Met het Programma Energieparticipatie (PEP) streven de Groninger Energiekoepel, Grunneger Power en de Natuur- en Milieufederatie Groningen ernaar om een lokale energietransitie te creëren waarbij de bewoners van de provincie Groningen eigenaar zijn van en regie hebben over de energievoorziening. In het bewonersonderzoek (2024-2025), uitgevoerd door de Hanze Groningen, is onderzocht of bewoners betrokken zijn bij een LEI, of ze op de hoogte zijn van het bestaan van een LEI, en waarom bewoners wel of niet betrokken willen worden bij een LEI. In dit rapport worden de resultaten van het bewonersonderzoek beschreven. Op basis van de resultaten worden er aanbevelingen gedaan aan LEIs, zodat zij hun achterban kunnen vergroten. In de bijlage zijn de resultaten per gemeente weergegeven in infographics.
DOCUMENT
DOCUMENT
There is a shortage of housing and people with a lower income suffer most from this. Vacant buildings are transformed to provide quick housing for them, but it is not sure whether this provides a comfortable home, both from an indoor climate and a meaning making perspective. Existing material about completed transformation projects and six case studies was used to explore possible opportunities to improve the match of user and building. It appeared that buildings are only transformed when they are left vacant for a while and a new function shifts the investment balance. Also, higher quality housing was only provided when it was not meant to be temporary or meant to be sold instead of rented. Current regulations and standards are not met and appear not adequate to function for temporary transformation projects, and matching users and buildings including the meaning of home is an opportunity worth exploring to provide a comfortable home for everyone.
DOCUMENT
Dit rapport doet verslag van de laatste fases van het onderzoek dat het lectoraat Armoede Interventies uitvoerde naar de financiele zelfredzaamheid van bewoners in Amsterdam Nieuw-West. In hoeverre kunnen we de bewoners financieel zelfredzaam noemen? Waar is verbetering mogelijk en welke rol spelen lokale organisaties daarbij?
DOCUMENT
Als onderdeel van de proeftuin voor energiebesparing voor minder hoge inkomens van de gemeente Aa en Hunze, heeft het lectoraat Communication, Behaviour and the Sustainable Society van de Hanzehogeschool Groningen een nulmeting gedaan, met betrekking tot de verschillende partijen waarmee huishoudens met een minder hoog inkomen in contact staan en de relatie van die partijen tot het project. Daarnaast is met de nulmeting de behoefte aan ondersteuning van de doelgroep en de mogelijkheden daartoe, in kaart gebracht. Het onderzoek was gericht op de beantwoording van de volgende onderzoeksvragen: 1) Wie verstaan we onder de groep van minder hoge inkomens?2) Hoe kunnen we de groep van minder hoge inkomens binnen de gemeente Aa en Hunze bereiken?3) Welke partijen staan in contact met deze doelgroep? 4) In hoeverre neemt de groep van minder hoge inkomens al deel aan de energietransitie en wat zijn hun belemmeringen?5) Wat gaat deze huishoudens helpen, zodat ze wel/meer kunnen deelnemen aan de energietransitie?Er is een stakeholdersanalyse uitgevoerd, waarbij eerst alle stakeholders van het project zijn geïdentificeerd (onderscheiden naar maatschappelijke organisaties en bedrijven) en waarbij vervolgens een deel van de stakeholders is geïnterviewd en een ander deel een aantal vragen via e-mail heeft beantwoord. Op basis van de informatie die door de stakeholders is gegeven is een sociale netwerkanalyse uitgevoerd waarmee het netwerk van de maatschappelijke organisaties in kaart is gebracht. In totaal is informatie van 34 maatschappelijke organisaties en 10 bedrijven verzameld. Daarnaast is met behulp van een vragenlijst, die breed onder de inwoners van de gemeente is verspreid, een beeld van de inwoners van de gemeente opgesteld (in relatie tot de energietransitie) en de context waarin ze leven. De vragenlijst is breed onder de inwoners verspreid en aanvullend is gericht via een deur-aan-deur actie en via sociale media, respons van de doelgroep verzameld. Het vragenlijstonderzoek heeft in totaal 245 bruikbare reacties van inwoners opgeleverd.Als laatste is in een aantal gesprekken met de doelgroep, aanvullende informatie verzameld. Deze gesprekken zijn gevoerd met cliënten van de welzijnsorganisatie Tinten, bezoekers aan het Taalhuis en klanten van de Voedselbank. In totaal is met 35 inwoners gesproken.Uit het onderzoek is gebleken dat de doelgroep van huishoudens met een minder hoog inkomen, zeer divers is. De gemene deler van de huishoudens is dat ze weinig geld te besteden hebben. De redenen waarom inwoners weinig geld te besteden hebben is echter zeer verschillend. De doelgroep bestaat grotendeels uit huurders, maar omvat ook huiseigenaren.De doelgroep kan het beste worden bereikt door middel van persoonlijk contact in de eigen leefomgeving van de inwoners, via bestaande contacten van (maatschappelijke) organisaties zoals het welzijnswerk, de schuldhulpverlening of woningbouwcorporaties of via het sociale netwerk van de inwoners.Een groot aantal maatschappelijke organisaties staat in contact met de doelgroep. De energietransitie en energiearmoede bij mensen met een minder hoog inkomen is echter een onderwerp waar ze zich nog nauwelijks mee bezig houden. Ze hebben ook onderling nauwelijks contact met betrekking tot de energietransitie voor de doelgroep. Opvallend is verder dat er met betrekking tot de energietransitie voor de doelgroep zo goed als geen contacten tussen maatschappelijke organisaties en bedrijven zijn, evenmin als met inwonersorganisaties, zoals dorpshuizen en verenigingen voor dorpsbelangen. Bedrijven en maatschappelijke organisaties zijn wel gemotiveerd om aan te sluiten bij het project. Bedrijven hebben daarvoor concrete ideeën wat ze zouden kunnen bijdragen, bij maatschappelijke organisaties is het beeld van hun mogelijke rol in de proeftuin minder concreet.Inwoners met een minder hoog inkomen hebben een positieve houding tegenover de energietransitie. Ze zijn echter nauwelijks bezig met het onderwerp en nemen in beperkte mate deel aan de energietransitie. Een belangrijke belemmering voor hen is (vanzelfsprekend) het gebrek aan financiële middelen, maar ze zijn ook meer met andere, urgente, problemen die ze ervaren, bezig. Ze zijn minder bereid dan mensen met een hoger inkomen om zelf iets te doen om hun huis of buurt te verduurzamen. Dat is echter niet altijd een kwestie van niet willen: ze ervaren juist meer urgentie met betrekking tot de energietransitie dan mensen met een hoger inkomen. Ze ervaren daarnaast minder controle en hebben minder het gevoel dat zij zelf iets kunnen bijdragen. Het ontbreekt de doelgroep daarnaast veelal aan concreet handelingsperspectief en ze zijn nauwelijks op de hoogte van het gemeentelijk beleid en de kansen die dat biedt en ze houden vooral instituties verantwoordelijk voor de energietransitie.Al met al kan er worden geconcludeerd dat de groep van minder hoge inkomens nog niet voldoende betrokken is bij de energietransitie, maar tegelijkertijd lijken er verschillende aanknopingspunten te zijn om hiermee aan de slag te gaan. Dit zou vanuit verschillende invalshoeken kunnen worden aangevlogen, waarbij maatschappelijke organisaties, bedrijven en inwoners gezamenlijk zouden kunnen optrekken. Op basis van de resultaten wordt een aantal concrete aanbevelingen gedaan:1. Creëer financiële mogelijkheden voor inwoners met minder hoge inkomens om verduurzaming mogelijk te maken;2. Leg contact met de inwoners in hun eigen directe leefomgeving;3. Maak gebruik van bestaande contacten met de inwoners;4. Richt communicatie op specifieke doelgroepen;5. Breng organisaties, bedrijven en inwoners samen;6. Betrek bedrijven expliciet bij de gezamenlijke opgave;7. Geef inwoners concrete, actie-gerichte informatie over wat ze zelf kunnen doen en de mogelijkheden die de gemeente biedt;8. Sluit aan bij de positieve houding van de inwoners.De complexiteit van het energiedomein en de energietransitie, de diversiteit van de doelgroep en de veelheid aan factoren die van invloed zijn op (energie) gedrag, laten zien dat er geen eenvoudige, one-size-fits-all, aanpak is om energiearmoede terug te dringen. De praktijk is dat er meerdere verschillende acties nodig zijn, dat verschillende organisaties op verschillende momenten en voor verschillende doelgroepen moeten worden ingeschakeld om veranderingen te bewerkstelligen. Dat is een complexe en zware opgave voor de gemeente. Het effect van enkelvoudige acties bij een deel van de doelgroep zal op gebruikelijke indicatoren (zoals bijvoorbeeld het percentage huishoudens dat leeft in energiearmoede) niet snel zichtbaar zijn. Het verdient daarom een laatste aanbeveling om de effecten van (nieuw) beleid en (nieuwe) acties heel precies te meten. Dat kan, zoals ook in het onderzoeksvoorstel is benoemd, uitgevoerd worden met behulp van Energysense van de Hanzehogeschool.
DOCUMENT
The COVID-19 (SARS-CoV-2) pandemic represented a significant break with previous patterns of cultural consumption, effectively halting the growth of “mass cultural tourism” driven by cheap flights and collaborative economy accommodation. Surveys conducted by the ATLAS Cultural Tourism Group in Portugal were used to develop a detailed picture of cultural tourism consumption during the pandemic. In 2020 and early 2021 surveys were conducted at different locations in the country, generating over 500 responses. The research shows that COVID-19 had significant impacts on the profile and activities of cultural tourists in Portugal, with much more domestic tourism at most sites, and fewer visitors staying away from home. Levels of satisfaction and intention to return remained high, as did perceived authenticity. There was a significant drop in touring holidays, with visitors more likely to stay in a single location. Those tourists visiting cultural attractions during the pandemic had a positive experience, despite the challenging conditions. Levels of satisfaction increased compared with previous surveys in Portugal in 2004, but there were also fluctuations in levels of satisfaction during the pandemic period, correlated with levels of COVID-19 infections. Some indications of emerging alternative forms of cultural tourism include an increased proclivity for rural locations and inland areas, away from destinations usually associated with mass (cultural) tourism. The article concludes by considering a number of implications for the development of cultural tourism in Portugal and other destinations in the postpandemic era.
MULTIFILE
In hoeverre is er sprake van maatschappelijk draagvlak voor biovergisters? In dit onderzoek zijn publieke discussies over biovergisters in Noord-Nederland als uitgangspunt genomen. Op basis van deze discussies is gekozen voor het nader bestuderen van het draagvlak voor twee biovergisters die relatief veel in het nieuws geweest zijn: een agrarische biovergister die nabij de wijk Klinkenvlier in Coevorden staat en een industriële biovergister die geplaatst zou worden in Foxhol, maar mede door publiek protest niet geplaatst is. Longitudinale contextanalyses en discoursanalyses zijn uitgevoerd op basis van gepubliceerde teksten in online en offline media. Hiermee is het verloop van het debat dat in de media heeft plaatsgevonden in kaart gebracht, zijn de actoren die het debat domineren geïdentificeerd en zijn patronen in de communicatie beschreven. Hierna hebben we kwantitatief en kwalitatief onderzoek uitgevoerd onder omwonenden van de (plannen voor de) biovergisters. Uit de resultaten blijkt dat omwonenden de biovergisters als onbetrouwbare en gevaarlijke installaties construeren en dat zowel de initiatiefnemers als de overheid weinig vertrouwen genieten. Het draagvlak voor een gerealiseerde biovergister bleek bovendien sterk afhankelijk te zijn van ervaren stankoverlast. Hiernaast blijkt dat waargenomen procedurele en distributieve rechtvaardigheid, het verstrekken van hoogwaardige informatie en vertrouwen een belangrijke rol spelen in de acceptatie. Uit een discoursanalyse is gebleken dat een inhoudelijk debat over de wenselijkheid van biovergisters niet op gang gekomen is: omwonenden geven hun argumenten tegen, maar de overheid verwijst slechts naar regels en procedures die correct opgevolgd zijn. De exploitanten verwijzen eveneens naar regels en procedures en geven aan zich maximaal in te zetten om overlast te voorkomen. Het debat over de wenselijkheid van een biovergister, de plaatsing ervan en de bijdrage die een dergelijke installatie kan leveren aan het verduurzamen van de energievoorziening is niet op gang gekomen. Dit inhoudelijke debat dient gevoerd te worden om te kunnen bepalen of er voldoende draagvlak voor biovergisters is en of het eventueel gecreëerd kan worden.
DOCUMENT
Dit project draagt bij aan het versterken van “de kennisketen van de Drentse vrijetijdseconomie”. De kennisketen wordt onder meer gevormd door kennisinstellingen, brancheverenigingen, overheden, bancaire instellingen, ondernemers en loopt van vergaren en verzamelen van data en kennis tot het ontsluiten ervan naar gebruikers. Het project beoogd de volgende doelen: Inventarisatie van het data-aanbod in Drenthe bij diverse partijen Inventarisatie van hoe partijen in het domein VTE de data-behoefte prioriteren. Input leveren voor de verdere uitbouw van de kennisketen in de context van Leisure Valley Drenthe.
DOCUMENT