Dit rapport beschrijft de onderzoeksuitkomsten van het project ‘het interprofessionele Leer en InnovatieNetwerk (LIN); een coproductie van zorg en welzijn’, een project waarin beoogd is de verbinding en afstemming tussen de professionals die verpleging en verzorging bieden en professionals van het sociale domein (bv de Wmo-consulent, welzijnswerkers, mantelzorgers, vrijwilligers) te verbeteren en cultuurverschillen te overbruggen. Met de verbinding tussen de domeinen zorg en welzijn kan meer integrale zorg/ondersteuning worden geboden die, naar verwachting, de begeleiding van kwetsbare thuiswonende ouderen in de regio Amstelveen ten goede zal komen.
DOCUMENT
Het project Under Construction (UC) is in 2003 van start gegaan als coproductie van het lectoraat Gedragsproblemen in de onderwijspraktijk en het lectoraat Vernieuwende Opleidingsmethodiek en -didactiek. Sinds september 2005 is het een productie van eerstgenoemde en zijn ook Instituut Theo Thijssen (ITT) en het Seminarium voor Orthopedagogiek betrokken bij het onderzoek dat plaatsvindt vanuit het lectoraat. UC op ITT staat centraal in dit katern. Binnen ITT was de behoefte ontstaan aan een nieuwe manier om studenten te leren reflecteren op de beroepspraktijk. Reflecteren is terugkijken en nadenken over iets dat is geweest maar vooral ook is het een middel om te leren handelen (denken en voelen) in toekomstige situaties. Het doel van reflecteren is bewustwording van en inzicht krijgen in eigen handelen en gedrag met het oogmerk het persoonlijk professioneel handelen te verbeteren in (toekomstige) beroepssituaties. (Groen 2006) Het doel van de methode UC is geformuleerd als (aanstaande) leraren in het basis-, voortgezet en speciaal onderwijs inzicht te bieden in hun persoonlijke opvattingen en overtuigingen over de leerlingen in hun klas. In de constructtheorie van Kelly worden dit constructen genoemd. Constructen zijn vaak onbewust of impliciet. Dat wil zeggen, ze zijn wel aanwezig, maar ze zijn niet eerder door de eigenaar (lees de leraar) geëxpliciteerd. En dat laatste is belangrijk, omdat wat wij denken te zien meer is wat we denken dan wat we zien.
DOCUMENT
[Uit de inleiding:] Veel gezondheidsproblemen (bijvoorbeeld obesitas, luchtwegklachten, hart- en vaatziekten, diabetes en depressies) zijn effectiever aan te pakken als het ‘accounthoudend’ ministerie van VWS samenwerkt met andere ministeries, omdat bijvoorbeeld onderwijs, woon- en werkomstandigheden, het milieu of de economie grote effecten op de volksgezondheid kunnen hebben.Gecoördineerde samenwerking tussen verschillende sectoren heeft als voordeel dat iedere sector zijn eigen achterban heeft waardoor een groot bereik van interventies mogelijk is. Bovendien is iedere sector te beschouwen als bron van mens/denkkracht en middelen. Toch blijkt deze samenwerking tussen ministeries en horizontale verbinding van beleidsterreinen vaak moeilijk, op zijn minst niet-vanzelfsprekend. Het lectoraat Public Governance van De Haagse Hogeschool richt zich in onderzoek en onderwijs op het functioneren van de nationale overheid, met name de rol van beleidsambtenaren. De term governance staat daarbij voor prioriteren, sturen en verantwoorden in netwerken van relaties (Theisens, 2012). In de afgelopen drie decennia zijn taken en bevoegdheden van veel nationale overheden verschoven naar andere actoren: internationale organisaties, andere onderdelen van de nationale overheid, andere overheden, maatschappelijke organisaties, burgers en bedrijven. Deze beweging heeft grote gevolgen voor governance en ambtelijke professionaliteit: verbinding zoeken met partners uit het netwerk is de nieuwe werkelijkheid voor de overheid om publieke doelen te kunnen realiseren. De algemene perceptie is dat binnen de rijksoverheid beter moet worden samengewerkt, onder andere door de kerndepartementen. Dat moet de efficiëntie en kwaliteit van de beleidsvorming helpen verhogen in contexten van toegenomen onderlinge afhankelijkheid, complexiteit en coproductie bij de aanpak van toekomstige maatschappelijke problemen [...]
DOCUMENT
De publicatielijst bevat alle publicaties van het lectoraat Dynamiek van de Stad in de periode 2013 - 2020
DOCUMENT
Een overzicht van alle publicaties van het lectoraat Dynamiek van de Stad van 2005/2006 t/m maart 2020 (in het kader van 15 jaar Dynamiek van de Stad)
DOCUMENT
ClimateCafé is a multi-, trans-, interdisciplinary and international event of several days in which young professionals, stakeholders and scientist come together to collect data and design (potential) solutions for climate change adaptation in rural or urban areas. ClimateCafé mainly aims to enhance resilience and reduce vulnerability of communities by sharing knowledge, raising awareness and building capacity. ClimateCafé addresses global issues, such as climate change and sustainable development, on a local scale. In a ClimateCafé, context specific challenges, related to climate change and sustainable development, are proposed by local stakeholders and often relate to a specific problem area. Over the past decade, more than 28 ClimateCafés have been organised around the globe, including the Netherlands-Rotterdam, Sweden-Malmö, the Philippines-Manila, and Peru-Pirua. Since the first edition in Thailand (2012), ClimateCafé evolved in content and adopted a ‘learning by doing’ paradigm. Our results indicate ClimateCafé fosters integrated thinking across disciplines, cultures and knowledge sectors while reducing uncertainties affiliated with climate change adaptation. This is demonstrated by participants of previous ClimateCafés having various backgrounds including: law, civil engineering, water management, art, urban planning and environmental engineering. Furthermore, co-production is composed through workshops facilitated by stakeholders of the, so called, quadruple helix including academia, government, civic society and industry. Workshops make use of scientifically embedded methods, always related to the contextual challenge. For example, urban heat stress is measured by sensors on a bike and collecting urban green with online platform ClimateScan, community perceptions are collected through interviews, water quality is measured with the use of drones and perceptions and responsibilities of institutional actors are identified by interviews and field visits. Additionally, data is processed and design workshops facilitate integrated design of potential solutions which is disseminated through participants presenting their findings at conferences. Although ClimateCafé is resource intensive, requires active participation of stakeholders and currently mainly attracts students of affiliated universities, we argue this multi-, inter-, transdisciplinary and international knowledge exchange methodology fosters the innovation that is dearly needed to address global sustainability challenges and climate change adaptation.
LINK
Met elkaar of naast elkaar? wijkteamprofessionals en informele krachten in Oud Noord over kwesties bij de gezamenlijke ondersteuning aan huishoudens in kwetsbare posities Het beleidsideaal van hybridisering in het sociaal domein staat voor een situatie waarin professionals en informele partijen steeds meer onderling verweven raken in hun ondersteuning van kwetsbare huishoudens. Informele en formele partijen zouden in dat ideaal steeds nauwer met elkaar optrekken en taken uitwisselen, en op basis van gelijke waardeoriëntaties komen tot een ‘coproductie’ van ondersteuning. Hybridisering is een belangrijk streven in de gebieden waarin het wijkteamonderzoek van de werkplaats Sociaal Domein (2016-2018) is uitgevoerd. Met dit onderzoek werpen wij licht op de invulling van dat beleidsideaal in de praktijk, door te bestuderen of en hoe professionals uit wijkteams samenwerken met uiteenlopende informele partijen. In deze rapportage wordt verslag gedaan van de bevindingen van het deelonderzoek dat binnen dit project is uitgevoerd in Oud Noord (Amsterdam Noord). Voor dit onderzoek zijn diepte-interviews afgenomen met stakeholders die onder meer betrokken zijn bij activeringsteams, Ouder en Kind teams, het wijkzorgnetwerk, de vrijwilligerscentrale en de maatschappelijke dienstverlening. Onze conclusie is dat in Oud Noord eerder sprake is co-existentie dan van hybridisering.
DOCUMENT
In contacten met ROC's valt me meer en meer op dat de aandacht voor de loopbaan van de leerling fors is toegenomen. Elk ROC heeft een loopbaancentrum of is dit aan het inrichten. Tegelijkertijd valt ook op dat de aandacht sterk persoonsgericht is en dat er weinig oog is voor de schoolinterne en - externe omgeving waarvan bekend is dat deze veel invloed heeft op de feitelijke loopbaanontwikkeling. Er mag dan ook worden gezegd dat de huidige invulling van loopbaanleren de problematiek te zeer individualiseert en daarom zorgt voor een onvoldoende invulling van de maatschappelijke functie van ROC's. Deze scholen zouden geen loopbaancentrum moeten willen hebben, maar wel zijn. In dit artikel pleit ik voor een geïntegreerde benadering van de loopbaan van mbo'ers waarin zowel een individuele als institutionele optiek een plaats hebben bij het bekijken welke actoren en factoren een stimulerende dan wel remmende invloed hebben in de opleiding tot, sorry, leren van vakmanschap. Een beroepentheoretisch perspectief biedt volgens mij houvast voor deze benadering. Ik werk nader uit wat onder talentvol vakmanschap moet worden verstaan en hoe je het leren hiervan zo kunt organiseren dat een ROC in samenwerking met bedrijven en instellingen zorgdraagt voor goede loopbaanontwikkeling. Talentvol vakmanschap komt ,kort gezegd, erop neer dat niet allerlei eisen van buiten maar het eigen talent van de leerling de basis horen te vormen voor het verrichten van beroepsprestaties. Er wordt zo een band gelegd tussen interne en externe eisen die voor het beroepsonderwijs ongebruikelijk is. Het leren van dit vakmanschap verschilt nogal van het vakmanschap waarop nu meestal wordt gekoerst. ROC's die als loopbaancentrum willen gaan functioneren, zullen dan ook veel werk moeten verzetten voordat ze zover zijn. Hier staat wel fors wat tegenover, nl. middelbaar beroepsonderwijs waarop studenten, docenten, management en omgeving trots kunnen zijn.
DOCUMENT
Onderzoekers van het lectoraat Dynamiek van de Stad leggen de aanpak van grootstedelijke vraagstukken in Rotterdam onder de loep vanuit drie verschillende invalshoeken: bestuurskunde, filosofie en stadsgeografie, als basis van een debat over de kansen en uitdagingen van sociale innovatie in de Rotterdamse praktijk. Een grote stad als Rotterdam biedt haar bewoners veel kansen. Maar ook aan uitdagingen is er geen gebrek. Denk aan grootstedelijke vraagstukken als druk op leefbaarheid en sociale cohesie, oplopende economische ongelijkheid en armoede en gevoelens van onveiligheid. Dit zijn allemaal weerbarstige problemen, die samenwerking vereisen tussen verschillende groepen stakeholders: overheden, bedrijven en burgers. Alleen dan is innovatie en vooruitgang mogelijk. In de literatuur worden dergelijke processen van coproductie in de aanpak van grootstedelijke vraagstukken als sociale innovatie geduid. Maar wat betekent dat in de praktijk? Welke voorbeelden zijn er voor sociale innovatie? En is het alleen maar positief? Het lectoraat Dynamiek van de Stad biedt in genoemde working papers reflectie op deze vragen en het concept van sociale innovatie in het algemeen. Doel van de publicatie is om theorie en praktijk met elkaar te confronteren en te verbinden en om een debat te starten over de kansen en uitdagingen van sociale innovatie in de praktijk van Rotterdam.
DOCUMENT
In dit hoofdstuk wordt het Nederlandse beleid geschetst van het tegengaan van radicalisering en het voorkomen van terroristisch geweld. Hierin neemt het ‘Actieprogramma integrale aanpak Jihadisme’ een belangrijke plaats in. Besproken wordt wat er goed gaat en wat de ontwikkelingsvragen zijn. Het hoofdstuk eindigt met een beschouwing over de behoefte aan sociale innovatie. Aangezien een aantal preventieve interventies behoorlijk ingrijpend kunnen zijn, is het zaak om bij de uitvoering te letten op eenduidigheid en adequate rechtsbescherming.
MULTIFILE