In het Nederlandse debat rond vorming en onderwijs bestaat onduidelijkheid over de betekenis van het woord persoonsvorming. Dit belemmert de discussie over normatieve en empirische vraagstukken rond persoonsvorming. Een conceptuele analyse is uitgevoerd om de regels voor het gebruik van het woord persoonsvorming te verhelderen. Zowel het concept ‘vorming’ als het concept ‘persoon’ is generiek en differentiërend geanalyseerd. Dit heeft geleid tot een generieke beschrijving van persoonsvorming als ‘blijvende invloed op kenmerkende eigenschappen van een menselijk subject’. Binnen deze beschrijving hebben we drie manieren onderscheiden waarop de betekenis van ‘persoonsvorming’ kan verschillen, en die bepalen wanneer er sprake is van persoonsvorming. Zo kan persoonsvorming als beschrijvende of voorschrijvende term worden gebruikt, als intentiewoord of als resultaatwoord, en voor vorming tot persoon of vorming van personen. Op basis van onze analyse stellen wij voor om de term ‘persoonsvorming’ te gebruiken voor de generieke beschrijving en niet voor meer specifieke betekenissen. Dit generieke concept vormt de basis voor verschillende betekenissen en voor verschillende concepties. Dit zijn normatieve interpretaties van persoonsvorming. Scherp gebruik van het verschil tussen concept en concepties en de verschillende betekenissen, zou voor meer helderheid in de discussie kunnen zorgen.
MULTIFILE
In complexe situaties waarin huiselijk geweld zich in combinatie met andere problemen voordoet, is samenwerking tussen professionals uit verschillende domeinen nodig. In de regio Haaglanden vindt deze samenwerking onder andere plaats onder de vlag van het Zorg- en Veiligheidshuis, een samenwerkingsverband van een groot aantal organisaties uit de zorg-, strafen bestuursketen. Betrokkenen constateren echter dat ze er lang niet altijd in slagen om te komen tot een goede, gezamenlijke analyse van gezinssituaties en een daarbij passend plan van aanpak. Vaak werken zij nog op hun eigen eilandjes, wordt informatie ‘over de schutting gegooid’ en worden gezamenlijke afspraken niet nagekomen. In participatief actieonderzoek is met een brede groep professionals gewerkt aan een betere gezamenlijke analyse en planvorming. De professionals waren afkomstig van de politie, het Openbaar Ministerie, de reclassering, Veilig Thuis, een gecertificeerde instelling voor jeugdbescherming, twee organisaties voor de aanpak van huiselijk geweld, de forensische ggz en het Zorg- en Veiligheidshuis. De betrokken professionals zijn in zeven (online) bijeenkomsten bij elkaar gekomen om met elkaar te leren en de werkwijze van de casuïstiekbesprekingen verder te ontwikkelen. Resultaat van dit gezamenlijke leer- en ontwikkelproces was een gespreksleidraad voor de multidisciplinaire casuïstiekbesprekingen. Deze gespreksleidraad is een hulpmiddel om de bespreking van casussen gestructureerd te laten verlopen. Gedurende twee korte testfases is de leidraad getest en geëvalueerd. Op basis hiervan is de gespreksleidraad aangescherpt. Gedurende het onderzoek is de gespreksleidraad vooral door professionals gebruikt. Hoewel ervaringsdeskundigen positief over de leidraad oordeelden, is het voor het vervolg belangrijk om te onderzoeken of en hoe deze gespreksleidraad ook met ouders én jeugdigen gebruikt kan worden.
MULTIFILE
With contributions from over 30 international legal scholars, this topical Research Handbook on International Food Law provides a reflective and crucial examination of the rules, power dynamics, legal doctrines, societal norms, and frameworks that govern the modern global food system. The Research Handbook analyses the interlinkages between producers and consumers of food, as well as the environmental effects of the global food network and the repercussions on human health. Chapters explore the development of food law and governance strategies, the regulation of novel foods, including insects, and the application of technology and science in food production, such as genetically engineered food. The insightful contributions examine the legal challenges facing the global food system and suggest practical recommendations for future research and reform. Providing a comprehensive and interdisciplinary perspective on the complex legal landscape of food production and consumption, this Research Handbook will be essential reading for students and scholars of food law, consumer law, public international law, and regulation and governance, as well as food system advocates, international lawyers, and policymakers.
LINK
Wat is de rol van prijs in duurzaam consumentengedrag? ‘Omdat het te duur is’ is een veelgehoord argument wanneer mensen wordt gevraagd waarom ze geen duurzame producten kopen. Maar is dat werkelijk zo, of is dit een makkelijk alibi van mensen om niet hun gedrag te hoeven veranderen? We zijn over het algemeen niet bepaald armlastig in de westerse wereld, dus is het werkelijk een gebrek aan geld, of is er een andere oorzaak van dit gedrag? Om daar een uitspraak over te kunnen doen, hebben we de literatuur onderzocht op de relatie tussen prijs en duurzaamheid. Overall conclusie: een bepaalde groep mensen geeft in onderzoeken aan best bereid te zijn om meer te betalen voor duurzamere oplossingen, tot wel 29%. Maar sociale wenselijkheid speelt daarbij waarschijnlijk een grote rol. Want gezien het nog geringe marktaandeel van duurzame producten is de realiteit weerbarstiger. De meerderheid van de mensen is kennelijk nog niet zodanig overtuigd van de meerwaarde dat ze er ook extra geld voor over hebben. Dit document is opgedeeld in twee secties: 1. sectie 1 beschrijft een analytische beschouwing van de literatuur. Dit onderzoek schetst de ontwikkeling van de artikelen die tot dusverre gepubliceerd zijn over bereidheid van consumenten om een meerprijs te betalen voor duurzame producten; 2. sectie 2 beschrijft een inhoudelijke beschouwing van een selectie van de literatuur: specifiek artikelen die (experimenteel) onderzoek beschrijven naar de willingness to pay voor duurzame producten en diensten.
DOCUMENT
The purpose of the research was to provide academic staff with insights into their own information behavior and to motivate them to refer to relevant, accurate and reliable resources in their own course materials. To achieve this we used a participative research approach. Six participants assessed course materials created by themselves or by colleagues from their own department. It was found that in the course materials for the undergraduate ICT program of a university of applied sciences, in-text citations are often missing. If references are made, they are mainly references to general information sources like handbooks and popular or semi-scholarly websites. We discussed these findings in a focus group. An important additional benefit was the experience acquired with the participative research approach for improving the staff’s own information behavior.
DOCUMENT
Het doel van dit is boek is om de lezer te wijzen op de gevarieerde en innovatieve methodes om de 'lessen' informatievaardigheden, die reeds geïntegreerd zijn in het curriculum, te beoordelen en na die beoordeling (eventueel) te verbeteren.
DOCUMENT
In de landelijk projecten Boegbeeldproject hbo Verpleegkunde (fase 1) en haar opvolger SAMEN hbo Verpleegkunde (fase 2) hebben 15 hbo-instellingen met een Bachelor Verpleegkunde programma samengewerkt om in een vakcommunity digitale leermaterialen te maken en open te delen. Beide projecten beslaan de periode januari 2017 – oktober 2020. Na afloop van deze projecten is een onderzoek uitgevoerd om antwoorden te krijgen op de volgende vragen: 1. Hoe zijn de projecten in fase 1 en 2 georganiseerd en welke activiteiten zijn er uitgevoerd? 2. Welke activiteiten hebben een positieve bijdrage geleverd aan het projectresultaat, welke niet en waarom? 3. Hoe is het proces van adoptie van delen en hergebruiken van open leermaterialen door docenten verlopen? 4. Welke lessen kunnen worden geleerd uit dit project? 5. Welke adviezen kunnen worden gegeven aan Samen Delen Verpleegkunde en aan andere partijen die een soortgelijk project willen starten?
DOCUMENT
Over eenzaamheid in verpleeghuizen is relatief weinig bekend. Het doel van deze studie is inzicht krijgen in de prevalentie van sociale, emotionele en existentiële eenzaamheid onder verpleeghuisbewoners en de samenhang tussen eenzaamheid en deelname aan activiteiten en het hebben van contacten. Data is verzameld onder verpleeghuisbewoners van zorgcentra en groepswoningen in de provincie Zeeland (N = 101; leeftijdsrange = 42 tot 103 jaar; mediaan = 83 jaar; 71% = vrouw). Sociale, emotionele en existentiële eenzaamheid zijn bevraagd, alsmede persoonsgegevens en deelname aan activiteiten en het hebben van contacten. Prevalentiecijfers van eenzaamheid zijn berekend. Regressieanalyses zijn uitgevoerd om de relatie tussen eenzaamheid en persoonsgegevens, deelname aan activiteiten en het hebben van contacten te onderzoeken. De meerderheid van de respondenten voelt zich emotioneel, sociaal en/of existentieel eenzaam. Een langere verblijfsduur in het verpleeghuis en deelname aan beweegactiviteiten hangen samen met een mindere mate van sociale eenzaamheid, maar niet met emotionele of existentiële eenzaamheid. Het aanbod aan activiteiten in het verpleeghuis is gericht op sociale eenzaamheid. Voor emotionele en existentiële eenzaamheid lijkt geen aanbod te bestaan, terwijl deze vormen van eenzaamheid vaak voorkomen in het verpleeghuis.
MULTIFILE
In de maanden juli-december 2016 is door het lectoraat OER van Fontys Hogeschool ICT een onderzoek uitgevoerd om de volgende vraag te kunnen beantwoorden: Wat leidt tot c.q. is nodig voor een brede adoptie van delen van open leermaterialen en online cursussen en hergebruiken van open leermaterialen en cursussen door docenten in het bekostigde hoger onderwijs in Nederland? Bij 4 universiteiten en 6 hogescholen zijn totaal 55 semi-gestructureerde interviews afgenomen met docenten, bestuurders en ondersteuners. Onderwerpen die tijdens de interviews aan bod kwamen betroffen ambities met onderwijs, beleid, opvattingen over openheid in het onderwijs, motieven voor delen en hergebruiken, ervaringen met delen en hergebruiken, hindernissen die werden ondervonden, noodzakelijke randvoorwaarden en invloeden die geïnterviewden vanuit hun omgeving ervaren. Analyse van de interviews gaf de volgende resultaten: 1. Praktijken van delen en hergebruiken zijn erg divers qua openheid. Lang niet altijd zijn gedeelde leermaterialen toegankelijk voor iedereen, vaak ontbreekt een open licentie en processen als copyright clearing vinden niet altijd plaats; 2. Delen en hergebruiken van leermaterialen (al dan niet volledig open) gebeurt veel. Hierbij wordt vooral het bereiken van een hogere kwaliteit campusonderwijs nagestreefd; 3. Feedback op gedeelde materialen is cruciaal voor de motivatie van docenten om structureel materialen te delen; 4. Structureel delen en hergebruik binnen een instelling heeft meer kans van slagen wanneer het gekoppeld wordt aan andere beleidsthema’s zoals internationalisatie of aan onderwijsinnovaties zoals invoeren van blended leren; 5. Bij een aantal instellingen is sprake van zich ontwikkelend beleid op het gebied van open delen en hergebruiken van leermaterialen; 6. Docenten zijn onvoldoende bekend met aanwezigheid danwel inhoud van beleid; 7. De autonomie van de docent in het bepalen om met delen en hergebruiken aan de slag te gaan wordt als cruciaal gezien en als zodanig herkend en erkend, zowel door bestuur als door docenten zelf; 8. Delen en hergebruiken moeten uiteindelijk ten goede komen aan de student of een positief effect hebben op de efficiency van het onderwijs. Of en hoe dat daadwerkelijk gerealiseerd moet worden, is vaak nog niet duidelijk; 9. Docenten geven aan dat stimulering in termen van geld, tijd en ondersteuning essentieel is voor hen om tot structureel gedrag van delen en hergebruiken te komen. Tevens moeten voor hen de antwoorden op de what’s in it for me vraag duidelijk zijn; 10. Publiceren van MOOC’s wordt ervaren als een versneller voor de adoptie van open delen van materialen en cursussen binnen een instelling; 11. Acceptatie van open delen en hergebruiken op instellingsniveau, zich uitend in beleid dat vertaald is naar concrete activiteiten en richtlijnen, beïnvloedt brede adoptie ervan door docenten positief. Op basis van deze resultaten zijn de volgende aanbevelingen geformuleerd om brede adoptie van open delen en hergebruiken te realiseren binnen een instelling: 1. Maak de meerwaarde van open delen en hergebruiken duidelijk aan docenten; 2. Zorg bij deze verandering van de beeldvorming rondom open delen en hergebruiken bij docenten voor ondersteuning vanuit de instelling: op ICT-gebied, juridische en onderwijskundige aspecten, facilitering in tijd, aanwezigheid van een veilige experimenteerruimte en een ondersteunende infrastructuur; 3. Formuleer op faculteits-, instituuts- en instellingsniveau beleid op het gebied van open delen en hergebruiken dat de activiteiten die onder aanbeveling 1 en 2 genoemd worden mogelijk maakt; 4. Koppel beleid inzake open delen en hergebruiken aan andere thema’s van onderwijsvernieuwing of aan thema’s als internationalisering.
LINK
Een hogeschool kan worden gezien als een leergemeenschap. Voor een leergemeenschap is het van belang dat er een gevoel van verbondenheid is tussen docenten en studenten. In dit praktijkgerichte onderzoek wordt ingegaan op elementen in de relatie tussen docenten en studenten die een positieve invloed hebben op het gevoel van verbondenheid, het thuis voelen en de veerkracht van studenten. Deze inzichten zijn verkregen op basis van semigestructureerde interviews met studenten van Hogeschool Inholland (n=11). De onderzoeksvraag was: hoe komt verbondenheid met de opleiding tot stand en welke rol speelt de docent hierbij? Uit de resultaten blijkt, vanuit het studentperspectief, dat verbondenheid gegrond ligt in het gevoel gezien en gehoord te worden door docenten en medestudenten, waardoor met enkele personen een vertrouwensband kan ontstaan. Op basis van deze vertrouwensband kan de docent een hulpbron zijn voor de student bij het omgaan met stressvolle situaties tijdens de studie. Het is belangrijk dat docenten tijd en aandacht besteden aan het ontwikkelen van deze professionele vertrouwensband met studenten. Docenten kunnen zo tijdig signaleren dat het niet goed gaat met een student. Daarnaast zal voor studenten de drempel om hulp in te schakelen lager zijn. Op deze manier kan een goede relatie met docenten fungeren als een buffer tegen (ernstige) welzijnsproblemen. Voor coaches en studieloopbaanbegeleiders (slb-ers) blijkt een goed opgebouwde vertrouwensband extra belangrijk te zijn, omdat zij vaak de eerste persoon zijn die studenten benaderen als het niet goed met ze gaat. Het onderzoeksrapport sluit af met diverse concrete aanbevelingen voor de dagelijkse hoger onderwijspraktijk. "Ze zien je echt niet als een nummertje. Ze besteden tijd aan elk persoon en evenveel. Ik bedoel als iemand meer tijd vraagt dan geven ze die ook gewoon, met liefde (tweedejaars student Tourism Management)."
DOCUMENT