De uitbraak van het COVID-19 virus (i.e., coronavirus) in December 2019 in de Chinese stad Wuhan heeft een grote impact gehad op de manier van leven over de gehele wereld. Op 27 februari 2020 werd de eerste besmetting met het coronavirus in Nederland vastgesteld, waarna het aantal besmettingen snel opliep. Om de verdere verspreiding van het virus zo veel mogelijk te beperken werden er in Nederland – net als in de vrijwel alle andere landen –diverse vrijheid beperkende maatregelen ingesteld. Van 23 maart 2020 tot 1 mei 2020 gold in Nederland een zogenaamde ‘intelligente lockdown’ en werden mensen gevraagd om afstand van elkaar te houden, zo veel mogelijk thuis te blijven en werken, en werden scholen, sportclubs, horeca en winkels gesloten. In de twee jaar na de start van deze intelligente lockdown volgden er verschillende periodes met op- en afschalingen van restricties, waaronder nog twee ‘harde lockdowns’ die ingingen in december 2020 en december 2021. Vanzelfsprekend hebben deze maatregelen een grote invloed gehad op onze manier van leven en werken en hebben er waarschijnlijk nog nooit zoveel Nederlanders tegelijk vanuit huis gewerkt als tijdens de coronacrisis. Dit heeft ook geleid tot veranderingen op het gebied van criminaliteit. In het eerste jaar van de coronapandemie lag het aantal geregistreerde misdrijven in Nederland ongeveer 6 procent lager dan in dezelfde periode in het jaar daarvoor, waarbij de verschillen het grootst waren tijdens de periodes met de strengste maatregelen (i.e., de intelligente lockdown en harde lockdown). Deze daling in geregistreerde criminaliteit was met name duidelijk terug te vinden onder misdrijven die doorgaans gepleegd worden als het slachtoffer niet in zijn of haar eigen huis is, zoals woninginbraak, zakkenrollenrij en fietsendiefstal (Kruisbergen et al., 2021). Voor huiselijk geweld, wat doorgaans binnen het eigen huis(houden) plaatsvindt, werd juist gevreesd voor een toename, maar deze lijkt achterwege te zijn gebleven in Nederland (Coomans et al., 2022). Ook hebben verschillende experts in de media gewezen op de cyberrisico’s van thuiswerken.1 Dit is in het bijzonder voor midden- en kleinbedrijven (mkb) zeer relevant omdat mkb-bedrijven de ruggengraat vormen van de Nederlandse economie (zij zijn verantwoordelijk voor 63% van het Bruto Binnenlands Product, 71% van de werkgelegenheid, en een totale omzet van 1023 miljard euro)2 , terwijl we ook weten dat deze groep bedrijven relatief vaak slachtoffer wordt van cyberaanvallen en weinig middelen ter beschikking heeft om zich hiertegen te wapenen (Leukfeldt, 2018). Tegelijkertijd zijn mkb-bedrijven waarschijnlijk niet goed ingericht op het ondersteunen van (massaal) thuiswerken en hebben daarom in allerijl en met veelal beperkte middelen moeten improviseren om het thuiswerken mogelijk te maken. Dit onderzoek richt zich daarom op de vraag in hoeverre de uitbraak van het coronavirus en de daarmee gepaard gaande toename in thuiswerken gedurende de pandemie geleid hebben tot meer cyberonveiligheid voor zowel burgers als het mkb en wat we hiervan kunnen leren voor de toekomst. Hierbij kijken we naar de aard en omvang van dreigingen en incidenten en naar de impact die incidenten hebben gehad. Dit geeft inzicht in de wijze waarop plotselinge verschuivingen van offline naar online activiteiten leiden tot nieuwe cyberrisico’s en is voor het mkb van groot belang om te kunnen beoordelen welke maatregelen zij kunnen en moeten nemen ten tijde van crises en wat die maatregelen mogen kosten. Uit eerder onderzoek weten we dat mkb-bedrijven weinig inzicht hebben in cyberrisico’s (doordat aard en omvang vaak onduidelijk zijn) en daardoor niet weten welke maatregelen zij moeten treffen (Notte et al., 2019). Daarnaast hebben mkb-bedrijven vaak weinig middelen en kennis in huis om zich goed te kunnen wapenen tegen cybercriminelen. Drie onderzoeksvragen staan dan ook centraal in dit onderzoek: 1) In hoeverre is de aard en omvang van cybercriminaliteit veranderd tijdens de coronapandemie? 2) Wat waren de gevolgen van slachtofferschap van cybercriminaliteit tijdens de coronapandemie? 3) Is er een relatie tussen veranderingen in internetgebruik en slachtofferschap van cybercriminaliteit tijdens de coronapandemie? Om deze vragen te beantwoorden analyseren we in fase 1 van dit onderzoek eerst de bestaande literatuur en interviewen we tien experts van de politie, cybersecuritybedrijven en andere relevante stakeholders. De literatuurstudie en verkennende interviews gebruiken we vervolgens in fase 2 van dit onderzoek om een vragenlijst te ontwikkelen die we hebben uitgezet onder een steekproef van burgers en een steekproef van mkb’ers om de aard, omvang en impact van slachtofferschap in kaart te brengen.3 Hierdoor wordt een uniek beeld verkregen van de effecten van het coronavirus en veranderingen in ons internetgebruik.
DOCUMENT
De digitale revolutie voltrekt zich in hoog tempo. Naar verwachting zullen er in 2020 meer dan 20 miljard laptops, mobiele telefoons en tablets met elkaar verbonden zijn tot een gigantisch wereldwijd netwerk. Spoedig zullen we voortdurend en overal verbonden zijn met internet. De virtuele ruimte die ontstaat uit de complexe interactie van mensen, technologie, software, en dienstverlening over het internet wordt steeds vaker cyberspace genoemd
DOCUMENT
Bedrijven maken vaak deel uit van een keten. Ketens worden steeds meer afhankelijk van ICT voor onder meer het aankopen, bezorgen en inventariseren van producten of diensten. Deze afhankelijkheid maakt dat cyber-gerelateerde risico’s een opmars maken binnen ketens. Er is echter nog weinig bekend over deze risico’s en hoe ketens daar weerbaar tegen kunnen worden gemaakt. Dit hindert de uitwerking, uitvoering en bijsturing van beleid door de overheid. De Haagse Hogeschool heeft in opdracht van MKB Nederland en het Ministerie van Justitie en Veiligheid een verkennende studie verricht om meer zicht te krijgen op het fenomeen cyber-ketenweerbaarheid in verschillende economische sectoren. Hierbij stonden centraal cyber-gerelateerde risico’s en geleerde lessen bij het voorkomen en bestrijden van cyberincidenten en -criminaliteit in ketens. Tevens zijn aanknopingspunten voor vervolgonderzoek geïdentificeerd. Voor de dataverzameling is eerst gebruik gemaakt van literatuuronderzoek. Daarna zijn gestructureerde interviews uitgevoerd. De interviews hebben plaatsgevonden bij 12 bedrijven uit drie economische sectoren: vijf bedrijven gerelateerd aan de agrarische sector (vormen twee ketens), vier bedrijven uit de sierteeltsector (vormen één keten) en drie bedrijven uit de sector handel (vormen één keten). Deze bedrijven zijn als afnemer en leverancier geschakeld binnen hun sector en vormen daarmee een keten. Bij elk bedrijf is gesproken met cybersecurityexperts en/of bestuursleden. In elke keten hebben wij dreigingen en kwetsbaarheden op het gebied van cyber-ketenweerbaarheid vastgesteld. Met name ransomware en zogenaamde stepping stone-aanvallen zijn concrete dreigingen voor ketens. Zo is er bij alle door ons beschouwde ketens sprake van technologie die op afstand kan worden bediend via internet door een derde partij, zoals klimaatregelaars en sorteersystemen. Deze afstandsbediening is veelal kwetsbaar voor digitale inbreuken van buitenaf. Dit maakt dergelijke technologie en het securitybeleid van ketenpartners die toegang hebben tot deze technologie een kwetsbaarheid voor de keten. Ook valt het op dat de medewerkers van de bedrijven een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van cyberincidenten en -criminaliteit in de keten. Mogelijk wordt dit veroorzaakt door onveilig gedrag, gemakzucht en een gebrek aan kennis bij medewerkers over dreigingen en kwetsbaarheden. Er zijn tevens belangrijke lessen opgehaald bij de bedrijven die wij interviewden. Zo is het in het kader van cyberketenweerbaarheid van belang dat bedrijven hun cyberveiligheid op orde hebben. De onderzochte bedrijven investeren daarin door onder meer technische beveiliging en procedures voor werknemers. Ook zijn investeringen in de cyberveiligheid tussen schakels en de keten als geheel van belang. Bijvoorbeeld door de eigen digitale infrastructuur gescheiden te houden van de infrastructuur van ketenpartners. Over het algemeen worden dergelijke maatregelen slechts sporadisch genomen door de bedrijven die meededen aan dit onderzoek. Zo komt het onderwerp cyberveiligheid vaak niet terug in contracten met leveranciers, blijft (structureel) overleg tussen partners op dit gebied uit en is informatiedeling over cyberrisico’s en geleerde lessen op ketenniveau beperkt. Controle op de risico’s lijkt in de ketens veelal te ontbreken en samenwerking lijkt vooral te berusten op vertrouwen. Verschillen in genoemde dreigingen, kwetsbaarheden en geleerde lessen tussen bedrijven zijn mogelijk te verklaren door het type bedrijf en diens omvang, de volwassenheid van de organisatie op ICT-gebied en de positie van een bedrijf in de keten. Zo lijken met name ICT-dienstverleners en grote bedrijven zicht te hebben en te handelen op keten-gerelateerde dreigingen en kwetsbaarheden. Gezien de verkennende aard van deze studie is nader onderzoek echter nodig om bevindingen te verstevigen. Ons advies is om meer gericht onderzoek te doen naar de risico’s zoals in deze studie zijn geïdentificeerd en dit tevens te doen in andere ketens of binnen andere economische sectoren. De onderzochte ketens zijn slechts beperkt representatief voor de gehele economie, waardoor het onduidelijk is in hoeverre de huidige resultaten gelden voor andere ketens binnen en buiten de door ons onderzochte economische sectoren. Een onderwerp waar wij denken dat meer kennis op nodig is, is het fenomeen stepping stone-aanval. Ondanks dat dit een belangrijk fenomeen lijkt, komt uit onderhavig onderzoek onvoldoende naar voren op welke manier een ketenaanval via kleine ketenpartners plaatsvindt, in welke mate een keten daar schade van ondervindt en hoe een dergelijke aanval kan worden voorkomen. Wij adviseren bovendien om te onderzoeken hoe ketens cyberveiligheid contractueel kunnen bewerkstelligen in de samenwerking met ketenpartners. Zo is het de vraag welke eisen er in het contract met partners gesteld moeten worden om risico’s voldoende af te dekken. Wij adviseren bovendien om actuele informatie over cyberrisico’s toegankelijk te maken voor ketenbedrijven, met name bij kleine bedrijven die beperkte middelen hebben om zichzelf te beschermen en informatie in te winnen. Help ketens waar nodig met het op orde brengen van hun interne cyberveiligheid, de cyberveiligheid tussen schakels en de cyberveiligheid van keten als geheel. Hierbij kan worden gedacht aan het beschikbaar stellen van voorbeeldcontracten met leveranciers, het faciliteren van (structureel) overleg tussen partners en ondersteuning van de informatiedeling op ketenniveau.
DOCUMENT
Om mkb’ers in staat te stellen hun cyberweerbaarheid te verhogen, heeft de Haagse Hogeschool, samen met het Platform Veilig Ondernemen (PVO) en de VeiligheidsAlliantie regio Rotterdam (VAR) een webapplicatie ontwikkeld. Voor de financiering van de webapplicatie heeft het PVO een subsidie ontvangen van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). Cyberweerbaarheid is hier gedefinieerd als het vermogen om weerstand te bieden tegen bekende en onbekende vormen van cybercriminaliteit en snel te herstellen van een cybercrisis. Naast het ontwikkelen van de app is het doel om mkb’ers in de regio Rotterdam die de app hebben gebruikt: (1) meer bewust te maken van de risico’s van cybercriminaliteit in zijn algemeenheid en ook voor hun bedrijf specifiek; (2) inzicht te geven in weten welke maatregelen ze kunnen treffen om slachtofferschap te voorkomen en schade bij slachtofferschap te beperken; en (3) daadwerkelijk aan de slag te laten gaan met de gegeven tips. De evaluatie van de app vond plaats onder negen mkb’ers in de regio Rotterdam. Zij zijn geworven op cybersecurity congressen in Barendrecht en Dordrecht. De evaluatie bestond uit een nulmeting en een effectmeting op vier relevante kwaliteiten uit de ISO 25010-norm, namelijk de bruikbaarheid, effectiviteit, efficiëntie en het vertrouwen in de uitkomsten. De evaluatie laat zien dat het gebruik van de app door mkb’ers leidt tot meer bewustzijn van cyberrisico’s. Drie van de negen mkb’ers hebben ook daadwerkelijk adviezen die volgen uit het gebruik van de app opgevolgd en daarmee hun cyberweerbaarheid verhoogd. Een verbetermogelijkheid is de vraagstelling die in de app wordt gebruikt om de adviezen te bepalen. Deze was hier en daar verwarrend of sloot niet goed aan bij de organisatie en haar context. En hoewel de deelnemers aan de evaluatie over het algemeen enthousiast waren over de app bleek het in de praktijk lastig om deelnemers te werven. Ook het bewerkstelligen van gedragsverandering is een knelpunt gebleken, zoals blijkt uit het geringe aantal mkb’ers dat daadwerkelijk maatregelen heeft genomen op basis van de adviezen die volgden uit het gebruik van de app. Mogelijke verklaring hiervoor is de lage prioriteit die mkb’ers toekennen aan het nemen van maatregelen om hun cyberweerbaarheid te vergroten. Samenvattend kunnen we concluderen dat de app in de huidige vorm voldoende kwaliteit heeft om mkb’ers te helpen bij het verhogen van de cyberweerbaarheid. Vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op de vraag hoe mkb’ers te motiveren in het gebruikmaken van de app en het opvolgen van adviezen.
DOCUMENT
In mei 2008 heeft de grootste werkgeversorganisatie in het voortgezet onderwijs de code Goed onderwijsbestuur in het Voortgezet Onderwijs het licht doen zien. De aangesloten schoolbesturen hadden tot augustus 2010 de tijd deze code in te voeren. Uit dit onderzoek naar de ontwikkeling en de stand van zaken wat betreft de implementatie van de code blijkt dat driekwart van de responderende besturen bestuur en toezicht statutair gescheiden heeft. De implementatie van normen over beheersing van risico’s, verantwoording aan belanghebbenden, integriteit en transparantie blijft daar enigszins bij achter.
LINK
Nederland is een van de koplopers in digitale economieën binnen Europa en stimuleert digitalisering als middel voor economische groei en maatschappelijke innovatie. Ook de gezondheidszorg ondergaat een ingrijpende digitale transformatie. Digitale zorgtoepassingen, zoals telemonitoring, e-consulten en zorgrobots, bieden mogelijkheden om de toenemende druk door vergrijzing, personeelstekorten en stijgende kosten te verlichten. Deze technologische innovaties verhogen de efficiëntie en verbeteren de samenwerking tussen zorgprofessionals, maar brengen tegelijkertijd nieuwe juridische en technische uitdagingen met zich mee, met name op het gebied van cybersecurity. De voortdurende digitalisering brengt nieuwe juridische kaders met zich mee. Dit beroepsprodcut geeft meer duidelijkheid over de juridische voorwaarden voor compliant gebruik van elektronische patiënten- en cliëntendossiers (EPD/ECD) binnen zorginstellingen. Disclaimer:De afstudeeropdracht wordt uitgevoerd door een vierdejaarsstudent in het kader van zijn/haar afstuderen bij het Instituut voor Rechtenstudies. De student levert een juridisch beroepsproduct op en doet daartoe onderzoek. De student wordt tijdens de uitvoering van zijn/haar afstudeeropdracht begeleid door een afstudeercoach. De inspanningen van de student en de afstudeercoach zijn erop gericht om een zo goed mogelijk beroepsproduct op te leveren. Dit moet opgevat worden als een product van een (vierdejaars)student en niet van een juridische professional. Mocht ondanks de geleverde inspanningen de informatie of de inhoud van het beroepsproduct onvolledig en/of onjuist zijn, dan kunnen de Hanzehogeschool Groningen, het Instituut voor Rechtenstudies, individuele medewerkers en de student daarvoor geen aansprakelijkheid aanvaarden.
DOCUMENT
De constatering dat onderzoek naar de menselijke factor binnen cybercrime en cybersecurity nog in de kinderschoenen staat, terwijl er een grote vraag is naar evidence-based praktisch toepasbare kennis is de reden dat De Haagse Hogeschool (HHs) en het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR) de handen ineengeslagen hebben voor de totstandkoming van dit lectoraat. Het lectoraat richt zich daarbij op een specifieke doelgroep: het midden- en kleinbedrijf (mkb). Het mbk is de backbone van de Nederlandse economie. Mkb’ers worden echter relatief vaak slachtoffer van cyberaanvallen en hebben niet de capaciteit om zich te weren tegen dergelijke aanvallen. Dit staat in schril contrast met het onderzoek dat wordt uitgevoerd op dit gebied. Onderzoek naar deze doelgroep ontbreekt bij de start van dit lectoraat nagenoeg compleet. Het doel van het lectoraat is om de kennispositie van het mkb op het gebied van cybercrime en cybersecurity te vergroten om zo het slachtofferschap en de impact van cyberaanvallen onder mkb’ers te verlagen. Omdat er nagenoeg geen studies zijn gedaan naar cybersecurity in het mkb zullen eerst basale vragen beantwoord moeten worden. Zo is inzicht nodig in slachtofferschap onder mkb’ers. Hoe vaak komen aanvallen op mkb bedrijven voor? Welke mkb bedrijven worden slachtoffer van cyberaanvallen en zijn er factoren die risicoverhogend of risicoverlagend werken? Wat is de werkwijze van criminelen? En van welke zwakke plekken maken criminelen gebruik om hun aanvallen uit te voeren? Tegelijkertijd moet worden onderzocht hoe mkb’ers zichzelf weerbaarder kunnen maken. Weten mkb’ers welke risico’s ze lopen, hoe ze aanvallen kunnen detecteren en afslaan? Welke factoren beïnvloeden de weerbaarheid? Welke interventiemogelijkheden zijn er om de weerbaarheid te verhogen? De bescherming van het mkb tegen cyberaanvallen ligt echter niet alleen bij het mkb zelf. Ook andere partijen hebben hierbij een rol. Daarom moet onderzocht worden welke rol politie en justitie nog hebben bij de aanpak van cybercrime gericht op het mkb.
DOCUMENT
Sluizen, bruggen en verkeersinstallaties zijn voorbeelden van Operationele Technologie (OT) die in Nederland ook door gemeenten wordt beheerd. Hoe is het gesteld met de digitale beveiliging van deze vitale infrastructuur? In opdracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en in samenwerking met de Informatiebeveiligingsdienst (IBD) hebben wij als onderzoekers van de lectoraten Cybersecurity & Safety en Changing Role of Europe van De Haagse Hogeschool een enquête uitgezet over de digitale beveiliging van Operationele Technologie (OT-) objecten van Nederlandse gemeenten. Wij werden bij dit project geholpen door tweedejaarsstudenten van de opleiding Integrale Veiligheidskunde (IVK) die waardevolle input hebben geleverd op de vragenlijst. De enquête werd gericht op de Chief Information Security Officers (CISO’s) van Nederlandse gemeenten en had tot doel om een indruk te geven van de status van de cybersecurity van uiteenlopende OT-objecten en de stand van voorbereiding op de NIS2-richtlijn. Dit is een wettelijke verplichting van de EU die in het najaar 2024 van kracht wordt. In totaal hebben 65 respondenten de enquête ingevuld. Gezien de vrijwilligheid van deelname kunnen we niet stellen dat de antwoorden representatief zijn voor alle gemeenten. De geanonimiseerde data geven echter belangrijke inzichten in het spectrum van meningen onder de CISO’s. Gemeenten verschillen in de mate van voorbereiding op digitale dreigingen, maar geven gemiddeld slechts een “5” als rapportcijfer voor de algehele beveiliging van OT. Dit verslag begint met een beknopte beschrijving van onze onderzoeksvraag op gebied van “gemeentelijke OT”. Hierop volgt een toelichting op de onderzoeksmethode. Vervolgens presenteren we de belangrijkste enquêteresultaten die we illustreren met een selectie van ontvangen commentaren. Veel leesplezier!
DOCUMENT
In 2018 gaf 8,5% van de internetgebruikers van 12 jaar of ouder aan in de afgelopen twaalf maanden slachtoffer te zijn geweest van online criminaliteit (CBS 2019). In totaal zijn dat jaar 1,2 miljoen Nederlanders slachtoffer geworden van online criminaliteit. Zo werd 2,9% van de Nederlanders slachtoffer van fraude met online handel en 1% slachtoffer van identiteitsdiefstal (CBS 2019). Recente studies laten zien dat de impact van slachtofferschap van dergelijke delicten hoog kan zijn en dat slachtoffers naast financiële schade diverse vormen van psychologische en emotionele schade ervaren (Cross e.a. 2016; Jansen & Leukfeldt 2018; Leukfeldt e.a. 2018; 2019).
DOCUMENT
De digitale wereld ontwikkelt zich in een razendsnel tempo. Overheden, bedrijven en burgersworden dagelijks geconfronteerd met nieuwe technologieën, digitale processen en deregelgeving die daarmee gepaard gaat. Hoewel digitale regels vaak op nationaal, en meestalzelfs op Europees niveau worden opgesteld, is hun impact voelbaar tot in de haarvaten vande regio. Hoe gaat het midden- en kleinbedrijf (hierna: mkb) om met digitale verplichtingen endigitale veiligheid? Waar wringt het in de uitvoering? En welke innovatieve oplossingen wordener door studenten op lokaal niveau ontwikkeld om recht te doen aan zowel de letter van de wetals de praktijk van het mkb?Door inzichten uit de regio te bundelen, willen we laten zien dat digitale transitie niet alleeneen technische of juridische uitdaging is, maar vooral ook een kwestie van samenwerking,aanpassingsvermogen en regionaal maatwerk. De ervaringen die u in dit boek leest, biedengeen pasklare antwoorden, maar wel inspiratie en richting. Er is een selectie gemaakt uit eenaantal recente afstudeeronderzoeken en bijbehorende beroepsproducten van studenten (ofinmiddels alumni) van de Hanze in Groningen. Deze afstudeeronderzoeken richting zich op devolgende onderwerpen: de NIS2-richtlijn en de Cyber Resilience Act.
DOCUMENT