafbare feiten die hebben plaatsgevonden, en het bewijs waarop deze reconstructie is gebaseerd. Het opsporingsonderzoek vormt de basis van dit strafdossier. Deze bijdrage gaat over de manier waarop in een opsporingsonderzoek tot een ‘bewijsbare waarheid’ wordt gekomen en over het belang van denken in hypothesen en scenario’s in dat proces. Hierbij wordt ingegaan op cognitieve valkuilen die ontstaan tijdens het reconstrueren van strafbare feiten en op de bescherming die gestructureerd en methodisch werken vanuit hypothesen en scenario’s daartegen biedt. Door de inrichting van ons strafproces is het noodzakelijk om in het strafdossier transparant verslag te leggen van het reconstructieproces. Deze bijdrage biedt een concreet hulpmiddel waarmee het reconstructieproces en de verslaglegging daarvan kan worden vormgegeven. Een denkkader dat zijn basis vindt in de alom bekende ‘zeven gouden W’s’.
LINK
In vraaggestuurd competentiegericht onderwijs leren studenten zelf een leerroute kiezen en uitstippelen. Met behulp van de opleiding stellen ze leervragen die daarbij leidend zijn. Nieuw is dat studenten ook zelf vorm kunnen geven aan hun assessmentprogramma. Hoe je als student je nieuw verworven competenties echter vervolgens moet laten beoordelen, is minder duidelijk, ook voor docenten. Binnen de Hogeschool Zuyd is een methode ontwikkeld waarmee studenten de stappen kunnen nagaan die leiden tot een valide beoordelingsvoorstel: een Integrale Beoordelings Constructie (IBC)
DOCUMENT
Artikel over DNA en verjaring.
DOCUMENT
In dit review wordt een overzicht gegeven van effect van mobiele applicaties en activity trackers op een gezonde leefstijl. 17 artikelen werden geïncludeerd. De effecten van apps op beweeggedrag lijken positief. Het effect van apps op voeding en gewicht was wisselend. Maar er leek een trend te zijn voor verbetering van het voedingspatroon. Er is nog weinig onderzoek gedaan naar effect van activity trackers op leefstijl, maar eerste resultaten laten een positieve invloed zien op beweeggedrag. Voor apps aanbevolen kunnen worden, is verder onderzoek nodig. Hiervoor is grootschalig onderzoek nodig met uitgebalanceerde controlegroepen en lange termijn follow-up testen.
DOCUMENT
Doel Overzicht geven van de literatuur over het effect van smartphone-apps en activiteitsmeters op een gezonde leefstijl. Opzet Systematische review. Methode In PubMed, de Cochrane Library, Embase en CINAHL zochten we naar relevante artikelen. Inclusiecriteria waren: (a) de interventie was een mobiele app of activiteitsmeter; (b) die bewegen en gezonde voeding stimuleerde; (c) bij volwassen mensen met een ongezonde leefstijl die nog geen aandoening hadden; (d) gericht op preventieve gezondheidszorg, gezondheidsbevordering of gezond gedrag; en (e) waarin het effect op fysieke activiteit, voeding of gewicht werd gemeten. Resultaten We includeerden 17 onderzoeken, waarvan 13 met apps en 4 met activiteitsmeters. Het effect van de apps op fysieke activiteit bij mensen met overgewicht of obesitas was in 6 onderzoeken positief en in 3 afwezig. Er was een positief effect op voeding dat in 3 onderzoeken significant en in 2 niet-significant was. Het effect op gewicht was in 6 onderzoeken positief en in 5 afwezig. De bewijskracht van de onderzoeken met apps was matig tot laag. Activiteitsmeters leken fysieke activiteit te kunnen verhogen, maar de kwaliteit van deze onderzoeken was laag. De effecten op gewicht waren tegenstrijdig en de effecten op voeding zijn niet onderzocht. Conclusie Apps hebben een globaal positief effect op de fysieke activiteit. Het effect op voeding en gewicht is onduidelijk, maar de trend is dat ze het voedingspatroon verbeteren. Ook activiteitsmeters kunnen de fysieke activiteit verhogen. Om gebruik van apps en activiteitsmeters te kunnen aanbevelen is echter grootschaliger onderzoek nodig, met beter uitgebalanceerde controlegroepen en een langere follow-upduur.
DOCUMENT