AchtergrondKlimaatverandering leidt steeds vaker tot overschrijding van acceptatiegrenzenvoor neerslag, hitte en droogte. Het creëren van een klimaatbestendige inrichtingin samenwerking met bewoners is essentieel voor gemeenten en waterschappen.Bewoners voelen zich vaak betrokken bij de inrichting van hun straat, en richten hun tuin in op een manier die bij hun leefstijl past. In de 10 onderzochte wijken beslaan tuinen ongeveer 10 -40% van het stedelijk oppervlak.VraagarticulatieVoorafgaand aan het onderzoek bleek dat professionals van gemeenten enwaterschappen vooral behoefte aan inzicht hadden in:• Effecten van extreem weer op het niveau van wijken, straten en gebouwen;• Lokale ervaringen, beleving van extreem weer en gedrag van burgers;• Hoe burgers betrokken kunnen worden bij een klimaatbestendige inrichting van wijken en straten.Hoofdvraag en doelstellingHoe kunnen professionals van gemeenten en waterschappen met inzet van burgers klimaatadaptatie in stedelijk gebied in praktijk brengen? Het doel is om een praktisch toepasbare werkwijze te ontwikkelen voor ‘burgerparticipatie in klimaatadaptatie’.AanpakHet onderzoek is uitgevoerd in 10 living labs waarin is geëxperimenteerd met metingen, beleving en participatie ten behoeve van klimaatadaptatie op wijkniveau. Hierbij zijn verschillende benaderingen uit de burgerwetenschap toegepast. Professionals en bewoners hebben samen metingen uitgevoerd (participatieve monitoring), gegevens verzameld over fysieke en sociale kwetsbaarheid en op diverse manieren inzicht gecreëerd voor een lokale aanpak.Door middel van een vergelijkingskader zijn Living labs tijdens het proces vergeleken, bijgesteld en geëvalueerd.ResultaatHet onderzoek heeft geresulteerd in nieuwe kennis over meten, beleven en doenten aanzien van klimaatadaptie in de wijk. Dit biedt handvatten voor professionals van gemeenten en waterschappen om effectiever samen met inwoners te werken aan klimaatadaptatie. Door metingen in een variëteit aan wijken is nieuwe kennis ontwikkeld over de betekenis van de buitenruimte (groen en grijs) voor het hitteeilandeffect. Samen met inwoners is de bijdrage van woningtype en gedrag op hittestress gemeten. De ontwikkelde vragenlijst over beleving van klimaateffecten biedt publieke professionals een instrument voor inzicht op wijkniveau en intenties voor maatregelen. Klimaatadaptatie blijkt echter nog beperkt te leven onder inwoners en er is nog weinig bereidheid is om zelf initiatief te nemen. Bewoners ervaren weinig kennis en capaciteit inde wijk om dit vraagstuk zelf op te pakken. Bewoners hebben een voorkeur voor initiatief vanuit de gemeente, maar worden wel graag betrokken. Tegelijkertijd nemen inwoners wel andere relevante initiatieven die raken aan klimaatadaptatie, zoals vergroening en verduurzaming van de wijk en woning. Klimaatadaptatie kan dan ook in cocreatie met andere thema’s in de wijk worden opgepakt. Om klimaatadaptatie daar een goede plek in te geven ligt er nog een uitdaging voor professionals op het uitwerken van kaders en doelen en het stimuleren van een sociale norm om inwoners actief invulling aan klimaatadaptatie te laten geven. Metingen zoals uitgevoerd in het onderzoek bieden publieke professionals daarbij concrete resultaten om in gesprek te gaan over wat acceptabel is en wat voor maatregelen nodig en mogelijk zijn.
LINK
Uitgegeven dor QEAM (Verkenning op verzoek van Topsector Energie (Human Capital Agenda) en in opdracht van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Learning communities is als denkmodel verder ontwikkeld door de topsectoren om in een veranderende context (samenleving, technologie, arbeidsmarkt, etc.) een nieuw perspectief te geven op een ‘leven lang leren en ontwikkelen’. De gedachte achter learning communities is dat leren, werken en innoveren in onderlinge interactie plaatsvinden met betrokkenheid van alle relevante partijen. Hierdoor ontstaan mogelijkheden om niet alleen de noodzakelijke vorderingen te maken met opbouw van kennis, maar ook het grootschalig verspreiden van kennis en kunde – onder andere via het opleiden van professionals – te stimuleren.
Nederland wil in 2050 circulair zijn. Dat vraagt een ongekende transitie in de wijze waarop onze samenleving onderneemt, samenwerkt, denkt en doet.Stedelijke regio’s zijn de geijkte plek om een transitie naar een circulaire economie in gang te zetten door hun dichte concentratie van kennis, kapitaal, data en resources op een relatief klein oppervlak. De baten die deze transitie oplevert zullen vooral in deze regio’s merkbaar zijn: minder verspilling, luchtvervuiling en CO2-uitstoot, meer economische waarde en sociale impact.CirCollab richt zich op het versterken van interdisciplinair praktijkgericht onderzoek voor de circulaire transitie in de metropoolregio Amsterdam (MRA). De SPRONG-groep bestaat uit lectoraten verbonden aan Centre of Expertise City Net Zero en Center of Expertise Rechtvaardige Stad vanuit de faculteiten Techniek, Maatschappij en Recht, Business & Economie en Digitale Media & Creatieve Industrie (Hogeschool van Amsterdam); het Kenniscentrum Maatschappelijk Innovatie Flevoland (Hogeschool Windesheim); en de Academie van Bouwkunst (Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten).De SPRONG-groep combineert expertise vanuit het technologische, creatieve, economische en sociale domein en verricht praktijkgericht onderzoek naar ‘circulair denken en doen’, ‘circulair ondernemen’, ‘circulair menselijk kapitaal’ en ‘circulair samenwerken’ in relatie tot technische innovaties in twee waardeketens: de gebouwde omgeving en consumptiegoederen.De SPRONG-groep ontwikkelt, samen met actoren in de quadruple helix, een regionale infrastructuur voor inventariseren en prioriteren van onderzoeksbehoeften en het programmeren, opbouwen en uitwisselen van kennis. Hierbij worden kennis en ervaringen uit circulaire initiatieven, experimenten, onderzoek en onderwijs aan elkaar en aan fysieke experimenteerruimtes verbonden, om gezamenlijk van te leren, kennis te delen en op te schalen. Zo ontstaat een krachtige interdisciplinaire SPRONG-groep met de ambitie om het consortium uit te laten groeien tot dé regionale spil op het gebied van de circulaire transitie in grootstedelijke regio’s en een erkende (inter)nationale speler voor kennisuitwisseling en -opbouw op dit onderwerp.
MULTIFILE
Gemeente Deventer en Saxion willen een impuls geven aan hun onderlinge samenwerking. Op allerlei fronten wordt al samengewerkt, maar er is behoefte aan focus en verduurzaming van het partnership. Het doel is om samen van Deventer een aantrekkelijke onderwijs-en studentenstad te maken. Maar ook om de inzet van onderwijs- en onderzoekscapaciteit van Saxion te versterken ten behoeve van lokale vraagstukken. Hiervoor benutten we het interdisciplinaire SmartSolutionsSemester, het stadsLAB in Deventer en het Loket van Mogelijkheden in Deventer (zie bijlage 1). De focus ligt daarbij op de actuele thema’s Duurzaamheid (circulariteit & energietransitie), Gezondheid (welzijn, zorg & technologie) en ICT. We willen meer kennisinteractie op gang brengen, meer samenwerken en een hecht netwerk opbouwen: de City Deal Deventer. Ons doel is om studenten, docenten en lectoren van Saxion te betrekken bij lokale vraagstukken. Dat betekent eerst samen kennismaken en vervolgens samen kennis ontwikkelen, delen en toepassen. Hiervoor brengen we studenten, docenten en lectoren van Saxion in contact met de gemeente Deventer en de bij de vraagstukken betrokken bedrijven en instellingen. Tegelijkertijd kijken we naar initiatieven van burgers en hoe deze via het Loket van Mogelijkheden een stap verder geholpen kunnen worden. We brengen mensen thematisch samen en zorgen voor bestendiging van verbanden door deze te verankeren in onderwijs en onderzoek. Door de additionele inzet van een Fast Forward trainee als extra aanjager geven we een impuls. Door studenten, docenten en lectoren direct(er) te betrekken bij de uitdagingen van de regio Deventer dragen we bij aan het versterken van de kennispositie van Deventer. Dit maakt Deventer aantrekkelijk als vestigingsplaats voor bedrijven, als woon- en werkomgeving voor burgers en als leer- en onderzoeksomgeving voor studenten, docenten en lectoren. Zo kan Deventer zich blijven ontwikkelen als een aantrekkelijke en bruisende onderwijs– en studentenstad. Samen maken we kennis met en in Deventer!
In dit project wordt de sociale gezondheid, gericht op deelname aan zinvolle en sociale activiteiten (sociale participatie) van Turks-Nederlandse ouderen onderzocht. Een samenspel van meerdere factoren maakt dat de kwetsbaarheid van deze groep ouderen in de samenleving zorgwekkender is dan die van ouderen zonder migratieachtergrond. Met name Turks-Nederlandse ouderen voelen zich eenzaam door hun ongunstige gezondheid, sociaaleconomische status en lagere sociale participatie. Om deze groep te ondersteunen in hun sociale gezondheid, gaan we samen met Turks-Nederlandse ouderen en sleutelfiguren antwoord geven op de vraag: “Hoe ervaren Turks-Nederlandse ouderen hun sociale gezondheid en wat is er voor nodig om deze te verbeteren of te behouden vanuit het perspectief van de doelgroep zelf en sleutelfiguren binnen hun sociale netwerk en binnen de wijk waarin ze wonen?”. Met als doel om 1) inzicht te krijgen in de vraagstukken die er leven op het gebied van sociale gezondheid en 2) samen met de doelgroep en sleutelfiguren richtingen te vinden om de sociale gezondheid van Turk-Nederlandse ouderen te verbeteren. In het onderzoek wordt gebruik gemaakt van concept mapping, een methodiek om perspectieven en vraagstukken op het gebied van sociale gezondheid samen met leden van de doelgroep als co-onderzoekers in kaart te brengen. Vanaf het begin van het onderzoek wordt een beroep gedaan op aanwezige capaciteiten en vaardigheden van de doelgroep. Ook staat relatievorming centraal binnen de doelgroep én met sleutelfiguren in de wijk. Eindresultaten van deze postdoc zijn: artikelen in wetenschappelijke en vaktijdschriften, promotiefilm voor vervolgstappen, diverse kennisclips voor training en (vervolg)onderwijs (cultuursensitief werken, wijkgerichte aanpak en participatief onderzoek) en de start van een Community of Practice (CoP) bestaande uit een groep mensen (burgers, studenten, wijkprofessionals, docent- onderzoekers) die een gezamenlijke zorg of passie delen, van elkaar willen leren en interdisciplinair samenwerken aan doorlopende onderzoekslijnen die gerelateerd zijn aan vraagstukken van migrantenouderen in de wijk.
Dit voorstel richt zich op het achterhalen van de factoren die van belang zijn om zij-instromers eerder en beter te kunnen koppelen aan agrarische ondernemers zonder opvolger of aanbieders van land- en tuinbouwgronden. Hiervoor is zicht nodig op de ondersteunings-behoeftes van de diverse groep zij-instromers. Ook de verwachtingen en mogelijke ondersteuningsvragen van boeren zonder opvolger of grondaanbieders zijn daarbij van belang. Er wordt niet alleen naar de harde kanten - de economische en financiële afwegingen - maar ook naar de zachte kanten - sociaal-emotionele factoren en het opbouwen van relaties en netwerken - gekeken. Adviseurs, coaches en bestaande matchingsplatforms spelen daarbij een belangrijke rol. Ook financieringsmogelijkheden zijn van prominent belang. Immers er is in de agro-sector relatief veel kapitaal nodig om een beperkte verdiencapaciteit te realiseren. Al deze partijen zijn vertegenwoordigd in ons consortium. Met kwantitatieve en kwalitatieve methodieken worden ondersteuningsbehoeftes en bestaande aanbod in kaart gebracht. De ontbrekende aspecten worden geïdentificeerd met gebruikmaking van een gevalideerd model, deels bestaande vragenlijsten, interviewprotocollen en focusgroepen. Tevens zullen concrete voorstellen voor samenwerking en ondersteuning worden geformuleerd, zodat er - indien nodig- een aanvullend dienstenpakket kan worden samengesteld voor een toekomstig landelijk kennis- of praktijkcentrum voor agrarische bedrijfsopvolging. Uniek aan dit voorstel is dat vijf bestaande matchingsplatformen van agrarische en niet-agrarische origine met elkaar samenwerken: 1. “Boer zoekt boer” van NAJK 2. “Startersboerderij” van LTO-Noord 3. “Landgilde” van Land & Co 4. MKBase 5. Bedrijventekoop