The relevance of professional youth work for preventionProfessional youth work is one of the social work professions. Dutch municipalities need insight into the contribution of professional youth work to prevention and reduction of youth care. In this paper we analyze data collected between 2011-2015 on the functioning and results of four classic youth work methods: ‘Group work’, ‘Detached Youth Work’, ‘Information and Advice’ and ‘Counselling Services’. The studies were explorative and have been analyzed with descriptive statistics. We conclude that the contribution of professional youth work can be: (1) to form an alternative for a significant other and/or positive peer groups in the neighborhood; (2) to strengthen the self-awareness and forethought of young people; (3) to strengthen the societal and economic participation of young people; and (4) to target institutions. Effect-research is needed to determine the actual contribution.
Hoe bouwen we aan een samenleving waarin iedereen kan meedoen, tot zijn recht komt en zich veilig voelt? Hier doen de lectoraten praktijkgericht onderzoek van het Kenniscentrum Sociale In-novatie van Hogeschool Utrecht onderzoek naar, met en voor (aankomend) sociale professionals in het brede sociaal domein. Onze missie is om samen met partners uit praktijk, onderwijs en beleid bij te dragen aan ‘beter samen leven’ en het verkleinen van sociale ongelijkheid. Dit doen wij door praktijkgericht onderzoek, ontwikkeling en agendering van actuele maatschappelijke en sociale vraagstukken op het vlak van participatie, welzijn, zorg en ondersteuning, jeugdhulp, werk en inkomen, schuldenproblematiek, dak- en thuisloosheid, toegang tot recht, reclassering, sociale veiligheid, en deelname aan onderwijs, sport en cultuur.
Dit is een onderzoek naar effectieve interventies voor preventie en de vroege aanpak van geldzorgen, schulden en armoede. Doel van het onderzoek is om meer zicht te krijgen op hoe interventies op het gebied van de preventieve aanpak van geldzorgen in Nederland zich tot elkaar verhouden en op welke elementen gemeenten en het sociaal domein kunnen selecteren bij de keuze voor een interventie of het opschalen van interventies. Het is tot op heden voor een groot deel van de Nederlandse interventies op het gebied van preventie onduidelijk in hoeverre ze effectief zijn en waar opschaling zinvol kan zijn. Er komt wel steeds meer informatie beschikbaar over mogelijke werkzame bestanddelen van effectieve interventies. Dit is echter lang niet altijd gerelateerd aan Nederlandse interventies of de Nederlandse context. Daarnaast geldt dat de mechanismen van bestaande interventies vaak niet helder zijn. Hiermee wordt bedoeld dat het lang niet altijd duidelijk is op welke manier de interventie bijdraagt aan het vergroten van de redzaamheid (bijvoorbeeld beter overzicht of juist meer inkomsten) en wat realistisch gezien verwacht kan worden op het gebied van armoede en schulden. Dat maakt dat het ook onduidelijk is welke interventies elkaar kunnen versterken en hoe individuele interventies bijdragen aan minder geldzorgen. In deze studie is in kaart gebracht welke aspecten bijdragen aan financiële redzaamheid en op welke wijze interventies kunnen bijdragen aan het versterken van financiële redzaamheid. Er is een raamwerk ontwikkeld dat helpt om interventies te kunnen plotten. Met dit raamwerk zijn 30 interventies die een dwarsdoorsnede vormen gecategoriseerd en beschreven.
Bedrijven zijn zich steeds meer bewust van de potentiële negatieve effecten van hun bedrijfsvoering op het milieu en de samenleving, rechtstreeks en als schakel in de keten van leveranciers en afnemers. Dit groeiende bewustzijn moet vertaald worden naar actie: naar concrete laagdrempelige toepassingen die snel opgeschaald kunnen worden. Ondernemers, Gemeente Oosterhout en Avans Hogeschool hebben elkaar gevonden in het onderzoeken en ontwikkelen van drie duurzame toepassingen voor het bedrijventerrein Weststad in Oosterhout: 1. afvalproductie voorkomen; 2. afval- en reststromen zoveel als mogelijk opnieuw als grondstof inzetten; 3. afval- en reststromen die vrijkomen, tegen minimale milieudruk en kosten inzamelen en verwerken. De aandacht gaat eerst uit naar het voorkomen van afval tijdens productie en consumptie door betere afstemming in de keten, gebruik van technologische innovatie en digitalisering. Daarnaast wordt een platform ontwikkeld waarin bedrijven hun afval- en reststromen kunnen uitwisselen en als grondstof kunnen inzetten. Tenslotte wordt een logistiek systeem ontworpen, waarbinnen afval- en reststromen tegen minimale milieudruk en kosten worden verwerkt. Het project wordt gedragen door Avans Hogeschool en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven/bedrijventerrein Weststad, ondersteund door de Gemeente Oosterhout. Dit consortium heeft de ambitie om bedrijven en andere organisaties concrete handvatten te leveren voor haalbaarheid en opschaalbaarheid van afvalpreventie, hergebruik van reststoffen en efficiënte inzameling van reststromen. Zo levert de opzet van het project een model op waarmee andere bedrijvenparken hun ambities voor afvalpreventie en –verwaarding kunnen vormgeven. Hiertoe worden de volgende activiteiten uitgevoerd: Werkpakket 1 omvat de communicatie over en het agenderen van het project bij de individuele ondernemers. De communicatie adresseert het doel van het project en een uitvraag gebaseerd op de drie pijlers preventie, uitwisseling en inzameling. In werkpakket 2 wordt inventariserend en analyserend veldonderzoek gedaan bij ondernemers. Werkpakket 3 omvat het ontsluiten van de verkregen informatie en de vertaling naar concrete preventieve mogelijkheden, verbindingen tussen partijen en de collectieve aanpak van inzameling. Werkpakket 4 omvat de ontwikkeling van een digitaal transactieplatform ter stimulatie van contacten tussen bedrijven met als doel preventie van reststromen, uitwisselen van reststromen en collectieve afvalverwijdering. Een juridisch kader voor ‘ontdoeners’, platform en contractpartners (afvalverwerkende bedrijven) wordt ontwikkeld. Prestatie-indicatoren tonen de resultaten op duurzaamheidsverbetering. Werkpakket 5 tenslotte omvat het ontwikkelen van een model ter uitbreiding naar andere gemeenten en geografische gebieden.
Dit promotieonderzoek richt zich op het domeinoverstijgend samenwerken aan wijkgerichte preventie en gezondheidsbevordering. Gezien de maatschappelijke ontwikkelingen en druk op zorg en welzijn is er behoefte aan (handelings)kennis over hoe invulling te geven aan deze samenwerking en hoe bewoners hierbij te betrekken.Doel Het onderzoek heeft drie hoofddoelen: 1. Het verkrijgen van inzicht in de verschillende perspectieven op wijkgerichte samenwerking aan collectieve preventie en gezondheidsbevordering. 2. Het identificeren van werkzame principes en benodigde competenties voor wijkgerichte samenwerking en het betrekken van bewoners hierbij. 3. Het ontwikkelen van duurzame samenwerking voor wijkgerichte preventie in de deelnemende fieldlabs. Op basis hiervan wordt een werkwijze ontwikkeld voor het initiëren van regionale en landelijke systeemverandering. Resultaten Dit onderzoek is in september 2022 gestart. Na afronding vindt u hier een volledig overzicht van de resultaten. Looptijd 01 september 2022 - 01 september 2026 Aanpak Begonnen wordt met het inzichtelijk maken van denkpatronen in perspectieven op domeinoverstijgend samenwerken aan wijkgerichte preventie. Vervolgens zal binnen fieldlabs van PREVENT actieonderzoek gedaan worden naar het HOE van deze samenwerking. Begeleiding promotieonderzoek Het promotieonderzoek wordt begeleid door promotor prof. dr. Niek de Wit van Universiteit Utrecht, UMC-Julius Centrum, copromotor prof. dr. Katarina Jerković-Ćosić en copromotor Dr. Janna Bruijning. Vanuit de fieldlabs van PREVENT wordt samengewerkt met verschillende lectoraten.
Dit promotieonderzoek richt zich op het domeinoverstijgend samenwerken aan wijkgerichte preventie en gezondheidsbevordering. Gezien de maatschappelijke ontwikkelingen en druk op zorg en welzijn is er behoefte aan (handelings)kennis over hoe invulling te geven aan deze samenwerking en hoe bewoners hierbij te betrekken.