De probleemstelling van het onderzoek Teamkwaliteit en Onderwijskwaliteit is te plaatsen in de context van het onderzoeksdomein Kwaliteit van het HBO. De aanleiding van het onderzoek komt voort uit de interesse naar de redenen waarom opleidingen goed functioneren. De aanname die gemaakt is, is dat hoge kwaliteit van het onderwijs te maken heeft met hoge kwaliteit van de docententeams. Het onderzoek is uitgevoerd bij twee opleidingen van de Hogeschool Utrecht: de opleiding Personeel & Arbeid (P&A) van de faculteit Maatschappij en Recht en de opleiding Technische Bedrijfskunde (TBK) van de faculteit Natuur en Techniek. De keuze is op P&A en TBK gevallen vanwege hun hoge onderwijskwaliteit. Dat is een moeilijk te definiëren begrip en ik heb daartoe geen poging gedaan
Fontys en Avans hebben in de afgelopen twee jaar onder meer laagdrempelige test- en onderzoeksmogelijkheden geboden, bijvoorbeeld in de vorm van afstudeerstages. Daarnaast hebben de beide kennisinstellingen een (regionaal) kennisnetwerk voor het MKB gefaciliteerd dat de mogelijkheid biedt om op nieuwe ontwikkelingen te anticiperen. Het is nu mei 2011 en het project loopt ten einde. In de afgelopen twee jaar is er veel bereikt: bedrijven en onderwijsorganisaties hebben elkaar gevonden, er is veel onderzoek gedaan naar nieuwe toepassingen van biopolymeren, aannames zijn getoetst en in het groeiende netwerk van producenten, leveranciers en consumenten van bioplastics is veel kennis gedeeld en uitgewisseld.
Hoofdstuk 5 in Vitale clubs voor sport en samenleving: kennis-bron voor de stimulering van vitale en open sportverenigingen. Over Nederlandse sportverenigingen bestaan twee verhalen. Het eerste verhaal gaat over de kracht van het verenigingsleven. Het aantal vrijwilligers behoort tot het hoogste in de wereld. Er is bijna geen land met zo veel voetbalclubs als Nederland. Wekelijks worden ruim dertigduizend voetbalwedstrijden gespeeld. Naar schatting zijn daar zo’n 2,5 miljoen spelers, begeleiders en toeschouwers bij aanwezig. Wie de wedstrijden bezoekt, kent het plezier en de passie van de deelnemers. Het tweede verhaal gaat over de teloorgang van de vereniging. Het aantal vrijwilligers mag dan hoog zijn, toch hebben veel clubs last van een tekort aan vrijwilligers. De betrokkenheid van de vrijwilligers is bovendien losser en vrijblijvender geworden. Agressie in de sport is weliswaar niet nieuw, maar mensen hebben wel het idee dat deze toeneemt. Tot slot hebben verenigingen door de gemeentelijke bezuinigingen vaker moeite het hoofd boven water te houden. Veel onderzoek naar verenigingen gaat over de vraag in hoeverre bovenstaande verhalen met cijfers kunnen worden onderbouwd (Bijl, Boelhouwer, Pommer, & Sonck, 2013; Breedveld, Kamphuis, & Tiessen-Raaphorst, 2008; Gemeente Den Haag, 2012; Gemeente Rotterdam, 2010; Romijn & Van Kalmthout, 2012; Stichting Waarborgfonds Sport SWS, 2014; Van Kalmthout, 2011; Van Kalmthout, De Jong, & Lucassen, 2009; Van Kalmthout & Romijn, 2011; Van Kalmthout & Van der Werff, 2013). In welke mate en op welke vlakken zijn verenigingen vitaal? Interessant is de aanpak van het Mulier Instituut (zie ook hoofdstuk 3), die het functioneren van verenigingen op het vlak van leden, kader, activiteiten en financiën, jaarlijks onderzoekt en zo over een langere termijn kan bekijken. Hoewel longitudinale gegevens zicht bieden op de ontwikkeling van de vitaliteit van Nederlandse sportverenigingen en op knelpunten daarbij, geven ze geen inzicht in hoe zaken eventueel kunnen worden verbeterd. De afgelopen twee jaar deden we daar vanuit het lectoraat Participatie en Maatschappelijke Ontwikkeling (PMO) van Hogeschool Utrecht wel onderzoek naar (Verhagen, 2014
MULTIFILE
Wetenschappers gebruiken bioorthogonale klikreacties tussen trans-cyclooctenen (TCOs) en tetrazines (Tz) om geheel nieuwe geneesmiddelen te ontwikkelen waarmee heel gericht cruciale biologische doelmoleculen kunnen worden geraakt, zodat ziektes op een veel selectievere manier kunnen worden behandeld. Recentelijk heeft de Radboud Universiteit een nieuw TCO-derivaat ontwikkeld en geoctrooieerd dat beschikt over twee orthogonale handvatten, goede stabiliteit, een snelle klik-kinetiek en een biocompatibele “click-to-release” functionaliteit. Bovendien kan deze TCO in een efficiënte synthese met hoge zuiverheid geproduceerd worden in tegenstelling tot vergelijkbare gepubliceerde stoffen. Binnen dit KIEM project zullen ‘ready-to-use’ TCO-producten ontwikkeld worden, gebaseerd op dit nieuwe TCO-derivaat. Dit is belangrijk om de drempel te verlagen voor onderzoekers om deze nieuwe technologie te benutten in hun toepassingen en versnelt daarmee de ontwikkeling van “slimme” geneesmiddelen of materialen. De werkzaamheden in dit project zullen bestaan uit literatuuronderzoek, synthetisch ontwerp van TCO-derivaten, chemische synthese, onderzoek naar de eigenschappen van de stoffen en contact leggen met potentiele gebruikers. De beoogde projectresultaten zijn chemische methoden om geactiveerde TCOs te synthetiseren, 5–10 geactiveerde eindproducten, inzicht in de chemie van TCOs, inzicht in de kinetiek en stabiliteit van de nieuwe TCOs en nieuwe samenwerkingen. In dit project wordt samengewerkt tussen de Radboud Universiteit en het biotechnologiebedrijf Synvenio. Binnen de synthetisch organische chemie afdeling van de Radboud Universiteit is de eerdergenoemde nieuwe TCO ontwikkeld. Synvenio is een jong biotechnologiebedrijf dat bioactieve stoffen beschikbaar maakt voor biochemisch- en biomedische onderzoekers. Het team bestaat uit chemici met veel affiniteit met biochemie, waaronder een van de uitvinders van de nieuwe TCO.
Er heersen uiteenlopende meningen over biochemie-gerelateerde vraagstukken. Wetenschappers kunnen geen zekerheid bieden, terwijl het publiek dat wel verwacht. Inzicht in de beperkingen van wetenschappelijke kennis is onmisbaar voor een kritisch vertrouwen in wetenschap. Vmbo-scholieren worden uitgedaagd op basis van actuele onderwerpen de dialoog aan te gaan over feiten en fabels.Doel Het doel van dit project is om vmbo-scholieren te helpen in het herkennen van feiten en fabels bij (bio)chemie gerelateerde vraagstukken en inzicht stimuleren over hoe wetenschap werkt. We ontwerpen lesmateriaal en onderzoeken effectieve didactiek en pedagogiek voor kritische meningsvorming erover door o.a. dialoog. Resultaten Onderwijsmateriaal en didactische handelingsperspectieven aangaande kritische meningsvorming Een narratief over hetgeen leeft bij vmbo-leerlingen Aanbevelingen voor herzien van curricula Looptijd 15 januari 2020 - 01 februari 2023 Aanpak Met diverse partners werken we aan het ontwerpen van lesmateriaal en beschrijven we bijpassende didactiek en pedagogiek. Met leraren in het vmbo testen en evalueren we dit.
Om de Nederlands klimaat- (95% minder CO2-uitstoot ten opzichte van 1990) en circulaire doelstellingen (Nederland volledig circulair in 2050) te halen moet de chemische sector in de komende decennia sterk verduurzamen. Chemische processen moeten energiezuiniger worden en de “feedstocks” moeten bij voorkeur uit hernieuwbare grondstoffen en/of CO2 komen. Een consortium, bestaande uit de SPRONG-leden Hanzehogeschool, NHL Stenden en Zuyd Hogeschool, en de Rijksuniversiteit Groningen, gaan samen met overheden en het bedrijfsleven de biobased transitie verder vormgeven. Het SPRONG-consortium heeft alle disciplines (chemie, biochemie, polymeerchemie, etc.) in huis om de biobased transitie met een combinatie van fundamenteel en toegepast onderzoek aan te jagen. De samenwerking zal resulteren in verduurzaming van de chemische sector en een koppeling hiervan aan de agro- en energiesector. Agrarische reststromen (biomassa) en CO2 worden via nieuwe of verbeterde routes omgezet naar chemische intermediairen voor o.a. de plasticindustrie. Door het vervangen van de huidige, uit de petrochemie afkomstige producten, wordt de uitstoot van CO2 sterk gereduceerd.Het SPRONG-traject versterkt de samenwerking tussen de betrokken kennisinstellingen en wordt geïmplementeerd in (gezamenlijke) onderwijsprogramma’s, ook openstaand voor het bedrijfsleven. Het consortium beoogt om vanuit de kennisinstellingen met het bedrijfsleven en overheden op het onderwerp biobased transitie nieuwe economische activiteiten en werkgelegenheid te creëren. De focus van de aanvraag ligt op de regio Noord- Nederland, mede omdat daar vrijwel alle voorwaarden aanwezig zijn om de biobased/circulaire transitie te realiseren. Samenwerking met andere regio’s in Nederland is geborgd door de participatie van Zuyd Hogeschool. Na de projectperiode is er een centrum van internationale statuur gevormd dat resultaten octrooieert/valoriseert, publiceert in vooraanstaande tijdschriften (bij voorkeur open access), succesvol participeert in internationale en regionale samenwerkingsprogramma’s en waar bedrijven naartoe komen met vragen betreffende het thema verduurzaming van de chemische sector.