© 2025 SURF
Buitenschools leren is een breed begrip waar verschillende betekenissen aan worden toegekend; buitenschoolse activiteiten zijn hier een onderdeel van. In deze bijdrage wordt helderheid verschaft in het begrip buitenschools leren
DOCUMENT
Wie of welke doelgroepen hebben welke leerbehoefte, ofwel wat is de leervraag?-wie is de leerling, wie de leraar en wat is het leerdoel van de leerstof in het educatief programma?-hoe ziet een programma er uit dat wervend is en de leerling in contact brengt met de kernwaarden van de stichting?-hoe is het programma eenvoudig te beginnen en op den duur uit te breiden? Vanuit welke maatschappelijke wens of noodzaak is er een reden tot het ontwikkelen van een educatief programma voor maatschappelijke doelgroepen Welke rol zou de stichting IJssellandschap moeten of kunnen spelen in een educatief programma-wie zijn partners in een educatief programma?-welke financiële, organisatorische en overige middelen zijn nodig om een start te kunnen maken met het programma?-welke stap of stappen kan de stichting zetten en met wie voert ze dit uit. Deze vragen werden tijdens de besprekingen van de klankbordgroep nog uitgebreid met de vraag: welke organisatorische vormen, bij samenwerking, zijn geschikt om te zorgen dat de stichting invloed kan (blijven) uitoefenen op doelstelling en inhoud van educatie.
MULTIFILE
Since 2000, all Dutch Universities of Professional Education are confronted with three major renewals. The first was the European agreement to implement the Bachelor-Master system in Higher Education. The second was the strong tendence to renew eduction towards Competence Based Education. The third renewal came from the decision of the ministery of Education to contract lectures (lectoren) and research networks (kenniskringen) to improve research competences among students. Basic idea behind the latest renewal was that if students from Universities of Professional Education bring in more knowledge in companies, during and after their study, this will stimulate the innovative power of Dutch small and medium enterprices (SME’s). Educational developers have been very bussy with these renewals. Under the cloak of national assurance guidelines and external panels of inspection many educational developers automatically tended to use the instrumental paradigm for many design contexts. In accordance with the research of Gustafson (1993) and Richey (1993) we raised questions about the relevance of the instrumental paradigm for educational design contexts, because often the means-end thinking of the instrumental approach have seemed to be out of place. This research project by Lappia, De Boer & Van Rennes took place in 2006 at INHOLLAND university of professional education in the western part of The Netherlands with four pilots at School of Technology, Social Work, Education and Economics. The researchers started from the assumption that improving competence-based internships could not been based on an instrumental paradigma, because of the lack of absolute standards and the need to support deliberation among stakeholders. The Design Science Approach of Van Aken (2004) and Andriessen (2004) was been used to reveal field-tested and grounded technological rules as design specifications for improvement tools. Beside that the research project used the communicative paradigm (Visscher-Voerman & Gustafson, 2004) to reach consensus among the practitioners, who accompanion students during their internships in organisations in order to achieve a growth of competences in the choosen working field. Participants in the research project were employees of the School of Education, The School of Technology and the School of Economics, the department of Education, Quality, Research and development (OKR). Conditions for participating in the project were that the Schools recognized the problems with implementing Competence Based Internship and the School had to set the employees whe participated in the project free for half a day during the project. The Schools as stakeholders in the project were primary interested in solution of their practical problem (practical stream). The department of Education, Quality, Research and development was interested in solution of the pratical problem for dissemination reasons, but would also learn new strategies for implementation (knowledge stream). Therefore was choosen to follow the Design Science Research Approach.
DOCUMENT
Het onderzoek behandelt informeel leren in coöperatieve kunstpraktijken. Het beschrijft hoe kunstenaars en gedreven amateurs samenkomen, cultuur produceren en daarmee vorm en inhoud geven aan hun eigen publieke leven. De kunstpraktijken van deze "gemeenschappen van creatieve burgers" vormen op verschillende manieren een interruptie van de gewoontes van doen, denken en betekenis geven van onze formele samenleving die gebaseerd is op economisch functionalisme, technologische logica en de medialisering van publieke relaties. De interrupties dagen uit tot het verder bevragen van deze gewoontes en het ontwikkelen van een alternatief handelingsrepertoire dat uitgaat van subjectieve relaties tussen mensen, dingen en de wereld. Bovendien bieden deze interrupties de betrokkenen de gelegenheid om zichzelf als subject publiekelijk te manifesteren, daarmee ook zichzelf ter discussie te stellen en uiteindelijk daarvan te leren.De dissertatie opent met een oriënterende literatuurstudie naar de macht van de verbeelding, de manier waarop aan kunst ontwikkelingskracht wordt toe geschreven en de rol die drama, symboliek en esthetiek spelen in onze huidige westerse samenleving. Vervolgens wordt gekeken naar de manier waarop wij kunst kunnen begrijpen als een sociale praktijk die menselijke groei en ontwikkeling teweeg kan brengen. Na een methodologische verantwoording volgt een verslag van een drietal casussen van door kunstenaars geïnitieerde informeel lerende en cultuur producerende gemeenschappen. De sociale settings van deze casussen worden geanalyseerd aan de hand van hun sociologische kenmerken en vervolgens door een pedagogisch theoretische lens bekeken. Het proefschrift sluit af met een advies voor kunstenaars, kennisinstellingen en bestuurders die de ontwikkelingskracht van kunst willen bevorderen.
DOCUMENT
Eén van de zeven pijlers van de Vensterschool is “binnen- en buitenschoolse activiteiten”. Daarin trachten Vensterschoolpartners een aanbod te bieden dat op elkaar is afgestemd en samenhang vertoont. Dit lijkt vaak (nog) niet het geval, wat o.a. te maken heeft met het feit dat het aanbod onvoldoende in samenspraak wordt ontwikkeld. Pas wanneer de betrokkenen professionals ten diepste overtuigd zijn van de doelen van de verbinding tussen binnen- en buitenschools leren, zullen zij de voetangels en klemmen die met die verbinding gepaard gaan uit de weg willen en kunnen ruimen. De fundamentele vraag is WAAROM en vooral WAARTOE?De overwegingen en drijfveren van het project zijn: Betekenisvol leren beklijft bij kinderen beter dan puur schools leren. Talentenontwikkeling. We weten niet precies welke beroepen en functies we als maatschappij in de toekomst nodig hebben, maar we weten wel dat we mensen nodig hebben met creativiteit, die kritisch kunnen denken, samen kunnen werken en ondernemend zijn. Een school kan de volledige ‘Bildung’ van kinderen niet alleen aan. Een brede school is dan ook een school die beseft het niet alleen te kunnen.De werkgroep “binnen- en buitenschools leren” heeft als doelen geformuleerd;1. (Delen van) het buitenschoolse aanbod meer (dan nu het geval is) in samenhang te ontwikkelen met het binnenschoolse;2. (delen van) het buitenschoolse aanbod beter te laten aansluiten bij de (ontwikkelings)behoeften van de kinderen in de wijk op basis van wensen en ervaringen van professionals, ouders en kinderen zelf;3. verschillende groepen kinderen beter toe te leiden naar het naschoolse aanbod.De werkgroep heeft het volgende gerealiseerd: Een criterialijst t.b.v. de ontwikkeling van “ideale” geïntegreerde activiteiten. ‘Lente’, een geïntegreerde activiteit voor de onderbouw. Een “eigen” ruimte inrichten: een activiteit om aan te sluiten bij de leefwereld van bovenbouwkinderen. Kinderpersbureau: de activiteit is verbeterd op de activiteitenladder opgenomen en er is onderzoek gedaan naar de veronderstelde communicatie- en samenwerkingsproblemen. Een activiteit voor groep 5/6 op basis van een behoeftepeiling. Een activiteit (i.s.m. de werkgroep 10-14-jaar) waarbij kinderen aan de hand van zelf vervaardigde filmpjes bewust werden gemaakt van verschillende vormen van risicogedrag. Een korte promotiefilm over de werking van de ladder t.b.v. ouders die minder makkelijk zijn aan te spreken met schriftelijke voorlichting (via de ladder). Alle activiteiten zijn zowel wat betreft product als proces geëvalueerd en er is gekeken naar de continueringsmogelijkheden. Voor de ontwikkeling van binnen- en buitenschoolse activiteiten zijn succesfactoren geformuleerd.
DOCUMENT
Non-formal music education is the field of music education outside the regular school curriculum, and delivered by music teachers / music leaders other than the teacher in the classroom. The main body of this research consists of case studies in the Netherlands. In addition there is a number of case studies in other European countries.
DOCUMENT
Ontwikkelingen in de maatschappij, in het bijzonder de ontwikkeling richting een kennismaatschappij, vereisen voor het onderwijs de ontwikkeling van een praktijkgericht en vraaggestuurd onderwijsmodel (Meijers, 2006). Studieloopbaanbegeleiding (slb), gericht op het realiseren van een loopbaangerichte leeromgeving waarin zelfsturing centraal staat, is in het hoger beroepsonderwijs (hbo) sectorbreed ontwikkeld en ingezet als een belangrijk middel hierbij. Landelijk, kwantitatief onderzoek (Kuijpers & Meijers, 2009) heeft laten zien dat het realiseren een dergelijke leeromgeving geen sinecure is. Middels nader kwalitatief onderzoek is inzicht verkregen in de manier waarop drie best practice academies invulling hebben gegeven aan slb. Uit de resultaten, samengevat in dit artikel, blijkt het belang van continu leren door studenten én docenten. In vervolg hierop hebben we literatuuronderzoek verricht naar het begrip 'collectief leren' als een belangrijke vorm van het leren van docenten. Met behulp van vragenlijstonderzoek zijn we nagegaan in welke mate hbo-docenten deze vorm van leren herkennen in hun dagelijkse praktijk. ABSTRACT Developments in society, in particular the development towards a knowledge economy, require educational institutes to develop an educational model that is both practice- and inquiry-based (Meijers, 2006). In order to support this process, Career Guidance, aimed at creating a career-oriented learning environment where students have a say in their own learning processes, is widely introduced in the higher vocational education sector. However, results from national, quantitative research (Kuijpers & Meijers, 2009) have shown that it is difficult to realize such learning environment. In a follow-up qualitative study we gained insight in the way three 'best practice' academies, as identified in the study by Kuijpers and Meijers (2009), have successfully developed and organized their Career Guidance program. Results, summarized in the current article, point to the importance of continuous learning by both students and teachers. Sequel to this study we have performed a review of relevant literature in order to explore the concept 'collective learning' as an important form of teacher learning. By means of a questionnaire we have verified the extent to which teachers in higher vocational education teacher teams recognize this type of learning in their daily work practice.
DOCUMENT
In 2025-2026 zal er een landelijke peiling plaatsvinden naar kennis en vaardigheden en het onderwijsleerproces bij Engels in het basisonderwijs. Hierbij wordt zowel het huidige niveau van de Engelse taalvaardigheid aan het einde van groep 8 - wat kennen en kunnen leerlingen op het gebied van Engels - alsmede de kwaliteit van het onderwijsleerproces in kaart gebracht. Het betreft een brede peiling in het reguliere basisonderwijs in Nederland, het speciaal (basis)onderwijs maakt geen onderdeel uit van deze peiling. Ter voorbereiding op de aankomende peiling (Peil.Engels einde basisonderwijs) is in opdracht van de Inspectie van het Onderwijs en het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) een literatuurstudie uitgevoerd naar evidentie uit nationaal en internationaal onderzoek over kenmerken van effectief onderwijs op het gebied van Engels in het basisonderwijs. Het doel van deze literatuurstudie is om een overzicht te geven van factoren die bijdragen aan de ontwikkeling van de Engelse taalvaardigheid van basisschoolleerlingen. Het gaat hierbij zowel om het inzichtelijk maken van domeinspecifieke kenmerken van goed vreemdetalenonderwijs, als om meer algemene kenmerken van goed (taal)onderwijs op het niveau van de leerkracht, het curriculum en het schoolbeleid. Denk hierbij aan algemeen pedagogische kwaliteiten van leerkrachten en/of taaldocenten en kenmerken van effectief taalbeleid als randvoorwaarden voor goed onderwijs in het schoolvak Engels. Daarnaast brengen we een aantal leerling- en buitenschoolse kenmerken in kaart die potentieel invloed hebben op de taalvaardigheidsontwikkeling in een schoolse context. Deze literatuurstudie is een aanvulling op de domeinbeschrijving ten behoeve van Peil.Engels einde basisonderwijs zoals opgesteld door SLO (Moonen, 2023). Deze domeinbeschrijving beschrijft de wettelijke kaders van het beoogde curriculum voor Engels in het basisonderwijs. Dit richt zich op de kerndoelen oftewel aanbodsdoelen: wat leerkrachten moeten aanbieden in hun onderwijs Engels en wat leerlingen moeten kennen en kunnen op het gebied van Engelse taalvaardigheden aan het einde van het basisonderwijs. In de domeinbeschrijving is daarnaast ook aandacht voor de uitvoering van dit curriculum, dus de manier waarop het onderwijs Engels in de praktijk vaak vorm krijgt. De uitkomsten van deze literatuurstudie bieden concrete aanknopingspunten voor aspecten van het Engels onderwijs waarop scholen, leerkrachten en leerlingen bevraagd kunnen worden in het peilingsonderzoek. Denk hierbij aan de positionering van het (schoolvak) Engels in het curriculum, de startleeftijd waarop leerlingen Engels krijgen aangeboden en het hanteren van een communicatieve aanpak. Daarnaast beogen we met dit literatuuronderzoek naar de kenmerken van effectief onderwijs Engels in het basisonderwijs een bruikbaar kader te bieden voor de (door)ontwikkeling van vragenlijsten en observatie- en andere onderzoeksinstrumenten waarmee het huidige onderwijsleerproces voor het onderwijs Engels in het peilingsonderzoek in het basisonderwijs op een valide en transparante manier geëvalueerd kan vreemdetaworden.
DOCUMENT