Jeugdsport draagt bij aan een groot aantal positieve aspecten waaronder gezondheid, zelfvertrouwen en sociale contacten. Dit gaat alleen niet vanzelf. Om de positieve aspecten van jeugdsport te vergroten en probleemgedrag te verminderen moet er een pedagogisch sportklimaat gecreëerd worden. Een pedagogisch sportklimaat is een sportklimaat waarbij het kind centraal staat. Daarnaast moet, vanuit een zorgzame en sociaal veilige basis, de focus liggen op plezier en op de persoonlijke en sociale ontwikkeling van het kind in en door de sport. Het doel van het Kids First, towards a pedagogical sport climate-project is het ontwerpen en invoeren van een hulpkader om dit pedagogisch sportklimaat op clubniveau te realiseren. Het project is gesubsidieerd vanuit het ZonMw programma 'Sport en Bewegen 2017-2020'.
Social media speelt een steeds belangrijkere rol in de communicatie van organisaties. Het gaat om bijvoorbeeld het gebruik door (potentiële) klanten, stakeholders, en natuurlijk om het gebruik door de organisatie zelf. Klanten verspreiden bijvoorbeeld meningen en het kan goed zijn voor organisaties om daar rekening mee te houden en zelfs direct op te reageren. Ook gebruik voor organisatiedoeleinden neemt sterk toe. Het kan gaan om marketing, serviceverlening, community building, reputatiemanagement, kennisontwikkeling, co-creatie en nog veel meer. Het lectoraat Social media en Reputatiemanagement doet onderzoek naar hoe een organisatie in haar communicatie verantwoord en succesvol met social media kan omgaan. In deze inaugurale rede vertelt Sjoerd de Vries over dit onderzoek. Zo is Achmea als partner in het lectoraat een living lab op het gebied van social media. In ons onderzoek ontwikkelen we samen met Achmea werkwijzen voor webcare, communitymanagement, en co-creatie, om uiteindelijk het vertrouwen en commitment van klanten en medewerkers duurzaam te vergroten. NHL Hogeschool is een tweede living lab. Hierin gaat het om het gebruik van social media in onderwijs en onderzoek. Wat is de didactiek van de 21 ste eeuw? Hoe kunnen we als Hogeschool met onderwijs en onderzoek binnen social media de co-creatie partner zijn van organisaties en bedrijven in onze omgeving? Ons derde living lab is de ons omringende retailsector. Samen met ondernemers ontwikkelen we retailers van de toekomst. Hoe voorkomen we 'retail ghost towns'? Welke social media werkwijzen maken retail in de nabije toekomst in steden en dorpen weer succesvol? Al deze werkwijzen baseren we op een strategisch kader voor verantwoord en succesvol omgaan met social media. Dit kader wordt in deze inaugurale rede beschreven. Voor meer informatie bent u welkom op www.sowijs.nl.
MULTIFILE
De natuurwetenschappelijke en technische vakken bedienen zich van hun eigen vaktaal, hetgeen uitdagingen voor leerlingen met zich meebrengt. Deze studie laat zien hoe vakdocenten daarop kunnen worden voorbereid in de lerarenopleiding. De gevolgde onderzoeksmethode is ‘ontwerpgericht onderzoek’, waarbij gedurende drie jaar een curriculair ontwerp werd geconstrueerd, beproefd en verfijnd. Acht lerarenopleiders scheikunde, natuurkunde en techniek en 23 studenten participeerden in het onderzoek. De opbrengsten werden geformuleerd in termen van een concreet ontwerp en als ontwerpprincipes. Deze ontwerpprincipes zijn gestoeld op empirische werk en verankerd in theorieën over het opleiden van leraren, didactiek van natuurwetenschappen en techniek en toegepaste taalwetenschappen. Voor de inhoud van het opleidingsontwerp werd een variant van taalgericht vakonderwijs (TVO) beschreven die is verrijkt met genredidactiek, met als leerobject het practicumverslag. De interventies zijn verdeeld over A) vakcursussen waarin lerarenopleiders de taalgerichte benadering modelleerden, B) cursussen vakdidactiek waarin dezelfde taalgerichte benadering werd bestudeerd, en C) een stageopdracht om te oefenen met deze aanpak in de eigen onderwijspraktijk. Het onderzoek laat zien dat TVO als vorm van vakdidactiek kan worden aangeleerd in een bèta-technische lerarenopleiding en dat daarbij specificering nodig is van de vaktaal en functionele taaltaken. Ook is ruime aandacht nodig voor de uiteenlopende onderwijscontexten waarbinnen studenten werken.
Het postdocproject behelst een praktijkgericht ontwerponderzoek naar professionalisering van professionals in het domein Kind en Educatie die werken met jonge kinderen (0-6 jaar). De focus betreft taalstimulering op het gebied van het meervoudig benutten van tekstloze prentenboeken. Deze boeken zijn uitdagend: ze wekken de nieuwsgierigheid op en stimuleren het denken en de fantasie. Ze zijn daardoor beloftevol om te benutten voor meerdere doelen, zowel bij de versterking van leesmotivatie en verhaalbegrip, als mondelinge taalvaardigheid, in het bijzonder woordenschat en het gebruik van cognitieve taalfuncties, waarbij taal wordt ingezet om denkprocessen te verwoorden. Ook is de inzet van deze boeken kansrijk bij ouderbetrokkenheid en taalstimulering. Het is cruciaal voor taalontwikkeling om kinderen op jonge leeftijd al voor te lezen en met hen te praten over boeken. Echter, er zijn grote verschillen in de leesopvoeding van kinderen en het taalgebruik in de thuisomgeving. Kinderen van laaggeletterde ouders en/of ouders die een lage sociaaleconomische status hebben, voeren minder denkstimulerende gesprekken, worden minder vaak voorgelezen en hebben thuis minder boeken tot hun beschikking. Kansengelijkheid creëren door het zo vroeg mogelijk verbinden van de thuisomgeving met de omgeving van de VVE/basisschool is een complexe opdracht voor professionals. Ze hebben moeite met het betrekken van ouders bij taalstimulering. Daarnaast zijn er verbeterkansen op het gebied van de versterking van competenties van professionals als leesbevorderaar. Het ontwerpgericht onderzoek geeft inzicht in kenmerken van een aanpak waarin tekstloze prentenboeken zowel in de thuisomgeving als in VVE/basisonderwijs worden ingezet. Op basis van een contextanalyse zal een ontwerp gecreëerd worden dat in een casestudie getest zal worden. De evaluatie van het ontwerp en de daaruit voortvloeiende kennisontwikkeling zal benut worden voor de ontwikkeling van twee nieuwe modules in de lerarenopleiding en voor acht hervormingen in bestaande modules in het AD en BA-curriculum en in drie post-hbo-opleidingen.