Background Little is known about the nature and reactions to sexual abuse of children with intellectual disability (ID). The aim was to fill this gap. Method Official reports of sexual abuse of children with ID in state care were examined (N = 128) and compared with children without ID (N = 48). Results Clear signs of penetration or genital touching by male (adolescent) peers or (step/foster) fathers were found in most ID reports. Victims often received residential care and disclosed themselves. Type of perpetrator seemed to affect the nature and reaction to the abuse. Cases of children with and without ID seemed to differ in location and reports to police. Conclusions Screening of (foster)homes seems crucial. Residential facilities should find a balance between independence of children and protection. Care providers should be trained in addressing sexual issues and sexual education, accounting for different types of perpetrators (peers/adults). Uniform reporting guidelines are needed.
Aanleiding Aanleiding van dit RAAK-PRO project is het toenemend aantal scheepsongevallen in met name de zuidelijke Noordzeeregio. Vaarroutes en knooppunten worden steeds drukker en de risico's op aanvaringen nemen toe. Ook wordt de Noordzee steeds vaker voor andere doeleinden gebruikt; denk aan windmolens, zandmotoren, kweek- en proefvelden, olie- en gaswinning en natuurgebieden. Daardoor wordt de open ruimte schaarser en worden scheepsroutes nog intensiever gebruikt. Met welke concrete oplossingen kan het aantal scheepsongevallen worden verlaagd? Doelstelling De doelstelling van dit project is te onderzoeken hoe de maritieme veiligheid in de Noordzee kan worden vergroot. Het projectteam ontwikkelt en realiseert innovatieve oplossingen voor het voorkomen van aanvaringen op de druk bevaren scheepsroutes in de Noordzee. Ze doen dit door praktijkgericht onderzoek uit te voeren. Dit onderzoek is gericht op het vergroten en verdiepen van kennis en kunde ten aanzien van scheepsongevallen en de mogelijkheden om deze te voorkomen. Het zal onder meer gaan om oplossingen op het gebied van nieuwe protocollen, modellen, ontwikkelde inzichten en innovatieve producten. In vier deelonderzoeken zal onderzoek worden gedaan naar; 1. oorzaken van scheepsongevallen en calamiteitenbestrijding; 2. routetopologie en verkeersmanagement; 3. technische eigenschappen vervoerseenheid; 4. maritieme informatievoorzieningen en augmented reality. Beoogde resultaten Het project zal een aantal concrete producten opleveren, zoals augmented-realityoplossingen en andere fysieke oplossingen die helpen ongevallen te voorkomen. De in dit project ontwikkelde kennis wordt gebundeld en concrete resultaten, die de veiligheid daadwerkelijk kunnen verbeteren, worden verankerd in het onderwijs en in de trainingen aan zowel studenten als de beroepspraktijk.
De toename van spoedeisende ambulancevragen legt een enorme druk op hbo-professionals in de ambulancezorg en de spoedzorgketen. Een op de vier ambulancezorgritten, die de meldkamer met spoedurgentie uitgeeft, resulteert in behandeling ter plaatse zonder vervoer naar de spoedeisende hulp (SEH). Behandeling ter plaatse kan plaats vinden op straat, in huis of overal waar de patiënt zich bevindt. Dit wordt in vaktermen ook wel ‘Eerste Hulp Geen Vervoer’ (EHGV) genoemd. EHGV-zorg leidt echter ook tot het hoogste percentage incidentmeldingen en calamiteiten, omdat patiënten met spoedeisende ingangsklachten achteraf soms toch een SEH-verwijzing en behandeling nodig hadden. In een aantal gevallen leidt EHGV-zorg zelfs tot ernstige schade of de dood. Ambulanceprofessionals voelen handelingsverlegenheid bij de risicotaxatie en besluitvorming ter plaatse zonder het vervoeren van de patiënt naar de SEH. Ze willen namelijk graag het juiste doen voor de patiënt, maar missen voor EHGV-zorg aanvullende competenties en handvatten. Niet voor niets staat EHGV op nummer één van de Landelijke Onderzoeksagenda Ambulancezorg 2014-2018. Ambulancezorgprofessionals hebben het lectoraat AIZ gevraagd hen te helpen om de risicotaxatie en besluitvorming bij patiënten met onwelwording en tijdelijk bewustzijnsverlies ter plaatse te verbeteren. Daarmee willen ze de patiëntveiligheid verhogen door onnodige verwijzing (en drukte) of vertraging in verwijzing naar de SEH te voorkomen. In dit project wordt ontwerpgericht onderzoek toegepast, waarbij we in vier fases toewerken naar de ontwikkeling van bruikbare evidence based criteria en passende innovatieve tools voor verbeterde risicotaxatie en besluitvorming voor EHGV-zorg. Het gaat daarbij bij om patiënten met klachten van onwelwording en tijdelijk bewustzijnsverlies. De HAN werkt samen met twee regionale ambulancevoorzieningen in Gelderland, V&VN Ambulancezorg en Ambulancezorg Nederland als consortiumpartners. Via het netwerk van Acute Zorgregio Oost en Zorgbelang Gelderland-Utrecht sluiten andere ketenpartners en patiëntvertegenwoordigers aan. Alle partners verspreiden ontwikkelde kennis en producten via hun netwerk.