Full text beschikbaar met HU-account. Meer dan ooit moeten sociaal werkers kunnen putten uit de rijke bronnen van de ondersteunende disciplines. Bovendien moeten zij de wetenschappelijke basis van hun werkzaamheden overtuigend voor het voetlicht brengen. De beroepsopleidingen hebben daarom de handen ineengeslagen en een gemeenschappelijke kennisbasis voor sociaal werkopleidingen ontwikkeld.
DOCUMENT
Professionals in het sociaal domein staan regelmatig voor lastige dilemma's. Ze komen op voor de belangen van hun cliënten, maar moeten tegelijkertijd efficiënt en kostenbewust werken en kunnen omgaan met de (lokale) overheid als opdrachtgever. Dit vraagt om een meer ondernemende rol van de sociaal professional. Sociaal ondernemen biedt handvatten om deze ondernemende kwaliteiten te ontwikkelen en vorm te geven en nodigt uit tot reflectie hierover. Sociaal ondernemen beschrijft de competenties die de sociaal professionals nodig hebben en het krachtenveld waarbinnen zij hun doelen willen bereiken. Aan bod komen motieven voor sociaal ondernemend handelen, de ethische consequenties daarvan en businessplannen die een onderneming kunnen onderbouwen. Hoe een ondernemende houding bijdraagt aan toegang tot recht, het zichtbaar maken van impact op lokaal niveau en het sociaal ondernemen door burgers wordt eveneens behandeld. Ook is er aandacht voor de vraag naar welke samenleving je wilt streven en welke richting wordt gekozen bij sociale verandering en innovatie. Elk hoofdstuk begint met een aansprekende casus met vragen waarmee het onderwerp van het hoofdstuk wordt geïntroduceerd en verbonden met de dagelijkse praktijk en bevat tevens een begrippenlijst en een samenvatting. Bij dit boek hoort ook een website, www.sociaalondernemen1edruk.nl, met video's, achtergrondartikelen, links, een begrippentrainer en een oefentoets bij elk van de hoofdstukken. Sociaal ondernemen is bestemd voor studenten Social work, Toegepaste psychologie en Pedagogiek. Ook startende sociaal ondernemers hebben baat bij dit boek.
DOCUMENT
Het sectoraal adviescollege Hogere Sociale Studies (SAC-HSS) van de Vereniging Hogescholen (VH) heeft in het voorjaar van 2015 een project geïnitieerd met als doel de gemeenschappelijke kennisbasis van de bachelor opleidingen voor het sociaal werk vast te stellen. De kennisbasis zal voor een substantieel deel de inhoud van deze opleidingen gaan bepalen, waarbij opleidingen en studenten ruimte houden voor profilerende invullingen en aanvullingen. Het SAC-HSS beoogt met het project een bijdrage te leveren aan het versterken van de kwaliteit van de opleidingen. Aanleiding voor het project zijn de rapporten ‘Meer van Waarde’ van de Commissie Boutellier en ‘Sociaal werk op solide basis’ van de Gezondheidsraad waarin geconstateerd is dat de kwaliteit van de beroepsuitoefening van sociaal werkers in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning achterblijft bij de verwachtingen. Voor een duurzame kwaliteitsverbetering is een goed functionerend kennissysteem nodig. Kennis afkomstig uit wetenschappelijk onderzoek en uit de beroepspraktijk, van professionals en van ervaringsdeskundige burgers. Kennis die samen met beroepsvaardigheden en houdingen het curriculum van sociaal werk opleidingen uitmaken en studenten helpen zich te ontwikkelen tot start bekwame sociale professionals. Het onderhavige rapport heeft als doel een overzicht te bieden van het wetenschappelijk deel van de kennisbasis.
DOCUMENT
Waarom ontstaat antisociaal of crimineel gedrag? Allerlei sociale, psychologische én neurobiologische factoren blijken hierbij van belang. Neurobiologische kennis is in de praktijk vaak afwezig. Professionals in het zorg- of veiligheidsdomein zouden gebaat zijn bij een toegankelijke onderwijsmodule. Brainstorm biedt kennisclips met basiskennis over het ontstaan van antisociaal en crimineel gedrag, met extra aandacht voor neurobiologische factoren.Wat? De Brainstormmodule behandelt negen thema’s: drie basisthema’s over ontwikkelingscriminologie en zes neurobiologische thema’s. Binnen elk thema wordt in een kennisclip kort basiskennis samengevat. Links naar de kennisclips zijn hieronder te vinden. Met bijbehorende opdrachten (zie docentenhandleiding) kan deze kennis verder worden verdiept. Uitgangspunt van de module is het biopsychosociale perspectief: het wetenschappelijk model waarbij neurobiologische, psychologische en sociale factoren op elkaar inwerken. De kennisclips: 1. Wat is crimineel en antisociaal gedrag? 2. Psychische stoornissen en antisociaal gedrag 3. Hoe wordt iemand crimineel? 4. Ontwikkelingspaden van crimineel gedrag 5. Biopsychosociaal model 6. Hersenen en antisociaal gedrag 7. Puberbrein en antisociaal gedrag 8. Neuropsychologie en antisociaal gedrag 9. Fearlessness & sensation seeking 10. Hufters of helden 11. Genetica en antisociaal gedrag Voor wie? De Brainstormmodule is ontwikkeld voor professionals die zich bezighouden met antisociaal of crimineel gedrag in welke vorm dan ook (beleid, toezicht, interventie en preventie etc.). De module kan zowel bij hbo-bacheloropleidingen en post-initiële (master)opleidingen als voor professionals in-company, gebruikt worden. Ontwikkeling Brainstorm Brainstorm is ontwikkeld door dr. Evelien Platje en dr. Andrea Donker van het lectoraat Kennisanalyse Sociale Veiligheid en dr. Lucres Nauta-Jansen van het AmsterdamUMC. Zij hebben veel onderzoek- en onderwijservaring op het gebied van neurobiologie van antisociaal en crimineel gedrag. Brainstorm is het eindproduct van het ZonMW-project ‘Onbekend maakt Onbemind. Leren werken met neuropsychobiologische kennis van en met jongeren met antisociaal gedrag’, een samenwerkingsproject met het lectoraat Jeugd van de Christelijke Hogeschool Windesheim. De kennisclips zijn vormgegeven door Bureau Nauta. Voor de ontwikkeling van de kennisclips zijn er feedbackmomenten geweest met zowel studenten als docenten van de opleidingen Social Work, Integrale Veiligheidskunde en Sociaal Juridische Dienstverlening van Hogeschool Utrecht.
MKB-fysiotherapeuten brengen tijdens het eerste consult de cliënt in kaart en bouwen een relatie op met de cliënt. Voor mensen met een chronische aandoening is deze cliënt-therapeut relatie belangrijk omdat deze voorspellend is voor therapietrouw, het effect van de behandeling en, op de langere duur, de gezondheid van de cliënt en therapeut. Cliënten met chronische klachten vinden het lastig de eigen gedachten over klachten over te brengen aan de therapeut. Als de cliënt daarnaast ook moeite heeft met het begrijpen van de vragen en informatie van de therapeut kan dat leiden tot het gevoel niet begrepen te worden. Als bovendien de therapeut deze beperkte gezondheidsvaardigheden niet herkent kan dit leiden tot een onvolledig biopsychosociaal beeld van de cliënt, onvrede over de communicatie en keuze van de behandeling. MKB-fysiotherapeuten geven aan beperkte gezondheidsvaardigheden tijdens de eerste ontmoeting niet te herkennen en missen communicatiestrategieën en middelen ter verbetering van de communicatie. Bekende communicatiestrategieën en middelen zijn vooral onderzocht in de medische setting en niet direct toepas-baar in de fysiotherapeutische context. MKB-fysiotherapeuten vragen dan ook hulp bij het ontwikkelen van nieuwe- en door ontwikkelen van bestaande communicatiestrategieën en middelen specifiek voor de fysiotherapeutische context ter ondersteuning van de communicatie bij cliënten met een chronische aandoening en beperkte gezondheidsvaardigheden. Dit onderzoek volgt de stappen van intervention mapping vanuit de unieke fysiotherapeutische situatie met een vaste kerngroep MKB-fysiotherapeuten, cliënten met een chronische aandoening en beperkte gezondheidsvaardigheden, docent-onderzoekers en designers. Er is behoefte aan patiëntgerichte com-municatiestrategieën en middelen met als doel deze te evalueren en te implementeren(stap 1-2), Tijdens de ontwerpfase zullen bestaande communicatiestrategieën en middelen worden aangepast voor de fysio-therapeutische context en eventueel nieuwe strategieën en middelen ontwikkeld worden in 3 design-cycli(stap 3-5). Implementatie vindt plaats binnen onderwijs en MKB-fysiotherapeuten waarbij de haalbaarheid wordt geëvalueerd middels een feasibility study(stap 6).
Een derde van de Nederlanders heeft beperkte gezondheidsvaardigheden. Mensen met chronische aandoeningen komen in de eerstelijns fysiotherapiepraktijk. Het is lastig voor mensen met een chronische aandoening om de eigen gedachten over klachten over te brengen aan de fysiotherapeut. Als bovendien de fysiotherapeut de beperkte gezondheidsvaardigheden niet herkent kan dit leiden tot een onvolledig biopsychosociaal beeld van de cliënt, onvrede over de communicatie en de keuze van de behandeling. Eerstelijns fysiotherapeuten vragen hulp bij het gesprek tijdens het eerste consult met cliënten met chronische aandoeningen en beperkte gezondheidsvaardigheden.