In het Nederlandse debat rond vorming en onderwijs bestaat onduidelijkheid over de betekenis van het woord persoonsvorming. Dit belemmert de discussie over normatieve en empirische vraagstukken rond persoonsvorming. Een conceptuele analyse is uitgevoerd om de regels voor het gebruik van het woord persoonsvorming te verhelderen. Zowel het concept ‘vorming’ als het concept ‘persoon’ is generiek en differentiërend geanalyseerd. Dit heeft geleid tot een generieke beschrijving van persoonsvorming als ‘blijvende invloed op kenmerkende eigenschappen van een menselijk subject’. Binnen deze beschrijving hebben we drie manieren onderscheiden waarop de betekenis van ‘persoonsvorming’ kan verschillen, en die bepalen wanneer er sprake is van persoonsvorming. Zo kan persoonsvorming als beschrijvende of voorschrijvende term worden gebruikt, als intentiewoord of als resultaatwoord, en voor vorming tot persoon of vorming van personen. Op basis van onze analyse stellen wij voor om de term ‘persoonsvorming’ te gebruiken voor de generieke beschrijving en niet voor meer specifieke betekenissen. Dit generieke concept vormt de basis voor verschillende betekenissen en voor verschillende concepties. Dit zijn normatieve interpretaties van persoonsvorming. Scherp gebruik van het verschil tussen concept en concepties en de verschillende betekenissen, zou voor meer helderheid in de discussie kunnen zorgen.
MULTIFILE
‘Renovaties en herbestemming van gebouwen kunnen veel slimmer worden uitgevoerd’ is de stelling van bedrijven die hierbij betrokken zijn. De gangbare transformatie is vaak ingrijpend, irreversibel en gaat met (zeer) veel materiaalgebruik gepaard. Dit maakt het transformeren van gebouwen duur en tijdrovend en het heeft een onnodig grote milieu-impact. De bedrijven willen daarom onderzoeken of met textiel tot andere, lichtere en meer flexibelere oplossingen gekomen kan worden. Textiel heeft in het verleden in verschillende toepassingen bewezen waarde toe te kunnen voegen aan gebouwen, door constructies te versterken (tentdoek), gebouwprestaties te verbeteren (isolatiewaarde, akoestiek) en de belevingswaarde te vergroten (visueel, vorm). Die potentie van textiel voor gebouwverbetering gaan we benutten in de vraag naar goedkope en snelle transformatie van vastgoed. Textiel is licht van gewicht, makkelijk te vormen, sterk, isolerend, vochtregulerend en kan goed voorzien worden van extra functies. Met name in gebieden met aardbevingsgevaar en gebieden met een (tijdelijke) vraag naar flexibele indeling van ruimtes kan textiel een belangrijke bouwwaarde hebben. De doelstelling van het project is om binnen een periode van twee jaar te komen tot vier toepasbare prototypes voor: 1. het constructief versterken van bestaande buitenmuren met textiel, 2. en het realiseren van flexibele binnenmuren met gebruik van textiel Dit doel wordt bereikt door onderzoek dat zich richt op de volgende onderzoeksvraag Hoe kan bij de transformatie van gebouwen textiel worden benut voor het versterken van buitenmuren en de constructie van lichte, flexibele binnenmuren. De Hanzehogeschool Groningen, Saxion, textiel- en bouwbedrijven gaan, samen met architecten en beheerders van vastgoed, deze uitdaging aan. De vier prototypes die tot stand komen kunnen door de betrokken MKB’ers verder ontwikkeld worden tot producten die in de markt gezet kunnen worden. Daarnaast bieden de prototypes casuïstiek voor opleidingen in textiel en bouwkunde.
Het onderzoeksvoorstel richt zich op het verkennen en verbeteren van de veerkracht van Generatie Z (Gen Z) medewerkers binnen de hospitalitysector. Dit onderzoek is gemotiveerd door de waargenomen mentale gezondheidsproblemen waarmee Gen Z te maken heeft, zoals hoge niveaus van stress, angst en burn-out, vooral in dynamische omgevingen zoals de hospitalitysector. Deze uitdagingen beïnvloeden niet alleen het welzijn van individuen, maar verergeren ook problemen zoals hoog personeelsverloop, ziekteverzuim en verminderde betrokkenheid, wat de dienstverlening en efficiëntie in de sector onder druk zet. Het onderzoek heeft tot doel veerkracht opnieuw te definiëren in de context van de hospitalitysector. Het onderzoek zal onderzoeken hoe individuele, organisatorische en maatschappelijke factoren veerkracht beïnvloeden en zal manieren verkennen waarop hotels actief kunnen bijdragen aan het versterken van de veerkracht van hun (jonge) medewerkers. De aanpak omvat een Design-Based Research (DBR) methodologie, die samenwerking tussen academici en de industrie benadrukt om praktische, op bewijs gebaseerde interventies te ontwikkelen. Het onderzoek zal in fasen worden uitgevoerd, te beginnen met een conceptuele studie om een basisbegrip van veerkracht vast te stellen, gevolgd door een uitgebreide analyse door middel van enquêtes en interviews, en uiteindelijk uitmondend in de ontwikkeling en het testen van strategieën om veerkracht op te bouwen. Het uiteindelijke doel is om een genuanceerd kader voor veerkracht te ontwikkelen dat niet alleen het welzijn van individuele medewerkers verbetert, maar ook bijdraagt aan de algehele duurzaamheid en het succes van de hospitalitysector. Het onderzoek zal naar verwachting bruikbare inzichten opleveren voor hotelmanagers en opleiders, zodat zij Gen Z-medewerkers beter kunnen ondersteunen en hun betrokkenheid en retentie binnen de sector kunnen verbeteren.
Nieuwsmedia experimenteren steeds meer met nieuwe verhaaltechnieken, zoals 360-graden-video, augmented reality en virtual reality, om het publiek bij het verhaal te betrekken. Wij onderzoeken de journalistieke toegevoegde waarde en de impact op het publiek van deze nieuwe journalistieke producties.Doel Mediaorganisaties experimenteren met nieuwe technieken om verhalen te vertellen. Ze gebruiken 360-graden video, augmented reality (AR) en virtual reality (VR) om de gebruiker het verhaal te laten zien en voelen. Het opgaan in een verhaal noemen we immersiviteit. Maar werken die technieken voor immersiviteit ook echt? Vergroot het daarmee de emotionele betrokkenheid bij het verhaal? En wat betekent dit vervolgens voor de informatievoorziening aan het publiek? Resultaten Aan de hand van een interdisciplinaire literatuurstudie is een conceptueel model ontwikkelt, dat duidelijk maakt dat immersieve journalistiek meer is dan alleen de technologie. Het draait ook om de mate waarin de gebruiker kan interacteren in het verhaal en de mate waarin de gebruiker participant of toeschouwer is in het verhaal. Echter, uit een inhoudsanalyse van 200 producties in veertien landen en 15 interviews met makers bleek dat veel producties technologie-gedreven zijn, en amper de mogelijkheid bieden om het verhaal te ervaren als interactieve participant. Wat is het effect op de gebruiker? Aan de hand van vier experimenten onder 350 gebruikers en vier focusgroepen blijkt het tegenovergestelde van wat journalisten produceren. Niet zo zeer de technologie, maar de gebruiker als interactieve participant zorgen ervoor dat de gebruiker zich meer betrokken voelt bij het verhaal en meer empathie heeft voor het onderwerp. Het verhaal blijft daarmee beter hangen. Deze inzichten zijn door vertaald in concrete tools die toegepast worden bij nieuwsorganisaties en opleidingen die bezig zijn met immersieve journalistiek Looptijd 01 februari 2018 - 01 februari 2022 Aanpak Dit onderzoek is multi-methodisch. Eerst is een inhoudsanalyse van 200 immersieve journalistieke producties in veertien gedaan waarin het conceptuele model hebben getest. Vervolgens zijn 15 interviews gehouden met makers van immersieve producties. Daarna is het effect van immersiviteit op het publiek gemeten en zijn vier experimenten uitgevoerd onder 350 gebruikers. Daarbij is ook hartslag en huidgeleiding bij 50 mensen gemeten. Tot slot, zijn vier focusgroepen uitgevoerd. Meer informatie over het project vind je op: https://immersivejournalism.journalismlab.nl https://immersievejournalistiek.journalismlab.nl Wetenschappelijke paper over dit project Bekijk ook ons blogs op journalismlab.nl Dit project is genomineerd voor de RAAK-award 2020.