Uit onderzoek naar het smartphonegebruik in het hoger onderwijs blijkt dat studenten vrijwel allemaal een smartphone mee naar de les hebben (Sumuer, 2021) en dat zij negatieve gevoelens ervaren als zij hun smartphone niet binnen bereik hebben (Wood et al., 2018). Hoewel je smartphones kunt gebruiken om studiedoelen te bereiken, blijkt ook dat studenten worden afgeleid door berichten via social-media e.d. of nieuwsberichten (Chen & Yan, 2016). Het roept de vraag op wat we weten van smartphonegebruik in het hoger onderwijs en of daar in navolging van het primair en voortgezet onderwijs ook een smartphoneverbod moet komen? In deze publicatie van het Lectoraat Teaching Learning & Technology| Hogeschool Inholland, ben je in 7 minuten 'bijgepraat' over het toestaan of verbieden van Smartphone-gebruik in het hoger onderwijs.
DOCUMENT
In het tijdschrift Pediatric Exercise Science is een overzichtsartikel verschenen over de effecten van fysieke activiteit op het cognitieve functioren van kinderen. De uitkomsten ervan zijn dermate relevant voor het gebied van de lichamelijke opvoeding, dat we hier de belangrijkste punten uit het artikel hebben samengevat. Het stuk kan een bijdrage leveren aan de legitimatie van lichamelijke opvoeding op scholen.
DOCUMENT
In de afgelopen jaren is er een steeds vroegere bijstelling te zien geweest van spelend leren naar een meer gestructureerde schoolse benadering. Eenzijdig de focus leggen op dergelijke vormen van ‘schools’ leren kan echter leiden tot negatieve effecten, omdat sommige jonge kinderen nog niet rijp zijn voor zo’n aanpak. Centraal in het onderzoek waarover hier verslag wordt gedaan, staat dan ook de vraag wat de rol is van de sociaal-emotionele en gedragsmatige ontwikkeling van jonge kinderen in relatie tot hun cognitieve leerprestaties. Met behulp van een in Nederland nog niet eerder toegepast observatie-instrument voor schoolrijpheid zijn sociaal-emotionele en gedragsmatige problemen in kaart gebracht bij kinderen in de groepen twee en drie van het basisonderwijs. Daarbij is gekeken naar de samenhang met hun feitelijke prestaties op gestandaardiseerde taal- en rekentoetsen uit het Cito-volgsysteem. De resultaten geven onderbouwing aan de stelling dat sommige leerlingen nog niet schoolrijp zijn, of anders gezegd: ze zijn nog niet toe aan het schoolse gestructureerde leren. Met name bij jongens kunnen problemen op het sociaal-emotionele of gedragsmatige vlak het leerproces negatief beïnvloeden. Vanuit dit perspectief is een herijking van het begrip schoolrijpheid op zijn plaats en lijkt een kritische reflectie van belang op de gestructureerde schoolse benadering in veel methoden voor de voor- en vroegschoolse educatie, want zeker niet alle doelgroepleerlingen zijn daar aan toe.
DOCUMENT
Kinderen gaan natuurlijk (ook) naar school om te leren rekenen, lezen, schrijven enzovoorts. Op het eerste gezicht lijken deze cognitieve leerdoelstellingen meer aandacht voor bewegen in de weg te staan. Maar is dat wel zo? Daarom is het belangrijk te weten welke meerwaarde het bewegingsonderwijs heeft voor kinderen en welke plek het bewegingsonderwijs inneemt binnen de context van de school. In dit artikel wordt het onderzoek dat wordt gedaan naar de invloed van bewegen op de leerprestatie uitgelegd.
DOCUMENT
Met bijna achthonderd scholen maakt het traditioneel vernieuwingsonderwijs substantieel deel uit van het Nederlandse basisonderwijs: zo’n tien procent van het totaal aantal basisscholen is een traditionele vernieuwingsschool. Ongeveer de helft van de vernieuwingsscholen in ons land is een erkende daltonschool. Gezien de omvang en populariteit van daltononderwijs is het opmerkelijk dat er nauwelijks onderzoek naar de effectiviteit van dit type onderwijs is gedaan. Doel van deze studie is het vergelijken van de cognitieve en niet-cognitieve prestaties en burgerschapscompetenties van leerlingen op daltonbasisscholen met die van leerlingen op traditioneel ingerichte basisscholen. De scores van leerlingen in groepen 2, 5 en 8 op de gebieden taal, lezen, rekenen (cognitieve prestaties), welbevinden, cognitief zelfvertrouwen, taakmotivatie (niet-cognitieve prestaties) en burgerschapscompetenties zijn vergeleken, op basis van gegevens die verzameld zijn in het kader van het Cohortonderzoek onderwijsloopbanen (COOL5-18). Aan de hand van meerniveau-analyses is nagegaan in hoeverre er verschillen zijn tussen daltonscholen en traditionele scholen met betrekking tot deze opbrengsten. De resultaten laten zien dat er amper verschillen in opbrengsten zijn tussen daltonscholen en traditionele scholen voor wat betreft de taal-, lees- en rekenprestaties, de scores van leerlingen op de vragenlijsten over welbevinden, cognitief zelfvertrouwen en taakmotivatie en de scores van leerlingen op de vragenlijst over burgerschapscompetenties.
MULTIFILE
Onderzoek naar het effect van gestructureerde en niet gestructureerde leerstof uit het vak Natuurkunde op leerprestatie en geheugenstruc-turen van leerlingen. ATI onderzoek met als opvallend resultaat dat ongestructureerde leerstof betere prestaties opleverde bij leerlingen met een gestructureerde leerstijl, gestructureerde leerstof betere prestaties opleverde bij leerlingen met een niet gestructureerde leer-stijl. Gestructureede leerstof leverde slechtere prestaties op bij leerlingen die een gestructureerde leerstijl hebben.( zie ook: Leerstofsekwenties: van conceptueel netwerk naarcognitieve structuur; J.C.G.L. Lodewijks,proefschrift
DOCUMENT
Docenten van Fontys Hogeschool Bedrijfsmanagement, Educatie en Techniek (BEnT) hebben geëxperimenteerd (Gorissen, 2014) met Flipping the Classroom in relatie tot de taxonomie van Bloom. Bij dit concept worden lage kennisniveaus uit deze taxonomie voor de les aangesproken en in de les worden hogere kennisniveaus aangesproken. Bij het herontwerp van hun lessen zijn docenten ondersteund door workshops, gegeven door Fontys Educatief Centrum (FEC). Het onderzoek geeft inzicht in de ervaringen van docenten als ze Flipping the Classroom toepassen en dient als input voor FEC zodat toekomstige workshops nog beter aansluiten bij behoeften van docenten. De hoofdvraag is: Wat zijn ervaringen van docenten en studenten van een HBO-instelling met het toepassen van de taxonomie van Bloom in relatie tot Flipping the Classroom? Hiervoor zijn drie deelonderzoeken uitgevoerd, te weten een kwalitatieve analyse van de lesvoorbereidingen en individuele interviews met docenten en een kwantitatief onderzoek onder studenten over de door hun gevolgde lessen via dit concept. Resultaten laten zien dat docenten het concept correct toepassen en ze hiervoor activerende werkvormen en ICT tools inzetten. Docenten zijn enthousiast over de toepassing ondanks dat herontwerp tijdrovend is. Studenten kenden het concept vooraf niet maar hérkenden het wel, zowel voorafgaand als in de les. Vanwege de lage respons onder studenten kan alleen een voorzichtige conclusie getrokken worden dat het concept bijdraagt aan betere verwerking van de leerstof en dat het vaker toegepast mag worden. De belangrijkste aanbevelingen zijn gericht op kennisdeling tussen docenten die dit concept (willen gaan) toepassen in het onderwijs en nader onderzoek naar de invloed op de leerprestaties van de studenten.
DOCUMENT
Dit onderzoek richt zich op de mate waarin docenten van de opleiding Leisure & Events Management (LEM) van NHL Stenden hogeschool buitenonderwijs toepassen en welke barrières en motiverende factoren zij hierbij ervaren. Buitenonderwijs wordt steeds vaker gezien als een manier om de leerprestaties te verbeteren, stress te verminderen en sociale cohesie te bevorderen. Dit onderzoek speelt in op de vraag hoe buitenonderwijs kan bijdragen aan deze doelen en wat docenten belemmert of motiveert bij het implementeren ervan. De hypothese was dat minder dan de helft van de docenten ervaring zou hebben met buitenonderwijs en dat docenten met ervaring minder barrières en sterkere motivatiefactoren zouden ervaren dan hun onervaren collega's. De conclusie is dat hoewel de meeste docenten al ervaring hebben met buitenonderwijs, de implementatie ervan beperkt blijft door verschillende barrières, met name de fysieke en organisatorische aspecten. Desondanks blijven de motiverende factoren, zoals het verbeteren van de gezondheid en betrokkenheid van studenten, een sterke drijfveer voor docenten om buitenonderwijs te blijven gebruiken. De verschillen tussen ervaren en onervaren docenten zijn niet significant.
DOCUMENT
Het is bekend dat de houding en opvattingen van de leraar een essentiële rol spelen in hoe zij diversiteit waarderen en ernaar handelen. Bijvoorbeeld de opvatting over de functie van het onderwijs: gaat het vooral om de ontwikkeling van kennis en vaardigheden, of meer om de ontwikkeling tot een verantwoordelijke, sociale burger? Verschillende opvattingen leiden tot verschillend handelen. Ook de verwachtingen die leraren hebben van hun leerlingen spelen een essentiële rol. Uit eerder onderzoek door Van den Bergh en collega’s blijkt bijvoorbeeld dat een negatievere houding van leraren ten opzichte van mensen met een migratieachtergrond samenhangt met lagere verwachtingen van leerlingen met een migratieachtergrond in hun klas. In de klassen van deze leraren was het verschil in cijfers voor schrijfopdrachten en Cito-toetsen van leerlingen met en zonder een migratieachtergrond ook beduidend groter dan in klassen van leraren zonder negatieve houding. Dit komt doordat leerlingen het merken als een leraar lage verwachtingen heeft, met name aan het non-verbale gedrag. Dit heeft invloed op de motivatie en het zelfbeeld van de leerling en daardoor ook op diens prestaties. Professionele ontwikkeling op dit gebied vraagt met name om bewustwording van de eigen houding, opvattingen en verwachtingen. Het is belangrijk dat leraren reflecteren op hun opvattingen, de wijze waarop zij hun verwachtingen over leerlingen vormen en hun handelen naar verschillende leerlingen. Dit vraagt om een open en reflectief onderzoekende houding.
DOCUMENT
De module Leren en Professioneel Handelen is onderdeel van de opleiding Master Educational Needs van het Seminarium voor Orthopedagogiek. Bij aanvang van deze module krijgen de studenten feedback op hun leerkrachtvaardigheden op basis van observatie van hun lesgedrag met het ICALT-observatie instrument. In de loop van de moduleperiode verdiepen de studenten zich in de beschikbare kennis over effectief leergedrag en worden zij in de gelegenheid gesteld om de leerkrachtvaardigheden te oefenen die nog verbetering behoeven. Uit een tweede observatie, aan het eind van de module, blijkt dat gemiddeld alle studenten er in slagen hun lesgedrag betekenisvol te verbeteren. Dit geldt voor zowel studenten met veel en weinig beroepservaring, als voor studenten die werkzaam zijn op verschillende schoolsoorten. We concluderen op basis van deze bevindingen, dat de bij het Seminarium voor Orthopedagogiek gehanteerde werkwijze uiterst effectief is.
DOCUMENT