Met duurzame warmtenetten is in Nederland nog weinig ervaring opgedaan terwijl ze wel een belangrijke rol kunnen spelen in de overgang naar een aardgasvrij warmtesysteem. Bestaande warmtenetten zijn doorgaans top-down georganiseerd en hebben vaak een slechte reputatie; veel klanten zijn ontevreden over de prijzen, het gebrek aan keuzevrijheid en het ontbreken van transparantie. Betrokkenheid van eindgebruikers bij de ontwikkeling van nieuwe warmtenetten is essentieel en daarmee is in dit project ervaring opgedaan. Er zijn veel scenario’s denkbaar voor het ontwikkelen van een warmtenet, met verschillende consequenties voor de verschillende stakeholders. Binnen dit project is een methodiek ontwikkelt waarmee een betere inschatting kan worden gemaakt van de mogelijke scenario’s en de consequenties, waarbij de bewoners centraal staan. Deze methodiek is beproefd bij het warmtecollectief: ‘Buurtwarmte Paddepoel’ in Groningen. Deze methodiek is generiek en kan ook gebruikt worden bij andere warmtenetten.
DOCUMENT
In deze studie zijn vier scenario’s voor een aardgasvrije warmtevoorziening in de wijk Paddepoel doorgerekend: ‘all-electric’, ‘hybride’, ‘warmtenet’ en ‘waterstof’. In deze studie is een van de meest veelvoorkomende woningtypen in de wijk, een rijtjeswoning uit de jaren ’60 of ’70, als uitgangspunt genomen. Vervolgens zijn de investeringskosten, kostenbesparing, haalbaarheid, CO2-emissiereducties en kosteneffectiviteit (indicatoren) per scenario in kaart gebracht. Hierbij zijn varianten gemaakt die isolatie, zonnepanelen en subsidies wel of niet meerekenen.
DOCUMENT
Het doel van dit rapport is meer zicht te krijgen op de vraag in welke mateen hoe burgerinitiatieven rond collectieve warmtenetten erin slaagdenresultaat te boeken. Sinds enige jaren ontstaan steeds meer van dit soortinitiatieven in Nederland, in navolging van wind- en zonne-energiecoöperaties,en als aanvulling op commerciële warmtenetten. De centrale vraaghier is of en hoe de door warmtenet-burgerinitiatieven behaalde resultatensamenhangen met hun interne kracht en hun vermogen om de externesociale en andere omstandigheden te gebruiken of te mobiliseren. Metinterne kracht doelen we op een duidelijk doel, de organisatie, capaciteiten activiteiten van het burgerinitiatief. Met externe sociale omstandighedenbedoelen we drie elementen. Allereerst het naburige netwerk, dewijk en de participatievorm. Verder het externe publieke netwerk, oftewelde rol van de gemeente en andere semi-publieke organisaties. Entenslotte het private netwerk, de adviseurs, financiers, bedrijven en verwanteorganisaties. Tot materiële omstandigheden rekenen we de technologievan de gekozen energiebron en de bio-fysieke omgeving, zoalsde wijkstructuur, en de aanwezigheid van water of aardwarmte. Centraalstaat het Groningse project 050 Buurtwarmte in de wijk Paddepoel datvergeleken wordt met andere projecten die de laatste 5 jaar gestart zijn,in de Wageningse Benedenbuurt, de Haagse Vruchtenbuurt en hetAmsterdamse Ketelhuis/Wilhelmina Gasthuisterrein.
DOCUMENT
In dit onderzoek hebben we relevante sociale factoren voor de wijk Paddepoel Noord in Groningen in kaart gebracht. Dit hebben we gedaan aan de hand van een vragenlijst en aanvullend zijn er semigestructureerd interviews gehouden. Dit onderzoek vormt één van de cases in een breder project waarin meerdere cases bestudeerd worden. Het doel van dit bredere project is om, aan de hand van sociale factoren, inzicht te krijgen in de determinanten van succesvolle bewonersparticipatie op wijkniveau.
DOCUMENT
Voor u ligt de eindrapportage van het project Transforming Regions dat binnen het zogenaamde ESTRAC-project is uitgevoerd. ESTRAC staat voor Energy Transition Centre, een langlopend (2017-2021) publiek-private samenwerking tussen Rijksuniversiteit Groningen, Hanzehogeschool Groningen, TNO, New Energy Coalition (penvoerder) en (financierende) partners provincie Groningen, NAM, EBN, Gasunie en Gasterra. Doel van dit Transforming Regions onderzoek was om vanuit verschillende sectoren - industrie en gebouwde omgeving - kennis te ontwikkelen voor het terugdringen van de CO₂ uitstoot en het verduurzamen van onze samenleving op lokaal en regionaal niveau. Dit rapport gaat over het de gebouwde omgeving en richt zich met name op het ontwikkelen van benaderingen die de besluitvorming voor belanghebbenden ten aanzien van het lokale en regionale energiesysteem ondersteunen. Voor Transforming Regions verschijnt ook een rapport over de industrie.
DOCUMENT
This report is a deliverable of the ESTRAC “Case Studies Regional Energy Transition” project, commissioned and funded by the research institute Energy Systems Transition Centre (ESTRAC). ESTRAC is a joint initiative of knowledge and research institutes in the Netherlands – including TNO, ECN (since April 2018 part of TNO), University of Groningen, Hanze University of Applied Sciences, the New Energy Coalition (NEC) and, more recently, PBL – as well as associated partners including Gasunie, Gasterra, EBN and NAM. In addition to funding from the ESTRAC partners, the Case Studies Regional Energy Transition project has benefitted from funding by the Green Deal program of the Dutch government.
DOCUMENT
Community energy can be conceptualized as a social movement, which aims to develop a sustainable, democratic, and localist energy system. Community energy organizations often take the form of cooperatives and strive for a high level of participation at the neighborhood level. Recently, community energy initiatives took on the challenge to develop neighborhood heating projects, which are citizen-led and sustainable. District heating (DH) projects are characterized by costly investments, a substantial overhaul of local infrastructure, and large installations for heat production. Furthermore, specialized technical knowledge is needed for the design of DH-systems.In the Netherlands, we studied four cases where local energy cooperatives developed such citizen-led neighborhood heating projects. Our primary research question is what constitutes a citizen-led or citizen-supported DH-project? We focus on four themes: first, the internal organization of the CH-project; second its outreach to local citizens; third, the role of technical knowledge and technology choices; fourth, the changing role of municipalities in the local energy transition.We developed a theoretical framework that consists of three main networks: the internal network, constituted by the local energy initiative itself and its surrounding neighborhood; the external network, which is comprised of local and regional governments as well as private companies; and the material network, referring to technological and physical aspects.In the discussion, we situate our findings against a broader European background. We conclude that a democratic structure, transparency of decision making, and a high level of activities to involve the neighborhood are key success factors. Nevertheless, the development of a community DH-project is a time-consuming process that takes a high toll on the participants. We observed that the remunicipalization trend is emerging in the Netherlands. Regarding technology choices, we found that the DH-initiatives became quite knowledgeable on technical issues and stimulated the application of new technologies such as small-scale aquathermal energy. However, in some cases the choice for a low-cost solution led to concessions to the sustainability of the proposed solutions.
DOCUMENT