© 2025 SURF
De werkenden van de toekomst erven de gevolgen van een economie die eeuwen gericht is op winst boven alles. De problemen die hieruit voortkomen, zoals toenemende sociale en economische ongelijkheid, burn-outs, individualisering, precarisering, laten de noodzaak zien om economische activiteiten anders te organiseren. De organisatie van de arbeid en de bestaanszekerheid vragen om resoluut ingrijpen.
LINK
De uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen heeft duidelijk gemaakt dat de regeringscoalitie van VVD en PvdA veel zetels heeft verloren. Dus zouden de oppositiepartijen de kans moeten krijgen om een nieuwe regering te vormen.
LINK
Veruit de meeste gemeenten voeren schuldhulpverlening (SHV) uit. Ze doen dit zelf of kopen het in. De uitvoering vindt plaats in een dynamische context. In de afgelopen jaren steeg het aantal aanvragen in de meeste gemeente zeker met tien procent per jaar. Hiernaast worden de schuldpakketten waarvoor schuldenaren hulp vragen complexer en is er vaker dan voorheen sprake van multiproblematiek. Deze ontwikkelingen vormen een decor waarin gemeenten op dit moment voor de beslissing staan of en zo ja hoeveel zij gaan bezuinigen op de schuldhulpverlening.Wethouders, directeuren van sociale diensten en andere beslissers zoeken naar een antwoord wat het rendement is van schuldhulpverlening. Uitgebreid onderzoek dat gebaseerd is op empirisch materiaal toont aan dat schuldhulpverlening loont. De kosten blijken lager dan de baten dus uiteindelijk zal een bezuiniging geld kosten in plaats van opleveren.
DOCUMENT
De Haagse economie is hersteld van de coronacrisis. De economie van het stadsgewest ‘s-Gravenhage is in 2021 met 3,5 procent gegroeid en liet het BBP per inwoner een groei zien van bijna 6 procent. Hiermee zet de groei van pre-corona door. Na een lange periode van matige economische groei en minder gecreëerde banen dan de andere drie grote steden laat Den Haag in de laatste paar jaar een beter economisch verhaal zien. Terwijl het economisch herstel verder doorzet in de eerste helft van 2022, is de Nederlandse economie in de laatste helft van het jaar afgekoeld. De ramingen van regionale cijfers laten een soortgelijke ontwikkeling zien voor Den Haag. De groei in economische bedrijvigheid heeft tot versnelde banengroei geleid in de gemeente. De werkgelegenheid in de regio is met bijna 3 procent gegroeid ten opzichte van het jaar ervoor. De werkloosheid in de stad ontwikkelt zich volgens de dalende trend die zich had ingezet voor de uitbraak van corona. Het werkloosheidspercentage bedroeg in het derde kwartaal van 2022 4,6 procent. Daarmee lag de werkloosheid in Den Haag opnieuw lager dan Amsterdam en Rotterdam. Den Haag heeft zoals andere Nederlandse steden veel last van de krappe arbeidsmarkt en er zijn veel onvervulde vacatures binnen de gemeente in vrijwel alle beroepsgroepen. De lage arbeidsdeelname is hierdoor een groter punt van aandacht voor de stad. Het biedt de stad kansen om de lage arbeidsparticipatie in de stad aan te pakken. De groei in werkgelegenheid in 2021 verklaart zich voornamelijk door startende ZZP’ers en het grootbedrijf. Daartegenover lieten kleine mkb-vestigingen een daling zien in het aantal banen. Begin 2022 telde Den Haag ruim 321.000 banen. De ZZP’er blijkt een steeds groter deel te worden van de werkgelegenheid in de stad en neemt bijna 18 procent van de banen voor haar rekening. In verhouding tot andere steden zijn er meer ZZP’ers in de agglomeratie’s-Gravenhage. De groei van de economie en de zeer krappe arbeidsmarkt heeft zich vertaald naar een lager niveau van bijstandsuitkeringen. Er is een dalende trend in het percentage van personen die na een beëindiging van hun WW-uitkering de bijstand instromen. Ook hebben Haagse ZZP’ers minder vaak een langdurig laag inkomen. Wanneer we verder kijken dan alleen ontwikkelingen in werk en inkomen wordt duidelijk dat de beleving van brede welvaart in de regio op een lager niveau ligt dan het gemiddelde van Nederland en Amsterdam en Utrecht. Den Haag blijft groeien. Wel is het binnenlandse migratiesaldo negatief: er vestigen zich minder Nederlanders uit andere gemeenten in Den Haag dan er vertrekken naar andere Nederlandse gemeenten. De stad trekt veel immigranten en studenten. Ongeveer een vijfde van de studenten aan de Haagse Hogeschool blijft ook in Den Haag wonen. Daarnaast vestigen zich vooral veel alumni uit Delft in Den Haag. Het aantal hbo/wo-studenten is na jaren van groei in 2021 vrij stabiel gebleven ten opzichte van 2020. De uitbraak van de coronapandemie heeft geleid tot minder aanmeldingen van buitenlandse studenten aan Nederlandse onderwijsinstellingen. Vooruitblikkend wordt duidelijk dat Den Haag wordt geconfronteerd met meerdere knelpunten. Inflatie, torenhoge energieprijzen en een tekort aan personeel en grondstoffen zorgen ervoor dat binnenlandse en buitenlandse vraag afneemt. Ook zijn ondernemers huiverig om te investeren. De meest recente landelijke cijfers laten zien dat de economie sterk is afgekoeld, het derde kwartaal kromp de Nederlandse economie met 0,2 procent ten opzichte van een kwartaal eerder. Het vierde kwartaal is er weer een kleine plus van 0,6 procent. Zeker is dat de groei beduidend lager zal zijn in 2023. Voor Den Haag betekent de aanwezigheid van een grote tertiaire sector een dempend effect op de gemiddelde economische groei omdat deze minder crisisgevoelig is. Daarbij is ook een pluspunt dat de economische activiteiten in de stad minder afhankelijk zijn van de toeleveringsproblematiek van grondstoffen en de zeer hoge gasprijzen dan steden met meer industrie. Daarentegen heeft de stad veel ZZP’ers die de effecten van het wegvallen van vraag sneller en heviger zullen ondervinden. Dit heeft als gevolg dat de werkloosheidscijfers in de stad sneller zullen reageren op dalende vraag. De grote uitdagingen om over te stappen naar een duurzame economie zullen veel vaker voelbaar worden voor de economische bedrijvigheid van de stad. Het energieverbruik in de regio is in vergelijking met de andere drie grote steden aanzienlijk lager. Dit wordt met name door de sectorstructuur gedreven, waarbij de zware industrie in Den Haag relatief minder vertegenwoordigd is. De stad heeft in de afgelopen jaren stappen gezet in verduurzaming, maar bevindt zich nog wel in de startblokken. Zo is het verbruik van hernieuwbare energie relatief laag. Dit verbruik is voor een groot deel afhankelijk van opwekking van binnen de regio. Daarnaast worden steeds meer gebouwen verduurzaamd. Het aantal vacatures in klimaatberoepen stijgt op vergelijkbaar niveau als de rest van de G4. Ondernemers ervaren steeds vaker belemmeringen in het voortzetten van hun bedrijfsactiviteiten. Inmiddels vormen de ervaren tekorten aan passend personeel een belemmering in het voortzetten van bedrijvigheid voor meer dan 40 procent van de ondernemers en ligt in Den Haag hoger dan de andere drie grote steden. De krapte breidt zich uit en is inmiddels een zorg voor vrijwel alle beroepsgroepen en sectoren. Ook ervaren ondernemers hinder van de tekorten aan grondstoffen om hun bedrijfsactiviteiten uit te voeren en vaker problemen met financiering. Dit heeft negatieve gevolgen voor de potentiële groei van de regionale economie. De stad heeft een krappe kantorenmarkt en weinig kwalitatief aanbod van bedrijventerreinen. Deze krapte heeft gevolgen voor de transactiedynamiek in de stad. Terwijl in Rotterdam en Amsterdam het opnamevolume flink is gestegen, blijkt er in Den Haag voor een tweede keer achter elkaar een dalende opnamevolume te zijn. Ook zijn grote bedrijventerreinen van goede kwaliteit schaars in de regio en is het aanbod in de laatste jaren gedaald. Dit vormt een beperking voor de (potentiële) ondernemer om zich uit te breiden of te vestigen in de stad. De arbeidsproductiviteit in het stadsgewest ‘s-Gravenhage blijft laag. De sectoren Industrie en Bouw moeten een duidelijke inhaalslag maken ten opzichte van de andere drie grote steden. Ook Logistiek, een belangrijke sector voor de Haagse werkgelegenheid, laat lagere productiviteit en productiviteitsgroei zien. Daarnaast is de productiviteit in de sectoren Overheid en Zorg, die oververtegenwoordigd zijn in Den Haag, sterk gedaald sinds de coronacrisis. Dit wordt gedreven door de hoge werkdruk in deze sectoren bij minder snel stijgende lonen. Recente ontwikkelingen in afspraken voor loonstijgingen in deze sectoren zou dit beeld kunnen veranderen.
DOCUMENT
Bij de gemeenten beslissen klantmanagers over de toegang tot uitkeringen, over mogelijke sancties en de deelname aan een re-integratietrajecten. Zij zijn de frontline professionals die binnen hun discretionaire ruimte beslissingen nemen over de uitvoer van de participatiewet. De autonomie van deze professionals wordt begrensd door de logica’s van de markt en de bureaucratie. Hun handelen kan worden geduid vanuit het spanningsveld tussen deze logica’s.Door decentralisaties zijn verantwoordelijkheden voor de re-integratie van bijstandsgerechtigden verplaatst van de rijksoverheid naar gemeenten. Met het opgaan van delen van de Wet Werk en Bijstand en de Wajong in deze Participatiewet verandert de rol van de klantmanager en daarmee ook de opgave van hen om bijstandsgerechtigden aan een betaalde baan te helpen. In de semigestructureerde interviews zijn 14 klantmanagers van een grote gemeente gevraagd te verhalen over hun opvattingen over arbeid, hun positie, bijstandsgerechtigden en hun ervaringen met de participatiewet.De klantmanagers redeneren veelal vanuit een professionele logica en formuleren daarbij nadrukkelijk doelen, die op het welzijn van bijstandsgerechtigden zijn gericht, en die breder liggen dan de toeleiding naar betaald werk. De handelingsruimte wordt begrensd door de participatiewet maar zij geven aan de grenzen ervan zoveel mogelijk op te zoeken wanneer zij dit zinvol achten. Bij het handelen baseren zij zich veelal op individuele ervaringen uit het verleden en ze geven aan horizontale sturing te missen.
MULTIFILE
Dit rapport is het derde deel van een drieluik. In deel één staat de visie van de bijstandsmoeders centraal. In deel twee komen de WIZ-consulenten van de gemeente Maastricht aan het woord. In deel drie staat de vraag centraal hoe de medewerkers van re-integratiebureaus hun werk ervaren, toegespitst op de doelgroep bijstandsmoeders. Het gaat om een kwalitatief onderzoek waarin vier kwesties centraal staan namelijk: het werken vanuit een commerciële setting binnen een juridische context; kennis van- en affiniteit met de doelgroep, methodisch repertoire en samenwerking met de gemeente. Er valt op gebied van beleid, maar ook in de praktijk van re-integratiebureaus en gemeente nog een en ander te verbeteren. In dit rapport worden een aantal aanbevelingen gedaan, die de status hebben van discussiepunten.
DOCUMENT