Continuing physical therapy at home can be stressful, challenging and unmotivating, especially for children. Researchers and students from the Amsterdam University of Applied Sciences, Utrecht University, Eindhoven University of Technology, University of Twente and partners (Ijsfontein external link, Roessingh Rehabilitation Centre external link, Phillips Research external link) are researching how to design smart toys with self-adaptive play complexity to motivate children with cerebral palsy (CP) to continue hand therapy at home. The Magic Monster prototype was presented during the Dutch Design Week 2022 as a part of the Embassy of Health exhibition.
MULTIFILE
Het Europese project Sport Empowers Disabled Youth (SEDY) heeft als doel een bijdrage te leveren aan het verhogen van sportparticipatie van kinderen met een beperking door de sportwens en het aanbod beter bij elkaar te brengen. De sportparticipatie van kinderen met een beperking blijft achter bij hun leeftijdgenoten zonder beperking (Von Heijden et al, 2013). Deelnemen aan sportactiviteiten heeft een positief effect op de sociaal emotionele ontwikkeling van kinderen met een beperking (Crawford, 2015). Voor dit kwantitatieve onderzoek is een enquête afgenomen op drie sportdagen in Nederland voor cluster 3 en 4 scholen (n=89). Gemiddelde leeftijd was 14 jaar (SD 2,2). 65% tevreden is over het huidige sportaanbod, 48% zegt genoeg keus te hebben en 54% zegt dat sporten meer zelfvertrouwen geeft. Als ze een sport zouden willen doen in je vrije tijd dan blijkt dat 62% in een groep wil sporten en 55% wil sporten voor het plezier.
DOCUMENT
PURPOSE: To investigate whether the adapted version of the Gross Motor Function Measure-88 (GMFM-88) for children with Cerebral Palsy (CP) and Cerebral Visual Impairment (CVI) results in higher scores. This is most likely to be a reflection of their gross motor function, however it may be the result of a better comprehension of the instruction of the adapted version.METHOD: The scores of the original and adapted GMFM-88 were compared in the same group of children (n=21 boys and n=16 girls), mean (SD) age 113 (30) months with CP and CVI, within a time span of two weeks. A paediatric physical therapist familiar with the child assessed both tests in random order. The GMFCS level, mental development and age at testing were also collected. The Wilcoxon signed-rank test was used to compare two different measurements (the original and adapted GMFM-88) on a single sample, (the same child with CP and CVI; p<0.05).RESULTS: The comparison between scores on the original and adapted GMFM-88 in all children with CP and CVI showed a positive difference in percentage score on at least one of the five dimensions and positive percentage scores for the two versions differed on all five dimensions for fourteen children. For six children a difference was seen in four dimensions and in 10 children difference was present in three dimensions (GMFM dimension A, B& C or C, D & E) (p<0.001).CONCLUSION: The adapted GMFM-88 provides a better estimate of gross motor function per se in children with CP and CVI that is not adversely impacted bytheir visual problems. On the basis of these findings, we recommend using the adapted GMFM-88 to measure gross motor functioning in children with CP and CVI.
DOCUMENT
Binnen het Raak Pro project ‘Praten kan ik niet …, maar communiceren wil ik wel’ hebben we onderzoek gedaan naar het gebruik van Communicatie Ondersteunende Hulpmiddelen (COH) bij kinderen/jongeren met ernstige communicatieve en meervoudige beperkingen. Het ging om kinderen/jongeren die niet, nauwelijks of zeer slecht verstaanbaar spreken vanwege hun meervoudige beperkingen. We onderzochten hoe zij en mensen in hun omgeving, bijvoorbeeld ouders, leraren en/of behandelaars geholpen konden worden bij het zoeken, selecteren en inzetten van de best passende en meest adequate hulpmiddelen om de communicatie van het kind/de jongere te ondersteunen en verder te ontwikkelen. Goede, optimaal aangepaste hulmiddelen, methoden en technieken voor communicatieondersteuning vergroten de mogelijkheden en kansen van deze kinderen en jongeren om meer (zelf)redzaam te worden, meer regie te hebben over eigen kwaliteit van leven en meer succesvol deel te nemen aan verschillende activiteiten in allerlei sociale en maatschappelijke contexten: thuis, op school, in dagbesteding of werk en in de vrije tijd. Hiervoor is een Routekaart ontwikkeld. Onderdeel van de Routekaart is het proces van assessment waarin onderzocht wordt welke barrières/functioneringsproblemen het kind/de jongere ervaart bij het communiceren met anderen; wat zijn/haar behoeften en wensen zijn wat betreft het communiceren en welke mogelijkheden de persoon heeft om, eventueel met behulp van een COH, te kunnen communiceren in alledaagse levenssituaties.
DOCUMENT
The aim of this study was to test the inter- and intraobserver reliability of the Physician Rating Scale (PRS) and the Edinburgh Visual Gait Analysis Interval Testing (GAIT) scale for use in children with cerebral palsy (CP). Both assessment scales are quantitative observational scales, evaluating gait. The study involved 24 patients ages 3 to 10 years (mean age 6.7 years) with an abnormal gait caused by CP. They were all able to walk independently with or without walking aids. Of the children 15 had spastic diplegia and 9 had spastic hemiplegia. With a minimum time interval of 6 weeks, video recordings of the gait of these 24 patients were scored twice by three independent observers using the PRS and the GAIT scale. The study showed that both the GAIT scale and the PRS had excellent intraobserver reliability but poor interobserver reliability for children with CP. In the total scores of the GAIT scale and the PRS, the three observers showed systematic differences. Consequently, the authors recommend that longitudinal assessments of a patient should be done by one observer only.
LINK
Dit lectoraat wil zich inzetten om NAH meer bekendheid te geven, algemeen maatschappelijk, in het beroepsonderwijs, maar ook in de zorg (ook onder professionals is NAH relatief onbekend en worden omvang en gevolgen van NAH onderschat). Het wil investeren in het beter begrijpen en beïnvloeden van participeren en het wil de gevolgen van NAH voor jongeren in kaart brengen, evenals de gevolgen voor het gezin. Op zoek naar factoren die bepalend zijn voor herstel, hoe komt het dat (bij een vergelijkbaar letsel) jongere A het redelijk doet en loopt B vast? Dit lectoraat wil participatieproblemen van jongeren met NAH gaan onderzoeken, dit is in Nederland niet eerder gedaan, en hierbij aansluiten bij recent onderzoek bij volwassenen, waaruit voorlopig blijkt dat vaardigheden als probleemoplossend vermogen en aanpakgedrag (coping) en gezins - en omgevingsfactoren participatiekansen sterk bepalen.
DOCUMENT
Staatssecretaris Marja van Bijsterveldt (CDA) noemde in 2011 de ‘bestrijding van de segregatie an sich geen doel’ en ook Sander Dekker (VVD) nam geen initiatief om segregatie in het onderwijs tegen te gaan. Micha de Winter veegt met die aanpak - of beter, het ontbreken ervan- de vloer aan.
DOCUMENT