1e alinea column: Afvalverwerker van Gansewinkel heeft de geweldige, creatieve, slogan áfvalbestaat niet, en bouwt daar een nieuwe business mee. Zo zijn er meer voorbeelden van bestaande ondernemingen die nieuwe, creatieve, combinaties toepassen in hun business en een win-win organiseren voor alle stakeholders.
LINK
Deze agenda is een strategisch kader voor human capitalontwikkelingen in de creatieve industrie in de Metropoolregio Amsterdam voor de komende vier jaar (2012-2016). De agenda bestrijkt de gehele breedte van de creatieve industrie en richt zich op een interdisciplinaire aanpak en op het stimuleren van een onderzoekende en ondernemende cultuur in het onderwijs. Leidende thema’s zijn: • onderwijs over ondernemerschap;; • vraag en aanbod op elkaar afstemmen;; • alumni & permanente educatie;; • internationalisering. De Creatieve Industrie is de belangrijkste top sector voor de Metropoolregio Amsterdam (CBS monitor topsectoren 2012). Voor de beschrijving van de Creatieve Industrie in de Metropoolregio is een benadering vanuit drie clusters aangehouden: Kunsten & Cultureel Erfgoed, Media & Entertainment, Creatieve Zakelijke Diensten (reclame, mode vormgeving, architectuur). Het Kernteam Creatieve Industrie MRA wil een belangrijke bijdrage leveren aan de Europese en landelijke ambitie om Nederland in 2020 de meest creatieve economie van Europa te laten zijn. Dit vraagt om continue innovatie, slimme en creatieve oplossingen. Daarvoor is slim, creatief, jong (top)talent onmisbaar. Bij deze ambitie hoort een naadloze verbinding en samenwerking tussen bedrijfsleven en kennis- en onderwijsinstellingen. Het concurrerende klimaat, dynamiek en tempo in de sector vragen om snelle toepassing van nieuwe kennis en technologie en om een voortdurende instroom van nieuw (internationaal) creatief (top)talent en permanente bijscholing. Naast een economische waarde heeft de creatieve sector ook een maatschappelijk toegevoegde waarde. Met name de subsector Kunsten & Cultureel Erfgoed bevordert, met een vaak cross-sectorele aanpak, participatie en cohesie van diverse groepen in de samenleving. De toegevoegde waarde van de creatieve industrie wordt door andere sectoren nog onvoldoende op waarde geschat en benut. Voor professionals en aankomend talent is het cruciaal dat zij de juiste kennis en vaardigheden ontwikkelen om de meerwaarde en identiteit van de creatieve industrie over het voetlicht te brengen. De ondertekenaars van deze HCA hebben de intentie de ingezette samenwerking nog concreter vorm te geven. Het Centre of Expertise, Centrum voor Innovatief Vakmanschap en de Amsterdam Campus zijn hierbij dé vehikels om concrete afspraken en projecten tussen de drie partijen uit de gouden driehoek te realiseren. Prioriteit hierbij is de vraagarticulatie vanuit het bedrijfsleven verder aan te scherpen, afspraken hierover tussen partijen zijn reeds gemaakt. AIM wordt gevraagd twee per jaar een bijeenkomst te organiseren om concrete acties met elkaar te benoemen. Deze HCA, met bijbehorende ambitie en invulling, zal dan ook jaarlijks door het Kernteam geëvalueerd en zo nodig bijgesteld worden. Hierbij blijft afstemming met de MRA –agenda’s: HCA ICT en HCA Toerisme en Congressen gewenst.
DOCUMENT
Onderzoek naar belangrijkste business trends, die door onze stakeholders worden gezien. Duurzaamheid in al zijn facetten en digitalisering zijn de significante ontwikkelingen in het economisch domein, met grote gevolgen voor organisatie en werk, zo blijkt uit ons onderzoek.
DOCUMENT
Kunstenaars en andere ‘creatieven’ vinden steeds moeilijker betaalbare werkruimte. Atelierstichtingen en broedplaatsorganisaties zitten klem tussen oplopende kosten, teruglopende subsidies en de structureel zwak-ke inkomenspositie van de hurende kunstenaars. Een manifest van Platform BK, dat beeldend kunstenaars vertegenwoordigt, en de KunstenBond agendeert dit vraagstuk. Een bijkomend probleem vormt de hoogspan-ning op de vastgoedmarkt, waardoor panden zeer gewild zijn bij projectontwikkelaars en gemeenten geneigd zijn om voor de panden die zij aan deze organisaties verhuren andere draagkrachtigere huurders te zoeken. Medewerkers en management van broedplaatsorganisaties staan voor de uitdaging om hun businesscase maatschappelijk en financieel te verduurzamen. Dit vraagt om nieuwe waardeproposities en herpositionering ten opzichte van de gemeente en andere publieke en private stakeholders. Ook het profiel van de broed-plaatsprofessional verandert. Ontwikkelaars van broedplaatsen zijn veelal geleidelijk in hun organiseren-de/coördinerende rol gegroeid. Het speelveld van stedelijke (gebieds)ontwikkeling waarop zij opereren is echter dynamisch. De broedplaatsprofessional krijgt steeds nadrukkelijker de positie van stedelijke kwartiermaker: een nieuwe, hybride rol op het snijvlak van vastgoed, cultuur, welzijn en ruimtelijk(-economisch)e ontwikkeling. Dit project beoogt broedplaatsorganisaties te voeden met (bedrijfs-)strategieën om hun businessmodel toe-komstbestendig te maken en deze te vertalen naar benodigde competenties voor de betrokken professionals. Alleen zo kunnen zij blijven bijdragen aan de politiek gewenste levendige en veelkleurige stad, waar mensen graag wonen en bedrijven zich graag vestigen. Veel onderzoek onderbouwt dat steden die investeren in cultuur economisch beter presteren. Daarbij gaat het niet alleen om toptheaters en –musea maar juist ook om innova-tie en creativiteit ‘van onderop’. Fontys Hogescholen gaat deze problematiek onderzoeken met inzet van een breed consortium creatieve ver-zamelgebouwen, netwerk- en kennispartners. Gezamenlijk vertegenwoordigen deze organisaties ruim 300 ate-liergebouwen/broedplaatsen, 4.700 werkruimten en honderdveertig professionals. De broedplaatsenproble-matiek speelt bovendien in vrijwel alle G40-steden, hetgeen de resultaten van dit project potentieel relevant maakt voor honderden professionals bij gemeenten, woningcorporaties en andere vastgoedeigenaren.
Samenwerking tussen organisaties en creatieve professionals (kunstenaars en ontwerpdisciplines), zogenaamde cross-overs, vormen dé nieuwe samenwerkingsvorm de laatste jaren binnen organisaties in Nederland medio 2017. Uit recent onderzoek van het lectoraat Innovatief Ondernemen van Zuyd Hogeschool blijkt dat in Zuid-Limburg ongeveer 50% van de MKB-bedrijven jaarlijks samen werken met creatieve professionals. Creatieve professionals brengen vanuit de kunsten een voor organisaties nieuw en uniek perspectief van design thinking in met een daar aan gerelateerd handelingsrepertoire (‘change agents’) en methoden (art based interventions (ABIs) of artistic interventions). Er is een eerste notie dat de verbinding van het economische domein (organisaties) met het domein van de kunsten vruchtbare samenwerking op kan leveren. Maar uit eerste verkenningen is ook duidelijk dat zowel organisaties als creatieve professionals concrete handvatten nodig hebben voor vruchtbare samenwerking. Er is binnen Nederland echter nog nauwelijks onderzoek gedaan naar de rol van creatieve professionals in initiatieven als cross-overs, business development en innovatie. Dit onderzoek betreft een eerste verkenning naar het fenomeen van samenwerking tussen organisaties en creatieve professionals. Hiervoor worden 4-5 cases bestudeerd van organisaties die hebben samen gewerkt met creatieve professionals. Daarnaast zal een literatuurstudie worden uitgevoerd naar cross-overs en overige samenwerkingsvormen tussen organisaties en creatieve professionals. Het resultaat van dit onderzoek is om via een verdiepende verkenning naar de samenwerking van creatieve professionals en bedrijven/ publieke organisaties meer inzichten in de factoren die samenwerking tussen MKB bedrijven en creatieve professionals beïnvloeden, te krijgen. Met deze verkenning willen we de basis leggen voor vervolgonderzoek (RAAK MKB-aanvraag), waarbij focus op het perspectief van design thinking, de wijze van samenwerking, het handelingsrepertoire (‘change agents’) of bijvoorbeeld op methoden die zijn gehanteerd, aandacht zullen krijgen.
Klimaatverandering, stikstofdepositie en schaarse ruimte zijn voorbeelden van maatschappelijke ontwikkelingen die een grote druk leggen op de mobiliteitstransitie (KiM, 2025). Rap veranderende behoeftes en omgevingen, o.a. door de digitale en energie transitie, vragen om meer flexibiliteit en innovatie. Het maakt dat reguliere samenwerkingsvormen in de mobiliteitssector, zoals langjarige concessies, niet altijd meer toereikend zijn. Nieuwe vormen van publiek-private samenwerkingen (PPS) zijn nodig om samen het mobiliteitssysteem om te bouwen en impact te realiseren op de mobiliteitstransitie (Diercks et al., 2020). Om meer wendbare publiek private samenwerkingen te vormen zijn inmiddels methodieken op het vlak van innovatiebeleid (Goetheer et al., 2018), de vorming van regionale mobiliteitsprogramma’s (Baltus & Röther, 2019) en transitie-management (Loorbach, 2007) beschikbaar. Maar wat volgens diverse regionale overheden nog mist, is een handzame methodiek die bij het najagen van disruptieve mobiliteitsinnovaties helpt om de benodigde publiek-private cocreatie vorm te geven en focus en snelheid te brengen in het gezamenlijke proces. Bij voorkeur geeft deze methodiek concrete aandachtspunten waarop partners middels interventies in proces en communicatie de kans op succesvolle cocreatie ten behoeve van een individuele mobiliteitsinnovatie kunnen vergroten. Gegeven deze behoefte naar versnelling hebben het creatieve mkb-bedrijf P2 (ontwerpers in proces-, project- en programmamanagement van o.a. de mobiliteitssector) en de HAN UAS lectoraten Smart Business en Human Communication Development de handen ineengeslagen. Zij hebben een eerste inventarisatie gemaakt van mogelijke succesfactoren en procesinterventies die binnen een PPS kunnen helpen snelheid te ontwikkelen op disruptieve mobiliteitsinnovaties. Deze inventarisatie is nog niet compleet noch gevalideerd. Het doel van het KIEM-onderzoek is om een business ecosystem solution for mobility (BESMO)-propositie uit te werken door kennishiaten en praktijkeisen ten aanzien van succesfactoren in kaart te brengen en bijbehorende interventies uit te werken. Relevante PPS-casuïstiek wordt ontsloten door aangesloten praktijkpartners gemeenten Arnhem en Nijmegen, beide gelegen in de Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen.