Kijkend naar de ontwikkelingen in de medische en farmaceutische zorg, concludeer ik dat het belang van innovaties niet altijd in overeenstemming is met de snelheid waarmee die innovaties hun plek krijgen in het standaardhandelingsarsenaal van zorgverleners. Veranderingen in de zorg gaan vaak langzaam en doorbraken worden slecht herkend. De vraag is hoe dit komt. Er blijken vele factoren van invloed op het mogelijke succes van een innovatie. Van groot belang is het inzicht dat innoveren meer is dan iets bedenken en dan maar aannemen dat het wel zal worden opgepikt door de (potentiële) doelgroep. Het aan de man brengen (‘dissemineren’) van de innovatie is mede bepalend voor een succesvolle implementatie. In de farmaceutische zorg is voor deze overbruggingsfunctie een belangrijke rol weggelegd voor de farmakundige. Mijn lectoraat, dat is gekoppeld aan de opleiding Farmakunde, zal zich bezighouden met het onderzoek naar het proces om farmaceutische innovaties te dissemineren. In deze openbare les licht ik de context en consequenties van dit onderzoeksthema nader toe. Ik begin met een uitleg van de farmakundige en diens toegevoegde waarde in het werkveld (hoofdstuk 1), en vervolg met een korte beschrijving van recente veranderingen binnen de zorg (hoofdstuk 2). In het begeleiden van die veranderingen ligt een belangrijke meerwaarde van de farmakundige, en de missie van dit lectoraat. Daarna (hoofdstuk 3) beschouwen we het innoveren in de (farmaceutische) gezondheidszorg in meer detail. Hoofdstuk 4 geeft diverse handvatten voor het kiezen van de juiste interventies om de afstand tussen de innovator en de toekomstige gebruiker te overbruggen en zodoende de toegang voor de gebruiker tot de innovatie te verbeteren. De keuze van de onderzoekslijnen van mijn lectoraat, zoals in hoofdstuk 5 beschreven, is daarvan afgeleid
DOCUMENT
De prevalentie- en incidentiecijfers geven aan dat schisis (of een lip- en/of kaak- en/of verhemeltespleet) in Afrika (gemiddeld 0.6/1000 geboortes) minder frequent voorkomt in vergelijking met de Caucasische en Aziatische bevolking (gemiddeld 1.2 en 1.9/1000 geboortes). Desondanks is het aantal onbehandelde schisispatiënten in Afrika aanzienlijk, wegens het hoge geboortecijfer en de afwezigheid van voldoende zorgverstrekkers. Ook traditionele gezondheidsbenaderingen, gebaseerd op inheems geloof en cultuur, zijn in Afrika nog steeds sterk vertegenwoordigd en dragen eveneens bij tot een afwezige of onvolledige behandeling. Sedert meerdere jaren worden projecten op touw gezet waarbij geschoolde chirurgen uit het Noorden in een team samenwerken met lokale artsen om schisispatienten een adequate behandeling te geven. Ook in het CoRSU ziekenhuis te Kisubi, Oeganda, loopt een dergelijk project. Naast de aandacht voor een adequate chirurgische behandeling, is er een opstart gemaakt van een logopedisch behandelingscentrum voor spraak- en taalstoornissen. Wij trachten met onze groep logopedisten van de Universiteit Gent bij te dragen in deze ontwikkeling in samenwerking met het bestaande Departement for Speach and Hearing Pathology aan de Makarere University. In dit artikel geven we een overzicht van de epidemiologische gegevens en de noordelijke behandeling van schisis in Afrika. Verder worden de visies van traditional healers omtrent de etiologie en behandeling van schisis opgenomen in de tekst.
DOCUMENT
ObjectiveRepeated practice, or spacing, can improve various types of skill acquisition. Similarly, virtual reality (VR) simulators have demonstrated their effectiveness in fostering surgical skill acquisition and provide a promising, realistic environment for spaced training. To explore how spacing impacts VR simulator-based acquisition of surgical psychomotor skills, we performed a systematic literature review.MethodsWe systematically searched the databases PubMed, PsycINFO, Psychology and Behavioral Sciences Collection, ERIC and CINAHL for studies investigating the influence of spacing on the effectiveness of VR simulator training focused on psychomotor skill acquisition in healthcare professionals. We assessed the quality of all included studies using the Medical Education Research Study Quality Instrument (MERSQI) and the risk of bias using the Cochrane Collaboration’s risk of bias assessment tool. We extracted and aggregated qualitative data regarding spacing interval, psychomotor task performance and several other performance metrics.ResultsThe searches yielded 1662 unique publications. After screening the titles and abstracts, 53 publications were retained for full text screening and 7 met the inclusion criteria. Spaced training resulted in better performance scores and faster skill acquisition when compared to control groups with a single day (massed) training session. Spacing across consecutive days seemed more effective than shorter or longer spacing intervals. However, the included studies were too heterogeneous in terms of spacing interval, obtained performance metrics and psychomotor skills analysed to allow for a meta-analysis to substantiate our outcomes.ConclusionSpacing in VR simulator-based surgical training improved skill acquisition when compared to massed training. The overall number and quality of available studies were only moderate, limiting the validity and generalizability of our findings.
LINK
Ziekenhuissystemen zijn gebaseerd op kennis, opgedaan in onderzoeken van twintig jaar en langer geleden. De ziekenhuispopulatie was toen jonger en bestond uit minder kwetsbare patiënten en uit patiënten met kwalen waarvoor men tegenwoordig alleen nog poliklinisch wordt behandeld. Tegenwoordig liggen vooral zwaardere gevallen in het ziekenhuis en dat betreft heel vaak de kwetsbare ouderen.
LINK
DOEL: Deze studie onderzoekt de mogelijke invloed van gender op de historische dynamiek rond verpleegkundig leiderschap. METHODE: Gebruikmakend van een historische onderzoeksbenadering voert deze studie een bronnenanalyse uit met gender als analytische lens, gericht op de ontwikkeling van het verpleegkundig directeurschap in het Sint Radboudziekenhuis vanaf de oprichting van de medische kliniek (1956) tot de uitsluiting van de verpleegkundig directrice uit de directie (1971). RESULTATEN: Er worden zes gendergaps geïdentificeerd, namelijk verschillen in vermeende capaciteiten en kwaliteiten, werk-privébalans, opleiding, salarisstructuur, ondersteuning en gebruik van retoriek. Dit wijst op betrokkenheid van stereotype denkbeelden bij het vormen van de genderasymmetrie binnen het verpleegkundig beroep en de perceptie ervan op de werkplek en daarbuiten. DISCUSSIE: Een geleidelijke uitsluiting van verpleegkundigen op basis van geslacht op strategisch niveau in directies wordt benadrukt. Deze asymmetrie en vooroordelen creëerden een onevenwichtig speelveld, wat de onderhandelingen over de status van het verpleegkundig beroep bemoeilijkte en belemmeringen opwierp voor verpleegkundig leiderschap. CONCLUSIE: Het zichtbaar en bespreekbaar maken van deze vooroordelen kan het bewustzijn vergroten over de wijze waarop historisch gegroeide ideeën en overtuigingen hedendaags verpleegkundig leiderschap beïnvloeden.
LINK
In 2008 heeft het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) de KNGF-beweegprogramma’s herzien; het warden de ‘Standaarden Beweeginterventies’, gericht op mensen met een chronische aandoening. Een dergelijke standaard stelt een voldoende competente fysiotherapeut in staat bij mensen met een chronische aandoening een actieve leefstijl te bevorderen en hun mate van fitheid te verhogen. Basis voor de herziening vormen de oorspronkelijk door TNO ontwikkelde beweegprogramma’s, van waaruit de tekst grondig is geactualiseerd. De gedetailleerde invulling van de programma’s in ‘kookboekstijl’ is niet opnieuw opgenomen. Gekozen is voor een actueel concept dat de fysiotherapeut de mogelijkheid biedt een ‘state-of-the-art’programma te ontwikkelen met respect voor de individuele patiënt en praktijkspecifieke randvoorwaarden
DOCUMENT
Deze rede is als volgt opgebouwd. Eerst wil ik kort stilstaan bij de twee termen in de naamgeving van het lectoraat. Dat vormt de opmaat naar de onderzoeksfocus van het lectoraat, namelijk de morele dilemma’s waar sociale professionals in hun dagelijks werk mee te maken krijgen en hun morele oordeelsvorming. Ik zal het belang schetsen van dit tot op heden onderbelichte thema. Tot slot zal ik aangeven hoe we dit onderwerp de komende jaren in de schijnwerpers gaan zetten via de programmering van onderzoeks- en ontwikkelactiviteiten.
DOCUMENT
Deze rede is als volgt opgebouwd. Eerst wil ik kort stilstaan bij de twee termen in de naamgeving van het lectoraat. Dat vormt de opmaat naar de onderzoeksfocus van het lectoraat, namelijk de morele dilemmas waar sociale professionals in hun dagelijks werk mee te maken krijgen en hun morele oordeelsvorming. Ik zal het belang schetsen van dit tot op heden onderbelichte thema. Tot slot zal ik aangeven hoe we dit onderwerp de komende jaren in de schijnwerpers gaan zetten via de programmering van onderzoeks- en ontwikkelactiviteiten.
DOCUMENT
In opdracht van de ministeries van VWS en LNV is 29 september 2017 de Taskforce Gezond Eten met Ouderen formeel van start gegaan. De opdracht van de Taskforce bestond uit drie elementen: -Bestaande kennis en ervaringen rond gezond en duurzaam eten bij ouderen beschikbaar maken voor alle relevante partijen. -In kaart brengen wat en hoe alle partijen in het veld nog meer kunnen bijdragen aan een gezonder en duurzaam voedingspatroon van ouderen. -Streven naar verbinding van initiatieven en kennisontsluiting op een dusdanige manier dat die ingezet kan worden voor daadwerkelijke verbetering, verandering en uitbreiding van (goede) maaltijdzorg. Dit vraagt ook om het blootleggen van knelpunten.
DOCUMENT
Ongetwijfeld zijn er vrouwen (en mannen) die aan hun werk als pornoster of prostituee oprecht plezier beleven en het gevoel hebben daarin pas echt 'zichzelf' te kunnen zijn. Maar als dergelijke praktijken floreren op een gebrek aan zelfrespect en het onvermogen om de eigen grenzen te bepalen, is het maar zeer de vraag of 'respect voor eigen keuze' niet een eufemisme is voor onverschilligheid.
DOCUMENT