Of all patients in a hospital environment, trauma patients may be particularly at risk for developing (device-related) pressure ulcers (PUs), because of their traumatic injuries, immobility, and exposure to immobilizing and medical devices. Studies on device-related PUs are scarce. With this study, the incidence and characteristics of PUs and the proportion of PUs that are related to devices in adult trauma patients with suspected spinal injury were described. From January–December 2013, 254 trauma patients were visited every 2 days for skin assessment. The overall incidence of PUs was 28⋅3% (n = 72/254 patients). The incidence of device-related PUs was 20⋅1% (n = 51), and 13% (n = 33) developed solely device-related PUs. We observed 145 PUs in total of which 60⋅7% were related to devices (88/145). Device-related PUs were detected 16 different locations on the front and back of the body. These results show that the incidence of PUs and the proportion of device-related PUs is very high in trauma patients
BACKGROUND: To evaluate whether a training programme is a feasible approach to facilitate occupational health professionals' (OHPs) use of knowledge and skills provided by a guideline.METHODS: Feasibility was evaluated by researching three aspects: 'acceptability', 'implementation' and 'limited efficacy'. Statements on acceptability and implementation were rated by OHPs on 10-point visual analogue scales after following the training programme (T2). Answers were analysed using descriptive statistics. Barriers to and facilitators of implementation were explored through open-ended questions at T2, which were qualitatively analysed. Limited efficacy was evaluated by measuring the level of knowledge and skills at baseline (T0), after reading the guideline (T1) and directly after completing the training programme (T2). Increase in knowledge and skills was analysed using a non-paramatric Friedman test and post-hoc Wilcoxon signed rank tests (two-tailed).RESULTS: The 38 OHPs found the training programme acceptable, judging that it was relevant (M: 8, SD: 1), increased their capability (M: 7, SD: 1), adhered to their daily practice (M: 8, SD: 1) and enhanced their guidance and assessment of people with a chronic disease (M: 8, SD: 1). OHPs found that it was feasible to implement the programme on a larger scale (M: 7, SD: 1) but foresaw barriers such as 'time', 'money' and organizational constraints. The reported facilitators were primarily related to the added value of the knowledge and skills to the OHPs' guidance and assessment, and that the programme taught them to apply the evidence in practice. Regarding limited efficacy, a significant increase was seen in OHPs' knowledge and skills over time (X2 (2) = 53.656, p < 0.001), with the median score improving from 6.3 (T0), 8.3 (T1) and 12.3 (T2). Post-hoc tests indicated a significant improvement between T0 and T1 (p < 0.001) and between T1 and T2 (p < 0.001).CONCLUSIONS: The training programme was found to be a feasible approach to facilitate OHPs' use of knowledge and skills provided by the guideline, from the perspective of OHPs generally (acceptability and implementation) and with respect to their increase in knowledge and skills in particular (limited efficacy).
Op dit moment is 13% van de Nederlandse bevolking 65 jaar of ouder en is 3% 85 jaar of ouder. De gemiddelde levensverwachting voor mannen ligt op 77 jaar en voor vrouwen op 81 jaar. Voorspeld wordt dat de zogeheten vergrijzing rond 2040 zijn hoogtepunt bereikt. In dat jaar hoop ik mijn vijfenzeventigste verjaardag te vieren en zullen velen van u misschien wel tot de 85-plussers behoren. In dat jaar zal naar verwachting 23,5% van de bevolking 65-plus zijn. Daarvan zal het percentage 85-plussers een groter aandeel uitmaken dan nu. Al vanaf de oudheid bestaat er een tweeslachtige houding ten opzichte van ouderen: De ogen van de geest zien pas scherp als de ogen van het lichaam hun scherpte verliezen, schreef Cicero in de vierde eeuw voor Christus. Wanneer de rozen zijn afgevallen, veracht men de doornen, schreef Ovidius rond het begin van de christelijke jaartelling. Is de ouderdom nu een periode van achteruitgang, aftakeling, ziekte en verval? Of is het toch een periode van plezier, inzicht, macht en wijsheid? Hoe in een bepaalde periode naar ouderen wordt gekeken, is ook bepalend voor het Nederlandse overheidsbeleid. Tot de jaren zeventig van de vorige eeuw was dit beleid gericht op bescherming. Ouderen waren bejaarden voor wie gezorgd moest worden. Met het oog op meer samenhang in het zorgstelsel en op kostenbeheersing verschoof de aandacht vervolgens naar preventie en stimulering van zorg in eigen kring. Sinds de jaren negentig staat het beleid in het teken van het bevorderen van zelfstandigheid en zelfredzaamheid van ouderen. Het beeld van ouderen is nu dat van een kritische consument die zelf keuzes en kostenafwegingen kan maken (Huijsman & De Klerk, 1997). De vraag is of dat ook aansluit bij de realiteit van mensen met een chronische ziekte. Binnen het Lectoraat Verpleegkundige en paramedische zorg voor mensen met een chronische aandoening richten we ons op oudere chronisch zieken. Niet alleen omdat deze groep, zoals we u zullen laten zien, in kwantitatieve zin het grootste is maar ook omdat de zorg voor deze groep in kwalitatieve zin vaak ernstige hiaten vertoont. In deze openbare les willen wij pleiten voor een herbezinning op de professionele zorg voor chronisch zieke ouderen.
Binnen het RAAK-publiek project “Participatief Ontwerpen voor KinderOncologie”(POKO; looptijd 01-12-2014 t/m 30-11-2016) zijn op basis van participatieve ontwerpmethoden interventies ontwikkeld gericht op het eten van gezond eet- en beweeggedrag bij kinderkanker. Gezond eten en bewegen tijdens behandeling van kanker is belangrijk, omdat het de kwaliteit van leven en daarmee de overlevingskans verhoogt. Een van de meest kansrijke interventies binnen POKO is De Reis van 5: een piratenspel voor kinderen van vier tot tien jaar dat hen aan de hand van opdrachten spelenderwijs uitnodigt weer te genieten van eten (omdat door chemo smaak is veranderd, misselijkheid is opgetreden, etc). Binnen POKO is het spel in vier iteraties ontwikkeld samen met gebruikers en momenteel vindt een quasi-experimentele effectmeting plaats in twee Nederlandse ziekenhuizen. Wanneer de resultaten daarvan verzameld zijn, is het POKO-project afgelopen. De twee studenten die destijds de Reis van 5 hebben ontwikkeld, zijn sinds 1 december 2015 een start up begonnen omdat zij het spel graag naar de markt zouden brengen. Uit hun eerste marktonderzoek bleek dat de doelgroep waar het spel aanvankelijk op gericht is, namelijk chronisch en langdurig zieke kinderen, relatief klein is (ca. 800 kinderen per jaar). Om het bedrijf De Reis van 5 vof levensvatbaar te maken, wordt daarom subsidie aangevraagd voor een haalbaarheidsstudie naar het vermarkten van het spel naar een tweede markt, te weten alle kinderen in de leeftijd van vier tot en met tien jaar in Nederland (ruim 300.000 kinderen per jaar). In deze subsidieaanvraag wordt onderbouwd waarom deze haalbaarheidsstudie van belang is, het product veel potentie heeft en hoe deze studie gefaseerd is opgezet
Er wordt in de media steeds meer gecommuniceerd over toekomstige behandelingen voor chronische ziektes. Patiënten waarbij huidige behandelingen niet effectief genoeg zijn, worden hier ook aan blootgesteld. Welk effect heeft dit op ze?Doel Het doel van het onderzoek is tweeledig: Wetenschappelijk inzicht krijgen in hoe stemming en gedrag van chronisch zieken afhangen van nieuwsberichten over behandelingen. Praktische handvatten creëren voor de communicatie van nieuwe behandelingen in groepen chronisch zieken. Resultaten Dit onderzoek loopt nog. Na afronding vind je hier een samenvatting van de resultaten. Looptijd 01 november 2015 - 01 augustus 2020 Aanpak We kijken naar de kwalitatieve en kwantitatieve eigenschappen van berichten in media over toekomstige behandelingen. We richten ons hierbij op Diabetes Mellitus type 1 en 2 en de Ziekte van Parkinson omdat over deze ziektes veel gecommuniceerd wordt en de doelgroep relatief toegankelijk en mondig is. We kijken naar (nieuws)berichten in kranten, fora en magazines en onderzoeken de volgende vraagstellingen: Welke trends zijn zichtbaar over aantallen, bronnen en journalistieke genres? In welke fase van onderzoek zitten de besproken therapieën? In hoeverre wordt er overdreven in deze berichten? Welke berichten zorgen voor een snelle verspreiding van informatie, ofwel geruchten? Welke eigenschappen van berichten leiden tot effecten op kennis, emotie en gedrag van de patiënt?