In het Integraal Zorgakkoord (IZA) zijn de ambities beschreven hoe de zorg in de toekomst goed, toegankelijk en betaalbaar te houden. Om aan deze ambities te voldoen, wordt ingezet op passende zorg, beschreven in het Kader Passende Zorg. Met de huidige veranderingen in de maatschappij en de zorg is het van belang dat mensen zo goed mogelijk functioneren en langer thuis kunnen blijven wonen.Ergotherapie is persoonsgericht en draagt bij aan het mogelijk maken van de dagelijkse activiteiten van mensen in de eigen omgeving. Ergotherapie is gericht op participatie, gezondheid en welbevinden van mensen die een beperking ervaren. Het doel van ergotherapie is dat mensen de voor hen belangrijke activiteiten in en met hun omgeving (weer) kunnen uitvoeren en hier tevreden over zijn. Ergotherapie doet dit door functies, vaardigheden en strategieën te evalueren en deze in de dagelijkse activiteiten effectief in te zetten. Dit kan gerealiseerd worden door training, het aanleren van een andere manier van handelen, het inzetten van een hulpmiddel of door de activiteit of de omgeving aan te passen. Ook door advies, coaching of educatie gericht op het optimaliseren van de (eigen) mogelijkheden en die van hun naasten worden betekenisvolle, dagelijkse activiteiten weer mogelijk, en kunnen mensen (langer) thuis functioneren. Ergotherapeuten kunnen ook een rol vervullen bij het ondersteunen en versterken van dagelijkse activiteiten van groepen mensen met als doel bijdragen aan de sociale participatie van groepen mensen in de maatschappij (gemeenschapsgericht werken). Wetenschappelijk onderzoek blijft belangrijk voor de kwaliteitsborging, onderbouwing en innovatie van ergotherapeutische interventies, passend bij veranderingen in de samenleving, het onderwijs en de gezondheidszorg.De Kennisagenda Ergotherapie biedt een overzicht van de belangrijkste thema’s met onderzoeksvragen en kennisvragen die de beroepsgroep de komende jaren centraal stelt. Het vormt de grondslag voor (ergotherapie-) onderzoekers, financiers en voor ergotherapie relevante organisaties. De kennisagenda presenteert onderzoeksvragen en een tabel met prioritering van doelgroepen en onderwerpen. De prioritering is gebaseerd op de combinatie van maatschappelijke relevantie (politieke, maatschappelijke en demografische ontwikkelingen en de input van stakeholders) én wetenschappelijke relevantie (literatuuronderzoek naar de (kosten)effectiviteit van ergotherapeutische interventies). De stakeholders waren vertegenwoordigers van onder andere de beroepsvereniging, verwijzers, andere zorgverleners, patiënten- en mantelzorg- verenigingen, zorgverzekeraars, onderwijs en onderzoek.
This paper explores the application of Self-Concepts, a Semantic-Differential Scale-based methodology, to evaluate a Serious Game designed for cognitive impairment assessment using the MoCA test and augmented reality (AR) for mobility analysis. A case study involved seven elderly participants. Despite some challenges in navigating the AR environment and cognitive tests, self-concept evaluations consistently demonstrated high user expectations and positive experiences with the digital artifact. This study validates the process and highlights the potential of Self-Concepts in assessing product acceptance within user groups.
MULTIFILE
BACKGROUND: Acute hospitalization may lead to posthospital syndrome, but no studies have investigated how this syndrome manifests and geriatric syndromes are often used as synonym. However, studies on longitudinal associations between syndromes and adverse outcomes are scarce. We aimed to analyze longitudinal associations between geriatric syndromes and functional decline (FD), readmission, and mortality.METHODS: Prospective cohort study, including 401 acutely hospitalized patients (aged ≥ 70). We performed: (i) logistic regression analyses to assess associations between patterns of geriatric syndromes as they develop over time (between admission and 1 month postdischarge), and FD and readmission; (ii) generalized estimating equations to assess longitudinal associations between geriatric syndromes over five time points (admission, discharge, 1, 2, and 3 months postdischarge) and FD, mortality, and readmission at 3 months postdischarge.RESULTS: After syndrome absent, syndrome present at both admission and 1 month postdischarge was most prevalent. Persistent patterns of apathy (odds ratio [OR] = 4.35, 95% confidence interval [CI] = 1.54-12.30), pain (OR = 3.26, 95% CI = 1.21-8.8), malnutrition (OR = 3.4, 95% CI = 1.35-8.56), mobility impairment (OR = 6.65, 95% CI = 1.98-22.38), and fear of falling (OR = 3.17, 95% CI = 1.25-8.02) were associated with FD. Developing cognitive impairment (OR = 6.40, 95% CI = 1.52-26.84), fatigue (OR = 4.71, 95% CI = 1.03-21.60), and fall risk (OR = 4.30, 95% CI = 1.21-16.57) postdischarge, was associated with readmission; however, only 4%-6% developed these syndromes. Over the course of five time points, mobility impairment, apathy, and incontinence were longitudinally associated with FD; apathy, malnutrition, fatigue, and fall risk with mortality; malnutrition with readmission.CONCLUSION: Most geriatric syndromes are present at admission and patients are likely to retain them postdischarge. Several geriatric syndromes are longitudinally associated with mortality and, particularly, persistently present syndromes place persons are at risk of FD. Although few persons develop syndromes postdischarge, those developing cognitive impairment, fatigue, and fall risk were at increased readmission risk.