Eén van de zeven pijlers van de Vensterschool is “binnen- en buitenschoolse activiteiten”. Daarin trachten Vensterschoolpartners een aanbod te bieden dat op elkaar is afgestemd en samenhang vertoont. Dit lijkt vaak (nog) niet het geval, wat o.a. te maken heeft met het feit dat het aanbod onvoldoende in samenspraak wordt ontwikkeld. Pas wanneer de betrokkenen professionals ten diepste overtuigd zijn van de doelen van de verbinding tussen binnen- en buitenschools leren, zullen zij de voetangels en klemmen die met die verbinding gepaard gaan uit de weg willen en kunnen ruimen. De fundamentele vraag is WAAROM en vooral WAARTOE?De overwegingen en drijfveren van het project zijn: Betekenisvol leren beklijft bij kinderen beter dan puur schools leren. Talentenontwikkeling. We weten niet precies welke beroepen en functies we als maatschappij in de toekomst nodig hebben, maar we weten wel dat we mensen nodig hebben met creativiteit, die kritisch kunnen denken, samen kunnen werken en ondernemend zijn. Een school kan de volledige ‘Bildung’ van kinderen niet alleen aan. Een brede school is dan ook een school die beseft het niet alleen te kunnen.De werkgroep “binnen- en buitenschools leren” heeft als doelen geformuleerd;1. (Delen van) het buitenschoolse aanbod meer (dan nu het geval is) in samenhang te ontwikkelen met het binnenschoolse;2. (delen van) het buitenschoolse aanbod beter te laten aansluiten bij de (ontwikkelings)behoeften van de kinderen in de wijk op basis van wensen en ervaringen van professionals, ouders en kinderen zelf;3. verschillende groepen kinderen beter toe te leiden naar het naschoolse aanbod.De werkgroep heeft het volgende gerealiseerd: Een criterialijst t.b.v. de ontwikkeling van “ideale” geïntegreerde activiteiten. ‘Lente’, een geïntegreerde activiteit voor de onderbouw. Een “eigen” ruimte inrichten: een activiteit om aan te sluiten bij de leefwereld van bovenbouwkinderen. Kinderpersbureau: de activiteit is verbeterd op de activiteitenladder opgenomen en er is onderzoek gedaan naar de veronderstelde communicatie- en samenwerkingsproblemen. Een activiteit voor groep 5/6 op basis van een behoeftepeiling. Een activiteit (i.s.m. de werkgroep 10-14-jaar) waarbij kinderen aan de hand van zelf vervaardigde filmpjes bewust werden gemaakt van verschillende vormen van risicogedrag. Een korte promotiefilm over de werking van de ladder t.b.v. ouders die minder makkelijk zijn aan te spreken met schriftelijke voorlichting (via de ladder). Alle activiteiten zijn zowel wat betreft product als proces geëvalueerd en er is gekeken naar de continueringsmogelijkheden. Voor de ontwikkeling van binnen- en buitenschoolse activiteiten zijn succesfactoren geformuleerd.
DOCUMENT
Buitenschools leren is een breed begrip waar verschillende betekenissen aan worden toegekend; buitenschoolse activiteiten zijn hier een onderdeel van. In deze bijdrage wordt helderheid verschaft in het begrip buitenschools leren
DOCUMENT
Het verbinden van binnen- en buitenschools leren is een belangrijk onderwerp in brede scholen en integrale kindcentra. In deze bijdrage worden twee vragen beantwoord: wat zijn de resultaten van buiitenschoolse activiteiten op de ontwikkeling van kinderen? En welke lessen zijn daaruit te trekken? Ook wordt het begrip buitenschools leren uitgelegd.
DOCUMENT
Als hulpverlener en als docent is het belangrijk dat je op de hoogte bent van de laatste ontwikkelingen in je vakgebied. Het laatste decennium wordt veel aandacht besteed aan de wetenschappelijke onderbouwing van diverse beroepen in de gezondheidszorg, de zorg dient 'evidence based' te zijn. In dit artikel wordt geschetst wat de uitgangspunten van de opleidingen zijn en volgens welke methodiek de implementatie wordt aangepakt.
DOCUMENT
Evidence based practise (EBP) is de laatste jaren een veel besproken onderwerp in de paramedische beroepsgroepen. Het belang van het evidence based handelen in het dagelijkse methodisch handelen wordt steeds meer onderstreept. Het verwerven van evidence based vaardigheden bij studenten logopedie krijgt dan ook steeds meer een prominentere rol in het competentiegericht opleidingscurriculum. In dit artikel wordt beschreven wat onder EBP wordt verstaan en hoe de implementatie van het evidence based practise denken en handelen in het buitenschoolse leren van de opleiding logopedie Hogeschool Zuyd systematisch wordt aangepakt.
DOCUMENT
Herziene en uitgebreide versie van onderzoeksrapport naar de stand van zaken van buitenschools muziekonderwijs in de regio's Noord- en Oost-Nederland.
DOCUMENT
De integrerende studie presenteert de lessen die geleerd zijn uit het programma Pedagogische Kracht in de wijk, dat is uitgevoerd tussen 2008 en 2010 in een vensterschool in een van de 40 krachtwijken in de gemeente Groningen. Het programma bestond uit verschillende deelprojecten: voor- en vroegschoolse educatie, binnen – en buitenschools leren, ouderbetrokkenheid, leefwereld van 10-14jarigen, de ontwikkeling van een gedragen pedagogische visie en een onderzoek naar de aard en mate van de interprofessionele samenwerking in de vensterschool. In deze studie worden de inzichten samengebracht in drie geleerde lessen: Triple S (Small, smart and Social). Deze lessen gaan over de kwaliteit van de organisatie (small), de kwaliteit van de uitvoering (smart) en de kwaliteit van de relaties (social).
DOCUMENT
In dit artikel probeert de auteur bijeen te brengen in welke richting kunstonderwijs binnenschools en buitenschools zich momenteel aan het ontwikkelen is. Hij zal daarbij zicht geven op benaderingen die de kwaliteit van kunsteducatie kunnen verhogen door het geheel meer samenhang te geven.
DOCUMENT
Het doel van dit onderzoek was: Inzicht geven in het effect van de inzet in de pilots op kwantiteit en kwaliteit van het “dagarrangement sport en bewegen” binnen de betrokken scholen, en in de tevredenheid en ervaring van betrokken scholen en leerlingen hierbij. Op basis hiervan zijn drie onderzoeksvragen gesteld, die achtereenvolgens zullen worden beantwoord. 1. Wat is de invloed van de pilotprojecten op de kwantiteit (het aanbod) en de kwaliteit van het bewegingsonderwijs op de betrokken scholen? Het aantal gymlessen per week dat gegeven wordt door de vakdocent is op alle scholen uit de pilot toegenomen (met uitzondering van ’t Kompas, waar al twee lessen per week verzorgd werden door de vakdocent). Op drie van de acht gevolgde scholen worden nu twee gymlessen per week verzorgd door de vakdocent. Op de overige scholen is dat één dag per week, krijgen slechts één of enkele klassen twee lessen per week gym van de vakdocent. Volgens zowel leerlingen als betrokkenen uit de scholen is de kwaliteit van het bewegingsonderwijs verbeterd sinds de pilot: de leerlingen beoordelen de kwaliteit van de gymlessen gegeven door de vakdocent hoger (leukere en betere lessen), er worden meer verschillende activiteiten aangeboden in de gymlessen en de gymles wordt als leerzamer ervaren. Bovendien zijn er in de gymles die gegeven wordt door de vakdocent minder leerlijnen die niet aan bod komen dan in de gymles gegeven door de groepsleerkracht. 2. Wat is het effect van de pilotprojecten op het aanbod (de kwantiteit) en de kwaliteit van het tussenschools en naschools sportaanbod? Met betrekking tot het tussenschools sportaanbod: de pauze met sportieve activiteiten is op het merendeel van de scholen gerealiseerd. Op de Wilster en de Huifkar vestiging Woltersum is dat (nog) niet het geval, op de Fontein wordt hiermee gestart na de meivakantie. 82% van de bevraagde kinderen heeft één of meerdere keren deelgenomen aan het de pauze met sportieve activiteiten. 40% zegt in zo’n pauze meer te bewegen en 40% zegt dat dit soms het geval is. De meting met de stappentellers laat niet zien dat er in een dergelijke pauze meer wordt bewogen, maar om dit duidelijker in kaart te brengen zou meer onderzoek moeten worden gedaan. Betrokkenen vanuit de scholen geven vooral aan dat de pauze met sportieve activiteiten leidt tot een leukere pauze, die leidt tot rustiger kinderen en minder ruzies op het schoolplein. Vooraf was wellicht niet altijd goed duidelijk wat er verstaan wordt onder een kwalitatief beter tussenschools sportaanbod. Eén van de vakdocenten merkt bijvoorbeeld op dat het doel van een sportieve pauze ook zou moeten zijn dat kinderen zelf beter leren om activiteiten op te zetten, uit te voeren en aan te passen, zodat dit ook buitenschools tot een actievere leefstijl leidt. Of dat ook het geval is, is nu niet duidelijk. In het naschools aanbod is tot op heden weinig veranderd als gevolg van de pilot. Wel geeft ruim 80% van de bevraagde kinderen aan dat de vakdocent hen soms of regelmatig wijst op naschools sportaanbod. 3. Welke succes- en faalfactoren spelen een rol bij het aanbieden van een dagarrangement sport- en bewegen op scholen in het primair onderwijs? Hoewel het aanbieden van een dagarrangement sport en bewegen op de scholen op verreweg de meeste scholen nog een brug te ver is, zijn de doelstellingen op het gebied van de kwaliteit van het bewegingsonderwijs en het tussenschools aanbod redelijk behaald. Op plekken waar het aanbieden van een dagarrangement sport en bewegen wel lijkt te lukken, is dat vaak als gevolg van een structuur die er al ligt: in Groningen bijvoorbeeld vanuit BSlim en op een andere school verzorgt de vakdocent ook het naschools aanbod. Een belangrijke factor die een rol heeft gespeeld in de pilot is de snelle termijn waarmee één en ander is opgezet. Hoewel overal verkennende gesprekken zijn gevoerd en men unaniem enthousiast aan de slag is gegaan, waren de doelstellingen vooraf niet bij alle betrokkenen helemaal duidelijk, of hebben die bij aanvang minder prioriteit gehad. De doelstelling ‘verhoging kwaliteit bewegingsonderwijs door inzet van de vakdocent’ is door alle betrokkenen erkend en overal ook wel gerealiseerd. Voor de andere doelstellingen geldt dat er mogelijk te weinig tijd is geweest om bij alle betrokkenen draagvlak te creëren (bijvoorbeeld voor het ondersteunen van groepsleerkrachten bij hun professionalisering in het bewegingsonderwijs). De context op de verschillende scholen (bv. samenwerking met naschools sportaanbod, aanwezigheid groepsleerkrachten tijdens de gymlessen, de opzet van de tussen de middag opvang) is gedurende de looptijd van de pilot langzamerhand duidelijk geworden. Hierop wordt door de betrokkenen zo goed mogelijk maatwerk gecreëerd.
DOCUMENT
DOCUMENT