De opleiding Luchtvaarttechnologie wil weten of de zomercursus wiskunde effect heeft op de wiskundevaardigheden van studenten. Daartoe is in 2016 en 2017 onderzoek gedaan onder de deelnemers van de zomercursus. Ook is er een controlegroep samengesteld die niet heeft deelgenomen aan de zomercursus. Er was sprake van een significante interactie tussen deelname (wel/niet) aan de zomercursus en de meting (voormeting, nameting, wiskunde 1 en wiskunde 2). Dat wijst erop dat de zomercursus effect heeft gehad op de wiskundevaardigheden van studenten. Daarnaast lijkt deelname aan de zomercursus bij te dragen aan een hogere inschatting van de academische vaardigheden en vertrouwen te geven in de opleidingskeuze.
DOCUMENT
Burgers moeten van de overheid meer zelf doen en elkaar helpen. Dat vraagt een andere werkwijze van beroepskrachten in welzijn en maatschappelijke dienstverlening. Het gaat bijvoorbeeld om coachen naar werk van mensen die dat op eigen kracht niet kunnen. Ook moeten de betrokken beroepskrachten - in het kader van de transitie in de jeugdzorg - meer gaan samenwerken met de Centra voor Jeugd en Gezin, huisartsen, GGD en scholen. Het Actieprogramma gaat acties voor beroepskrachten organiseren zoals scholing, bijscholing en het versterken van de beroepsidentiteit.
DOCUMENT
Verpleegkundigen, werkzaam in de zorgpraktijk, dienen hun kennis en kunde gedurende hun carrière continu bij te houden en te ontwikkelen. Dit leidde bij het HagaZiekenhuis tot de vraag aan De Haagse Hogeschool om hun verpleegkundigen een bijscholing medische biologie te geven. Maar hoe toets je het toepassen van deze kennis in de verpleegkundige praktijk? Het hbo-v-team ontwikkelde hiervoor een nieuwe toetsvorm waarbij de medische kennis van deelnemers op toepassingsniveau wordt beoordeeld in een gesimuleerd multidisciplinair overleg. In deze leerpraktijk wordt deze toetsvorm verder toegelicht, en de eerste ervaringen van deelnemers, docenten en externe beoordelaars beschreven.
DOCUMENT
Deze agenda is een strategisch kader voor human capitalontwikkelingen in de creatieve industrie in de Metropoolregio Amsterdam voor de komende vier jaar (2012-2016). De agenda bestrijkt de gehele breedte van de creatieve industrie en richt zich op een interdisciplinaire aanpak en op het stimuleren van een onderzoekende en ondernemende cultuur in het onderwijs. Leidende thema’s zijn: • onderwijs over ondernemerschap;; • vraag en aanbod op elkaar afstemmen;; • alumni & permanente educatie;; • internationalisering. De Creatieve Industrie is de belangrijkste top sector voor de Metropoolregio Amsterdam (CBS monitor topsectoren 2012). Voor de beschrijving van de Creatieve Industrie in de Metropoolregio is een benadering vanuit drie clusters aangehouden: Kunsten & Cultureel Erfgoed, Media & Entertainment, Creatieve Zakelijke Diensten (reclame, mode vormgeving, architectuur). Het Kernteam Creatieve Industrie MRA wil een belangrijke bijdrage leveren aan de Europese en landelijke ambitie om Nederland in 2020 de meest creatieve economie van Europa te laten zijn. Dit vraagt om continue innovatie, slimme en creatieve oplossingen. Daarvoor is slim, creatief, jong (top)talent onmisbaar. Bij deze ambitie hoort een naadloze verbinding en samenwerking tussen bedrijfsleven en kennis- en onderwijsinstellingen. Het concurrerende klimaat, dynamiek en tempo in de sector vragen om snelle toepassing van nieuwe kennis en technologie en om een voortdurende instroom van nieuw (internationaal) creatief (top)talent en permanente bijscholing. Naast een economische waarde heeft de creatieve sector ook een maatschappelijk toegevoegde waarde. Met name de subsector Kunsten & Cultureel Erfgoed bevordert, met een vaak cross-sectorele aanpak, participatie en cohesie van diverse groepen in de samenleving. De toegevoegde waarde van de creatieve industrie wordt door andere sectoren nog onvoldoende op waarde geschat en benut. Voor professionals en aankomend talent is het cruciaal dat zij de juiste kennis en vaardigheden ontwikkelen om de meerwaarde en identiteit van de creatieve industrie over het voetlicht te brengen. De ondertekenaars van deze HCA hebben de intentie de ingezette samenwerking nog concreter vorm te geven. Het Centre of Expertise, Centrum voor Innovatief Vakmanschap en de Amsterdam Campus zijn hierbij dé vehikels om concrete afspraken en projecten tussen de drie partijen uit de gouden driehoek te realiseren. Prioriteit hierbij is de vraagarticulatie vanuit het bedrijfsleven verder aan te scherpen, afspraken hierover tussen partijen zijn reeds gemaakt. AIM wordt gevraagd twee per jaar een bijeenkomst te organiseren om concrete acties met elkaar te benoemen. Deze HCA, met bijbehorende ambitie en invulling, zal dan ook jaarlijks door het Kernteam geëvalueerd en zo nodig bijgesteld worden. Hierbij blijft afstemming met de MRA –agenda’s: HCA ICT en HCA Toerisme en Congressen gewenst.
DOCUMENT
Adviesrapport opstellen met de gewenste vaardigheden en competenties van medewerkers in de hippische sector en hierbij een blauwdruk ontwikkelen voor nieuwe (inhoud van) opleidingen. De centrale probleemstelling in dit onderzoek is: Hoe kan de aansluiting van de hippische opleidingen met het bedrijfsleven verbeterd worden?
DOCUMENT
Deze rapportage bevat een analyse van het maatschappelijk debat over de terreinen onderwijs, cultuur, wetenschap en media. De analyses zijn in de periode 2010-2015 gemaakt. De analyses van het maatschappelijk debat zijn bedoeld om het beleid beter te doen aansluiten bij de maatschappelijke vraag. De analyse van het media-debat is van de hand van Andra Leurdijk en Saskia Welchen.
DOCUMENT
Artikel over scholing en onderzoek rond online hulpverlening bij Fontys Hogeschool Pedagogiek en het Expertisecentrum Online Jeugdzorg, in Dagblad De Limburger.
DOCUMENT
Hoe kan kansenongelijkheid in het onderwijs worden verminderd? Dat is een vraagstuk waar deskundigen zich momenteel over buigen. Maar hoe kijkt de leraar hier tegenaan? In het najaar van 2021 heeft Teacher Tapp hier vragen over gesteld. Deze zijn door ruim 650 leraren beantwoord.
DOCUMENT
Toen de Hanzehogeschool Groningen (hg) in het najaar van 2009 haar subsidieaanvraag voor de Tijdelijke stimuleringsregeling Leven Lang Leren 2010-2011 voorbereidde, werd het Kenniscentrum Arbeid (in het bijzonder het lectoraat Flexicurity) daarbij betrokken vanwege haar praktijkgerichte onderzoeksexpertise op het terrein van de wisselwerking tussen onderwijs en arbeidsmarkt en stimulering van scholing. Via internationaal vergelijkend onderzoek verwierf het lectoraat bijvoorbeeld inzicht in institutionele variatie in de vormgeving van beroepsgericht onderwijs en scholing en de wisselwerking met de arbeidsmarkt (o.a. Van Lieshout, 2008; Van Lieshout 2009). Voor de Organisatie van Strategisch Arbeidsmarktonderzoek werd onderzoek gedaan naar belemmeringen in de werking van de Nederlandse markt voor postinitiële scholing (Van Lieshout, Kamphuis, Jellema & Wilthagen, 2005a; 2005b). Conform haar gestage ontwikkeling naar een kennisinstelling waarbij praktijkgericht onderzoek een even reguliere taak is als initieel onderwijs en bijscholing, had de hg bij een eerder verworven subsidie in het kader van het Sirius programma al een praktijkgericht onderzoeksprogramma ingebouwd. Vanwege de goede ervaringen daarmee werd besloten om dat eveneens in haar aanvraag voor de Tijdelijke stimuleringsregeling Leven Lang Leren te doen. Anders dan bij Sirius kreeg dat niet vorm in een nieuw lectoraat, maar in een zelfstandig onderzoeksprogramma door een eigen kenniskring bij het voornoemde lectoraat Flexicurity. Die kenniskring heeft van januari 2010 tot en met december 2011 het onderzoeksprogramma ‘Co-makership Leven Lang Leren’ uitgevoerd, in het kader van het Leven Lang Leren (lll) programma 2010-2011 van de hg. De term co-makership is ontleend aan het rapport van de Tijdelijke Adviescommissie Onderwijs & Arbeidsmarkt (1990). Co-makership staat voor het principe dat scholen en bedrijven het onderwijs gezamenlijk vorm zouden moeten geven, en was één van de vier1 doelen waarin die commissie de te verbeteren aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt uiteen legde.
DOCUMENT