Standard treatment for large burns is transplantation with meshed split skin autografts (SSGs). A disadvantage of this treatment is that healing is accompanied by scar formation. Application of autologous epidermal cells (keratinocytes and melanocytes) may be a suitable therapeutic alternative, since this may enhance wound closure and improve scar quality. A prospective, multicenter randomized clinical trial was performed in 40 adult patients with acute full thickness burns. On two comparable wound areas, conventional treatment with SSGs was compared to an experimental treatment consisting of SSGs in combination with cultured autologous epidermal cells (ECs) seeded in a collagen carrier. The primary outcome measure was wound closure after 5-7 days. Secondary outcomes were safety aspects and scar quality measured by graft take, scar score (POSAS), skin colorimeter (DermaSpectrometer) and elasticity (Cutometer). Wound epithelialization after 5-7 days was significantly better for the experimental treatment (71%) compared to the standard treatment (67%) (p = 0.034, Wilcoxon), whereas the take rates of the grafts were similar. No related adverse events were recorded. Scar quality was evaluated at 3 (n = 33) and 12 (n = 28) months. The POSAS of the observer after 3 and 12 months and of the patient after 12 months were significantly better for the experimental area. Improvements between 12% and 23% (p ≤ 0.010, Wilcoxon) were detected for redness, pigmentation, thickness, relief, and pliability. Melanin index at 3 and 12 months and erythema index at 12 months were closer to normal skin for the experimental treatment than for conventional treatment (p ≤ 0.025 paired samples t-test). Skin elasticity showed significantly higher elasticity (p = 0.030) in the experimental area at 3 months follow-up. We showed a safe application and significant improvements of wound healing and scar quality in burn patients after treatment with ECs versus SSGs only. The relevance of cultured autologous cells in treatment of extensive burns is supported by our current findings.
DOCUMENT
Samenvatting: zie publicatie
DOCUMENT
Kunstsocioloog Pascal Gielen verdedigt de hypothese dat de geglobaliseerde kunstwereld een ideaal terrein voor economische uitbuiting is. In de roes van de creative cities en de creatieve industrie omarmen overheden dit postfordistische werkmodel en sluiten zo naadloos aan bij de mondiale, neoliberale markteconomie. Gielen diept deze situatie uit en wil tegelijkertijd nieuwe alternatieven aanreiken, die de kunstwereld nodig heeft om haar eigen dynamiek en vrijheid te bewaren. Zijn zoektocht leidt hem naar plaatsen van gedeelde intimiteit en ‘slowability’ temidden van de hectische, globale flow van artistieke ontwikkelingen en trends. Deze derde editie is geheel herzien en bijgewerkt met Gielens meest recente inzichten in de politieke dimensies van kunst, autonomie en de relatie tussen kunst, ethiek en democratie.
DOCUMENT
Witwassen is de zuurstof van de misdaad. Het vormt een omvangrijk en ernstig maatschappelijk probleem. De geldbedragen die in het criminele circuit worden omgezet, zijn onvoorstelbaar groot en fungeren als de motor van de georganiseerde misdaad. De toegenomen globalisering, de voortschrijdende Europese integratie en de opkomst van nieuwe, online, financiële diensten bieden nieuwe kansen voor inventieve witwassers. Succesvolle witwasbestrijding ontmoedigt criminelen en zorgt ervoor dat misdaad niet loont. Hoewel de bestrijding de laatste jaren zowel nationaal als internationaal voortvarend wordt aangepakt, lijken de resultaten vooralsnog tegen te vallen. In dit artikel wordt ingegaan op de onderliggende oorzaken van de kennelijk magere resultaten van de huidige aanpak. Daarnaast wordt vooruitgekeken naar een meer effectieve en doelmatige benadering die gebaseerd op de consistente toepassing van de uitgangspunten van risicomanagement.
DOCUMENT
Het romantische beeld van de kunstenaar-bohemien, dat in de 19de eeuw werd geconcipieerd en aan de basis ligt van het autonome kunstenaarschap, heeft de laatste decennia zijn verbeeldingskracht verloren. Onderzoeksrapporten en boeken die ingaan op de beroepspraktijk van beeldend kunstenaars signaleren ‘cross-overs’ (Markusen, Gilmore e.a., 2006) of schetsen een beeld van de kunstenaar als ‘artiste pluriel’ (Bureau, Perrenoud, e.a., 2009). Dat kunstenaars hun artistieke praktijk vaak combineren met andere werkzaamheden zoals doceren of met een baantje in de horeca, is een oud gegeven. Aangezien slechts een kleine groep van zijn of haar beeldende werk kan leven, dienen andere inkomenstenbronnen te worden aangesproken. Wat nieuw zou zijn is echter dat kunstenaars vanaf het postindustriële tijdperk steeds vaker een alternatief beroepsinkomen vinden in de culturele en de creatieve industrie. Van belang is dat ze niet toevallig terecht komen in deze laatste, sterk groeiende bedrijfstak. Ze zouden daar worden aangesproken op hun artistieke en creatieve capaciteiten. De centrale hypothese van dit onderzoek luidt dan ook dat een microsociologisch fenomeen, met name de hybridisering van een beroepspraktijk, in de pas loopt met een macrosociologisch/economisch fenomeen, te weten de opkomst van de cultuur- en creatieve industrie
DOCUMENT
Onderzoek naar de achtergronden van de opkomst en ontwikkeling van free fight, kooivechten, ultimate fighting en andere vormen van No Holds Barred, inclusief een analyse van de beleidsproblemen die hiermee zijn verbonden en aanbevelingen over de regulering van deze ontwikkeling.
DOCUMENT
Om de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk en haar lectoren middels een boekje te presenteren, is daarom gekozen voor een typisch 'Haags' thema, namelijk 'burgerschap'; de ontwikkelingen, mogelijkheden, vraagstukken en oplossingen in de relatie tussen mensen en hun omgeving, hun overheid, in een grote stad als Den Haag. Alle lectoren is gevraagd een hoofdstuk te schrijven over dit thema. Het resultaat is bijeengebracht in deze bundel. De bijdragen zijn zeer uiteenlopend van karakter: variërend van columns of essays tot begripsmatige en theoretische beschouwingen of empirisch onderzoek. zij zijn geschreven als illustratie voor een breed publiek van datgene waarmee onze lectoren zich bezighouden: een illustratie, hoe sterk de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk in open verbinding staat met de ontwikkelingen in haar omgeving.
DOCUMENT
De kernvraag van dit lectoraat is: hoe is governance effectief te organiseren in deze complexe netwerken? In dit essay wordt allereerst de veranderende wereld, de context waarin governance plaatsvindt, beschreven. Daarna zal worden ingegaan op de veranderende governance systemen zelf. Gevolgd door een beschrijving van wat in het optiek van dit lectoraat de centrale spelers in die nieuwe governance systemen zijn: beleidsmakers. Het essay sluit af met de contouren van een onderzoeksagenda voor dit lectoraat.
DOCUMENT