Aandeel van buitenlandse bedrijven in de economie van Oost-Nederland. Short paper voor het congres Vitale Regio’s. Deze short paper geeft de resultaten weer van een eerste meting naar het effect van buitenlandse ondernemingen op de economie van Oost-Nederland. Het onderzoek is uitgevoerd op basis van een vraag van de ontwikkelingsmaatschappij voor Oost-Nederland, Oost NV. Voor het onderzoek is een database van 811 buitenlandse ondernemingen samengesteld op basis van het regionaliseren, corrigeren en aanvullen van een landelijke beschikbare gegevens. De impact is onderzocht op basis van een vergelijking op basis van 5 beschikbare indicatoren. Daaruit blijkt dat de economische betekenis van buitenlandse bedrijven in Oost-Nederland relatief klein is. Op basis van een ‘fair share’ berekening is het aandeel van buitenlandse bedrijven in Oost-Nederland ongeveer 45% te laag en het aantal arbeidsplaatsen van buitenlandse bedrijven zelfs 61%.
MULTIFILE
Dit rapport verschaft inzicht in de vraag waarom de internationalisering van het noordelijk MKB achterblijft bij de rest van het land en bevat aanbevelingen op basis waarvan de regionale overheden en kennisinstellingen hun beleid om deze achterstand op te heffen effectiever kunnen maken. Export is een belangrijke pijler van de noordelijke economie. Belangrijke sectoren zijn energie, de chemie- en kunststofindustrie, landbouw, agrifood, de machine- en elektrotechnische industrie en industriële materialen. De directe export van zowel het noordelijk bedrijfsleven als geheel als van het noordelijk MKB in het bijzonder blijft echter achter bij de rest van het land. Het noordelijk bedrijfsleven blijkt vooral als toeleverancier voor exporterende bedrijven in andere delen van het land tefungeren. Het aandeel van het Noorden in de nationale export is namelijk op basis van de ketenbenadering ruim twee keer zo groot als op basis van de afzetwaarde. Duitsland is het belangrijkste afzetland voor de directe export maar opvallend is dat het gewicht van Duitsland voor Groningen en Drenthe veel geringer is dan voor de overige aan dit land grenzende provincies.Export is belangrijk voor de economie van Noord-Nederland omdat exporterendebedrijven in vergelijking met niet-exporterende bedrijven productiever en innovatiever zijn en daarmee een grote (potentiële) bijdrage aan de economische groei en de groei van de werkgelegenheid leveren. Stimulering van internationalisering helpt het Noorden dus de economische achterstand ten opzichte van de rest van het land in te lopen. De uitgangspositie van het Noorden is echter ongunstig. Vanwege de geringe omvang van de bevolking is de diversiteit van het bedrijfsleven gering en zijn er weinig grote bedrijven envestigingen van buitenlandse bedrijven. Dit bemoeilijkt voor de noordelijke MKB-bedrijven netwerkvorming om technische en internationale marktinnovatie tot stand te brengen. In de tweede plaats steekt de kwaliteit van de fysieke en kennisinfrastructuur ongunstig af bij de rest van het land.De internationale handelstheorie laat zien dat buitenlandse handel veel moeilijker te realiseren is dan binnenlandse handel vanwege de institutionele verschillen tussen landen op regulatief, cognitief en normatief gebied. Bedrijven moeten over kennis over die verschillen beschikken om succesvol op buitenlandse markten te kunnen opereren. Er zijn twee belangrijke theoretische benaderingen van het internationaliseringsproces van ondernemingen. Volgens het fasemodel verwerft een bedrijf in de loop van de tijd steeds meer kennis en ervaring waardoor het in staat is institutioneel steeds verder verwijderdemarkten te veroveren. Volgens het netwerkmodel verwerft de ondernemer de benodigde kennis en ervaring via partners in internationale netwerken. Deze twee benaderingen lijken elkaar voor het MKB aan te vullen. Vanwege het gebrek aan interne hulpbronnen moeten MKB-bedrijven in het begin van hun internationaliseringsproces gebruik maken van de hulpbronnen van hun netwerkpartners en bouwen zij hun internationale positie vervolgens steeds meer op eigen kracht uit.Noordelijke MKB-bedrijven blijken inderdaad institutionele verschillen en gebrek aan interne hulpbronnen als de belangrijkste obstakels voor internationalisering te zien. Op basis van de relatief lage innovatiegraad en het gesignaleerde obstakel van concurrentie op buitenlandse markten lijkt gebrek aan bedrijfsspecifiek concurrentievoordeel ook deels de moeizame internationalisering van het noordelijk MKB te verklaren. Dit zou te makenkunnen hebben met een gebrek aan ambitie bij het noordelijk MKB. Kernpunt is dat het noordelijk MKB de mogelijkheden van participatie in voor internationalisering en innovatie relevante netwerken onderbenut.De ongunstige uitgangspositie van het noordelijk MKB maakt ondersteuning dooroverheid en kennisinstellingen bij internationalisering noodzakelijk. Deze ondersteuning gebeurt momenteel te versnipperd. Daarenboven is de aandacht bij zowel overheid als kennisinstellingen teveel gericht op internationalisering binnen de EU en op technische innovatie. De ondersteuning van het noordelijk MKB kan efficiënter en effectiever gemaakt worden door verbetering van de onderlinge afstemming tussen overheids- en kennisinstellingen, door meer aandacht te schenken aan opkomende economieën buiten de EU en door te benadrukken dat technische innovatie niet zonder marktinnovatie kan. Dit alles betekent dat de samenhang tussen technische en marktinnovatie zowel alsversterking van de internationale ambitie van het MKB belangrijke terreinen zijn voor vervolgonderzoek.
DOCUMENT
Op vrijdag 14 mei 2004 heeft de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk een internationaal symposium over 'Leiderschap en Diversiteit' georganiseerd. Het symposium handelde over de dynamiek van gender, nationale cultuur en etniciteit in moderne organisaties. Door de diversiteit van medewerkers, klanten en afzetmarkten worden nieuwe eisen gesteld aan de leidinggevende en is de bedrijfscultuur blijvend veranderd. Veel bedrijfsactiviteiten strekken zich uit tot buiten de landsgrenzen. Leidinggeven in of in samenwerking met bijvoorbeeld vestigingen in Zuid-Amerika of Aziatische landen vergt een andere leiderschapsstijl. Kennis van elkaars achtergronden, ofwel transcultureel inzicht, is nodig om optimaal te kunnen samenwerken. Internationaal gerenommeerde sprekers zijn ingegaan op: leiderschap in de Arabische wereld. leiderschap, gender en etniciteit. leiderschap en culturele dynamiek in organisaties. leiderschap en nationaliteit. Na de inleidingen van de gastsprekers werd in vier werkgroepen over deze thema's verder met de gastsprekers van gedachten gewisseld. Het symposium werd afgesloten met een gezamenlijke forumdiscussie en een borrel. Dit verslag is tevens het startsein voor verdere studie over het thema leiderschap en diversiteit binnen het HRM lectoraat. De leden van de HRM Kenniskring gaan verder onderzoek doen en hun kennis over dit thema overdragen in de dagelijkse onderwijspraktijk aan de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk.
DOCUMENT
Dit project richt zich op duurzame extractie en hergebruik van gadolinium (Gd), een zeldzaam aardmetaal dat onder andere wordt gebruikt in computerchips, maar ook in MRI-contrastmiddelen in de medische praktijk. Omdat waterzuiveringsinstallaties deze contrastmiddelen niet kunnen terugwinnen komt Gd via urine in het milieu terecht. De productie van Gd genereert grote hoeveelheden toxisch afval en CO2. Voor de verduurzaming van de chemische sector is het daarom essentieel nieuwe methoden te ontwikkelen om Gd te recyclen en te scheiden. Ons innovatieve proces maakt gebruik van het eiwit Lanmodulin, dat specifiek Gd bindt. Door Lanmodulin op een vaste drager te immobiliseren, kan het herbruikbaar worden ingezet om Gd direct uit urine te filteren. Na binding wordt Gd door een eenvoudige chemische behandeling losgekoppeld van het eiwit en gerecycled. Jaarlijks wordt in Nederland meer dan 500 kg Gd gebruikt in MRI-contrastvloeistoffen. Door Gd uit urine te filteren, kunnen ziekenhuizen hun milieubelasting en afvalproductie verminderen. Het teruggewonnen Gd kan vervolgens hergebruikt worden in verschillende toepassingen buiten het ziekenhuis. Gd extractie bespaart kosten en vermindert de afhankelijkheid van zeldzame aardmetalen van buitenlandse producenten. Het project is geïnspireerd door de Green Deal Duurzame Zorg, die streeft naar halvering van het grondstofverbruik in de zorg in 2030. Het doel van ons onderzoek is om een effectief en duurzaam Gd terugwinning proces te ontwikkelen voor praktijkgebruik. Dit nieuwe, schaalbare proces vormt een milieuvriendelijk systeem dat Gd extraheert voor hergebruik in de chemische industrie. De technologie biedt ook mogelijkheden om andere waardevolle zeldzame aardmetalen uit afvalstromen te winnen, wat bijdraagt aan een circulaire economie. Door recycling van kritieke grondstoffen verlagen we de milieu-impact van de medische sector en dragen we bij aan een duurzamere toekomst.
Dit onderzoek gaat over het verbeteren van de multidisciplinaire samenwerkingsvaardigheden van hbo-docenten. Binnen Hogeschool Rotterdam Business School worden er meerdere initiatieven ondernomen om uit te zoeken welke methode deze belangrijke vaardigheid kan helpen ontwikkelen en ook past binnen de hbo-onderwijspraktijk. De “geïntegreerde casemethode” is geïdentificeerd door docenten als de meest effectieve methode. Deze methode gaat een stap verder dan de huidige algemeen gebruikte Harvard business methode. Dit gaat langs drie lijnen van integratie: 1) het integreren van onderzoek, schrijven en doceren van een case: in plaats van het gebruik van bestaande en vaak dure Harvard cases, worden hbo-docenten getraind om zelf een organisatieprobleem te onderzoeken, een case te schrijven en te doceren; 2) het integreren van regionale cases in business curricula: in plaats van buitenlandse (vaak Amerikaanse business stijl) cases te gebruiken, worden hbo-docenten geholpen om real-life cases te schrijven van organisaties en bedrijven in de regionale omgeving van de hogeschool; 3) het integreren van beroepspraktijk in onderwijspraktijk: aanvullend op behandeling van casestudies in theorie, worden bedrijven betrokken in de onderwijspraktijk. Studenten houden interviews met CEO’s/managers, voeren veldonderzoek uit in het bedrijf. Het bedrijf geeft feedback en beoordeelt eindresultaten. Deze methode is uitgeprobeerd door acht docenten van vier verschillende opleidingen tussen 2016-2018. Deze multidisciplinaire samenwerking leidde tot een succesvolle Engelstalige minor “Business Pressure Cooker” en “de Rotterdam International Case Competition”. Om dit succes te vergroten en een breder draagvlak te krijgen voor de geïntegreerde casemethode, is een methodiek nodig. Hierin kunnen meerdere docenten van verschillende opleidingen worden getraind. Het gewenste resultaat is dat a) docenten handvatten krijgen om de casemethode professioneler toe te passen in hun onderwijspraktijk; b) een kennisnetwerk ontwikkelen waardoor docenten van diverse opleidingen hun kennis/ervaring kunnen uitwisselen, kracht bundelen om case-based onderwijsonderdeel gezamenlijk uit te ontwikkelen.
Meer beweiding en een betere benutting van gras draagt bij aan meer biodiversiteit, een goed inkomen voor de boer, minder ammoniakemissie en het sluiten van kringlopen. Het beheer van grasland is echter ingewikkeld geworden door de complexiteit van de verschillende wensen. Vanuit deze achtergrond is het project “Kennis voor grasland en beweiding” ontstaan. De onderzoeksvraag is: hoe kunnen graslanden optimaal beheerd en benut worden om waarde te creëren voor de grazers, de ondernemer én de maatschappij? Een consortium bestaande uit groene hbo’s, groene mbo’s, melkveehouders, een keten van melkveehouders en zuivel, een adviesbureau en buitenlandse onderzoeksinstellingen gaat zich gedurende twee schooljaren richten op deze vraag (september 2022 – augustus 2024). Met dit consortium is er aansluiting op een breed netwerk van relevante stakeholders en via de studenten en leerlingen van de hbo's en mbo’s is er ook direct contact met de toekomstige generatie van bedrijfsopvolgers en adviseurs. Het project ondersteunt veehouders bij de diverse ecologische, economische en maatschappelijke wensen die samenhangen met grasland. Er worden vier sporen gevolgd: technische kennis, mind-set, tools en training/scholing. Deze zijn uitgewerkt in vier werkpakketten, met de volgende doelen: i) inzicht in de invloed van graslandmanagement op relevante functies van grasland én het aangeven van handelingsperspectief voor veehouders, ii) begrijpen wat (huidige en toekomstige) veehouders beweegt, identificeren van belemmeringen bij gebruik van grasland en beweiding, inzicht in de sociale omgeving van bedrijven met grasland en identificeren van oplossingsrichtingen, iii) ontwikkelen van een set aan tools die de melkveehouder op het eigen bedrijf praktische ondersteuning bieden in het graslandmanagement om tot een betere benutting van grasland en beweiding te komen, en iv) ondersteunen van graslandmanagement en beweiding door training en scholing van (toekomstige) gebruikers. Met de kennis uit dit project kunnen handelingsperspectieven aan huidige en toekomstige veehouders gegeven worden.