Identiteit is 'in' en complex. Kan de professionele bestuurder als spil van identiteit fungeren? Hoe operationaliseren zij het begrip identiteit? Dit sensibiliserend, kwalitatief onderzoek heeft als centrale vraag: Wat denken bestuurders van het onderwerp identiteit en hoe operationaliseren zij 'identiteit'? Bestuurders van basisscholen zijn wel in staat een aantal aspecten van identiteit te beschrijven, maar zij zijn - door onvoldoende kennis over het begrip identiteit - niet in staat om het goed te operationaliseren. Het hanteren van (kern)doelen en competenties rond identiteit zou meer aandacht moeten krijgen in de praktijk en opleiding.
DOCUMENT
Graag wil ik in dit essay betogen dat het een misvatting is om uitsluitend op deze beperkte manier te reflecteren op de christelijke identiteit van de school. Ik vind het een groot punt van zorg dat veel leerkrachten dit in eerste instantie toch lijken te doen. Mijn voorstel is dan ook om de alarmbellen te luiden elke keer als in een gesprek over de identiteit van de school het ‘argument’ klinkt “…. want dit is toch een christelijke school ….” (of variaties op dit argument). We hebben dan namelijk te maken met een onzinuitspraak, een schijnargument. Laat dat dan ook maar worden gezegd, om daardoor vervolgens een heilzame verwarring te laten ontstaan
DOCUMENT
De kernwaarden van het openbaar onderwijs worden door velen gezien als onvoldoende om richting te geven aan waardevol openbaar onderwijs. In opdracht van Zaan Primair, de stichting voor openbaar onderwijs in de Zaanstreek, is onderzocht of op basis van democratie als complex waardenbegrip de identiteit van de openbare school vorm kan worden gegeven. De openbare school is de school van de samenleving en die samenleving is gefundeerd op democratische waarden als vrijheid, gelijkheid, dialoog, diversiteit en participatie. Dit onderzoek laat zien dat ook scholen vanuit deze waarden hun identiteit kunnen ontwikkelen en zo een democratische gemeenschap kunnen vormen. In het onderzoek is een conceptueel kader hiervoor ontwikkeld. Tevens is op basis van het model van waarderend onderzoek een implementatietraject ontwikkeld, waarmee scholen dit in de praktijk kunnen toepassen. Het conceptueel kader is door de landelijke besturenorganisatie van het openbaar overgenomen als voorstel om daarmee ook landelijk de kernwaarden van het openbaar onderwijs te funderen op de waarden van de democratische samenleving.
DOCUMENT
In tijden van toenemende culturele diversiteit en arbeidsonzekerheid hebben jongeren in Nederlandse en Duitse stadswijken grote behoefte aan richting met betrekking tot hun toekomstige leven. Ouders en leraren lijken zelf vaak te worden overweldigd door de snel veranderende wereld waarin ze leven. Naast deze veranderingen neemt het gebruik van sociale media sterk toe, waardoor de al bestaande generatiekloof nog groter wordt. Deze ontwikkelingen hebben grote gevolgen voor de levensloopperspectieven van jongeren en leiden er vaak toe dat ze meer dan ooit richting zoeken bij hun leeftijdgenoten. In plaats van dit te zien als een problematische situatie, is dit project erop gericht de netwerken van jongeren te gebruiken als bron voor verbetering van de stadswijken. Het basisidee is jonge adolescenten (in de leeftijd van 12-14 jaar) te empoweren via bepaalde leeftijdgenoten die al gerespecteerd, verantwoordelijk en stabiel in het leven staan. Deze ‘homies’ (vier Nederlandse en vier Duitse jongeren) worden getraind en begeleid door experts op het gebied van oplossingsgericht denken en inspirerende communicatie. Daarna gaan de homies aan de slag in hun eigen wijk, waar ze drie maanden actief zullen zijn. De meeste communicatie met hun leeftijdgenoten zal verlopen via mobiele communicatie en sociale medianetwerken. In het begeleidende onderzoek wordt een analyse gemaakt van de leefsituatie van jongeren in de geselecteerde wijken voor en na de tussenkomst van de homies. De homies houden zelf een (mobiel) dagboek bij dat inzicht zal bieden in hoe zij zelf de veranderingen bij de jongeren in hun wijk zien.
De discussie over de transitie naar een circulair modesysteem richt zich doorgaans op verduurzaming van materialen en productieprocessen. Het is echter van groot belang om de emotionele waarde en culturele betekenis van mode, consumentengedrag en dus de sociale aspecten van duurzaamheid nadrukkelijker te belichten in onderzoek naar verduurzaming van de textiel- en mode-industrie (Walker 2006; Thorpe 2007; Chapman 2009). De verwachting is dat dit doorslaggevende factoren zijn bij de acceptatie van duurzame mode door de consument, maar er is meer onderzoek nodig om hier dieper inzicht in te verkrijgen. Het Nederlandse textielbedrijf Vlisco, dat sinds 1846 stoffen ontwerpt en produceert voor de West-Afrikaanse markt, is een interessante casus in dit kader. De diepgaande verankering van het merk Vlisco in de Afrikaanse cultuur en identiteit demonstreert hoe sterk de ‘emotionele duurzaamheid’ (Chapman 2009) van mode kan zijn. In dit project zullen de reststoffen van Vlisco door middel van ontwerpend onderzoek ‘ge-upcycled’ worden tot nieuwe kwaliteitsproducten, waarbij er een vergelijking zal worden gemaakt tussen de betekenis van duurzaamheid in een Afrikaanse context en in een westerse context. De hypothese is dat de ontwikkeling van meer inzicht in en kennis over ‘emotionele duurzaamheid’ in een Afrikaanse context, aan de hand van de grote emotionele waarde van de Vlisco-stoffen voor Afrikaanse consumenten, een essentiële bijdrage levert aan de westerse discussie over duurzaamheid, en specifiek over nieuwe circulaire design strategieën. De resultaten uit dit onderzoek zullen worden vertaald naar algemeen geldende inzichten en kennis over circulaire mode, die relevant zijn voor de sector als geheel.
Taal speelt een essentiële rol in ons leven. We hebben taal nodig in interactie met anderen, om uitdrukking te geven aan ervaringen en emoties, om te denken en te leren. Taal is bovendien onlosmakelijk verbonden met cultuur en identiteit. Het onderwijs, en het talenonderwijs in het bijzonder, heeft de opdracht te zorgen dat alle kinderen/jongeren de talige competenties ontwikkelen die nodig zijn voor succesvolle participatie op school en in de samenleving. In de huidige superdiverse, geglobaliseerde maatschappij gaat het hierbij om meertalige competenties. Het huidige talenonderwijs wordt echter geconfronteerd met twee uitdagingen. Ten eerste zijn klassen steeds taaldiverser, zeker op het vmbo; grote aantallen leerlingen groeien op met een andere taal dan of naast het Nederlands. Leraren voelen zich onvoldoende voorbereid om hun onderwijs af te stemmen op deze meertalige realiteit, wat ertoe leidt dat niet alle leerlingen optimale leerkansen krijgen. Ten tweede staat het talenonderwijs onder druk: veel leerlingen halen beoogde niveaus niet en zijn ongemotiveerd voor de talenvakken, o.a. doordat talen gescheiden van elkaar en gescheiden van culturele inhouden worden onderwezen. In dit project onderzoeken HvA, HU en UvA, samen met scholen, beroepsvereniging Levende Talen, SLO, Nuffic en ITTA hoe een didactische aanpak waarin alle talen erkend, benut en ontwikkeld worden en die inzet op het stimuleren van meertalig taalbewustzijn, beide uitdagingen het hoofd kan bieden. Ook wordt onderzocht welke professionalisering docenten nodig hebben om zo’n aanpak te implementeren. In co-creatie ontwerpt, beproeft en evalueert het consortium een meertalige, talenbewuste aanpak voor de kernvakken Nederlands en Engels en het flankerende professionaliseringstraject. Ten slotte wordt in een quasi-experimentele studie het effect van de aanpak en professionalisering onderzocht op leerling- en docentniveau. Het project genereert inzicht in hoe een meertalige, talenbewuste aanpak effectief vorm kan krijgen in taaldiverse vmbo-klassen. Daarnaast levert het project beproefde, flexibel inzetbare les- en professionaliseringsmaterialen op.