Introductie: De behandeling van Anorexia Nervosa is multidisciplinair. Ondanks de uitvoerige behandeling blijkt dat herstelpercentages laag zijn en terugvalpercentages hoog. Er wordt vaak gezien dat (ex)eetstoornispatiënten een paar jaar na de behandeling nog restrictief eetgedrag vertonen. ‘Intuitief Eten’ is een wetenschappelijk onderbouwde methode die kan helpen met het herstellen van de relatie met eten en leren om weer te vertrouwen op het lichaam. Deze studie is opgezet om uit te zoeken hoe Intuïtief Eten het best geïmplementeerd kan worden in de behandeling van Anorexia Nervosa in de diëtistische praktijk. Methode: Om het (eet)gedrag tijdens en na de eetstoornis en de effecten van Intuïtief Eten bij Anorexia Nervosa in kaart te brengen is literatuuronderzoek uitgevoerd. De literatuur is gezocht in de volgende databases: CataloguePlus, Google Scholar, ScienceDirect en Pubmed. Vervolgens is kwalitatief onderzoek gedaan bij 17 vrouwen, in de leeftijd van 15-35 jaar die in behandeling waren voor Anorexia Nervosa of deze behandeling korter dan 5 jaar geleden hadden afgerond. Ze zijn naar hun meningen en voorkeuren bij de behandeling van Anorexia Nervosa gevraagd, door middel van semigestructureerde diepte-interviews. Resultaten: Uit de resultaten van het literatuuronderzoek is gebleken, dat Intuïtief Eten wordt geassocieerd met positieve behandeluitkomsten bij het herstel van Anorexia Nervosa, maar dat toepassing pas mogelijk is, nadat er een periode van hervoeden door middel van een gestructureerd eetschema heeft plaatsgevonden. Uit de diepte-interviews kwam naar voren dat de volgorde van de principes van belang lijkt voor een succesvolle toepassing van Intuïtief Eten. Het lijkt erop, dat er aan het begin van de behandeling mogelijk een grotere kans is dat er misbruik gemaakt wordt van bepaalde principes van Intuïtief Eten, doordat sommige principes als excuus gebruikt kunnen worden om minder te eten of extra te sporten en daarmee het eetstoornis gedrag voortzetten. Principes gericht op het herkennen van de eetstoornis, het lichaamsbeeld en omgaan met emoties, kunnen mogelijk al in een eerder stadium van de behandeling worden toegepast. De principes gericht op het luisteren naar honger- en verzadigingssignalen, bewegen en gezonde voeding worden door respondenten gezien als valkuilen en kunnen daardoor wellicht pas later toegepast worden. Conclusie: Om de toepassing van Intuïtief Eten bij Anorexia Nervosa succesvol te laten verlopen lijkt het van belang om rekening te houden met de volgorde waarin de principes worden geïntroduceerd. Rekening houden met de fase waarin bepaalde principes toegepast kunnen worden, kan mogelijk het verschil maken voor een succesvolle behandeling en zou de kans kunnen verkleinen dat de patiënt misbruik maakt van de principes. Het stroomschema: “Implementatie van Intuïtief Eten bij het herstel van Anorexia Nervosa” kan worden ingezet als hulpmiddel bij het toepassen van Intuïtief Eten bij patiënten met Anorexia Nervosa. Introduction: Anorexia Nervosa treatment is multidisciplinary. Despite comprehensive treatment, recovery rates are found to be low and relapse rates high. It is often seen that (former) eating disorder patients still exhibit restrictive eating behaviour a few years after treatment. 'Intuitive Eating' Wetenschap | Origineel artikel26 Voeding & Visie jaargang 36, nummer 1 2023 is a science-based method that can help restore the relationship with food and learn to trust the body again. This study was designed to find out how Intuitive Eating can best be implemented in the treatment of Anorexia Nervosa in dietetic practice. Method: To identify the (eating) behavior during and after the eating disorder and the effects of Intuitive Eating in Anorexia Nervosa, a literature search was conducted. The literature was searched in the following databases: CataloguePlus, Google Scholar, ScienceDirect and Pubmed. Next, qualitative research was conducted among 17 women, aged 15-35 years who were being treated for Anorexia Nervosa or who have completed this treatment less than 5 years ago. They were asked about their opinions and preferences in the treatment of Anorexia Nervosa, through semi-structured in-depth interviews. Results: The results of the literature review revealed that Intuitive Eating is associated with positive treatment outcomes in the recovery from Anorexia Nervosa, but that application is only possible after a period of refeeding through a structured eating schedule has taken place. The in-depth interviews revealed that the order of the principles appears to be important for the successful application of Intuitive Eating. There seems to be a greater chance of misusing certain principles of Intuitive Eating at the beginning of treatment, as some principles might be used as an excuse to eat less or exercise extra, thus continuing the eating disorder behavior. Principles focused on recognizing the eating disorder, body image and dealing with emotions can possibly be applied early in treatment. Principles focused on listening to hunger and satiety signals, exercise and healthy eating are seen as pitfalls and can possibly only be applied later. Conclusion: In order for the application of Intuitive Eating in Anorexia Nervosa to be successful, it seems important to take into account the order in which the principles are introduced. Considering the phase in which certain principles can be applied might make the difference to successful treatment and possibly reduces the likelihood of the patient misusing the principles. The flowchart: "Implementing Intuitive Eating in Recovery from Anorexia Nervosa" can be used as an aid in applying Intuitive Eating to patients with Anorexia Nervosa.
BACKGROUND: One-third of all medication errors causing harm to hospitalized patients occur in the medication preparation and administration phase, which is predominantly a nursing activity. To monitor, evaluate and improve the quality and safety of this process, evidence-based quality indicators can be used.OBJECTIVES: The aim of study was to identify evidence-based quality indicators (structure, process and outcome) for safe in-hospital medication preparation and administration.METHODS: MEDLINE, EMBASE and CINAHL were searched for relevant studies published up to January 2015. Additionally, nine databases were searched to identify relevant grey literature. Two reviewers independently selected studies if (1) the method for quality indicator development combined a literature search with expert panel opinion, (2) the study contained quality indicators on medication safety, and (3) any of the quality indicators were applicable to hospital medication preparation and administration. A multidisciplinary team appraised the studies independently using the AIRE instrument, which contains four domains and 20 items. Quality indicators applicable to in-hospital medication preparation and administration were extracted using a structured form.RESULTS: The search identified 1683 studies, of which 64 were reviewed in detail and five met the inclusion criteria. Overall, according to the AIRE domains, all studies were clear on purpose; most of them applied stakeholder involvement and used evidence reasonably; usage of the indicator in practice was scarcely described. A total of 21 quality indicators were identified: 5 structure indicators (e.g. safety management and high alert medication), 11 process indicators (e.g. verification and protocols) and 5 outcome indicators (e.g. harm and death). These quality indicators partially cover the 7 rights.CONCLUSION: Despite the relatively small number of included studies, the identified quality indicators can serve as an excellent starting point for further development of nursing specific quality indicators for medication safety. Especially on the right patient, right route, right time and right documentation there is room future development of quality indicators.
MULTIFILE
Probleemstelling. De extramuralisering van de gezondheidszorg leidt tot meer patiënten thuis met complexe zorgvragen, die veelal zorg krijgen van verpleegkundigen. Er is echter een tekort aan hbo-wijkverpleegkundigen, dat naar verwachting zal groeien tot 3000 in 2019 (1). De aanwas in dit werkveld stagneert mede doordat veel hbo-verpleegkundestudenten zich tijdens hun opleiding op het algemeen ziekenhuis oriënteren. De positieve beeldvorming over het ziekenhuis wordt door opleidingen vaak bevestigd doordat het curriculum sterk op ziekenhuiszorg gericht is. Mogelijk is er daarnaast sprake van een belemmerende beeldvorming over wijkverpleegkunde. Om inzicht te verkrijgen over hoe curriculum-herontwerp effectief kan zijn in het bevorderen van een positieve beeldvorming over dit werkveld werd een literatuurstudie uitgevoerd vanuit de vraagstelling: ‘Hoe is de beeldvorming van studenten verpleegkunde over werkvelden in de gezondheidszorg, en welke factoren zijn hierop van invloed?’Methode. Systematisch literatuuronderzoek in databases ERIC, PsycInfo, MEDLINE en CINAHL in maart-augustus 2014. Artikelselectie vond plaats op basis van in-en exclusiecriteria en een kwaliteitsassessment (Creswell, 2008). Geïncludeerd werd kwalitatief en kwantitatief onderzoek van na 2004; exclusie betrof onderzoek bij studenten van andere gezondheidszorgberoepen en masterstudenten. De informatie werd geordend op basis van theoretische thema’s. Een flowchart en samenvattende tabel met informatie over ieder artikel werd toegevoegd.Resultaten. De zoekstrategie leverde 522 artikelen op; 39 artikelen werden geïncludeerd. ‘Medisch georiënteerde’ verpleegkunde met verpleegtechnische handelingen is populair, terwijl zorg aan chronisch zieken, psychiatrische patiënten en ouderen minder belangstelling kent. De ziekenhuisomgeving wordt als uitdagend en interessant beschouwd door de dynamiek en het gebruik van complexe technologieën, een beeld dat wordt bevestigd door de media. De wijkverpleegkunde kent negatieve en positieve connotaties. Enerzijds wordt dit als een beroep gezien met laag-complexe zorg aan (meestal) oudere patiënten, in de belastende combinatie van solistisch werken, veel verantwoordelijkheid en een hoge werkdruk. In het positieve beeld is de wijkverpleegkundige een echte generalist door de rol van ‘manusje-van-alles’ bij het hanteren van (combinaties van) somatische, psychiatrische en sociale zorgvragen. Zorgverlening in de eigen woning kent een negatief beeld door het gebrek aan controle over ergonomische en hygiënische werkomstandigheden. Het wordt echter ook gezien als een sfeerverhogend element in het meer persoonlijke karakter dat deze zorg kenmerkt. Discussie. Beelden van studenten over werkvelden in de gezondheidszorg worden mede bepaald door stereotyperingen en misconcepties. Studenten zoeken uitdaging bij zorgverlening in het ziekenhuis vanwege de expliciete complexiteit. Immers, verpleegtechnisch handelen is concreet waarneembaar, en wordt gezien als ‘echte verpleegkunde’. Het type complexiteit van wijkverpleegkundige zorg is met weinig kennis over dit werkveld moeilijker herkenbaar, iets wat ook voor studenten geldt. Dit gegeven biedt kansen voor opleiders tot beïnvloeding van de beeldvorming met curriculum-herontwerp.
Patiëntdata uit vragenlijsten, fysieke testen en ‘wearables’ hebben veel potentie om fysiotherapie-behandelingen te personaliseren (zogeheten ‘datagedragen’ zorg) en gedeelde besluitvorming tussen fysiotherapeut en patiënt te faciliteren. Hiermee kan fysiotherapie mogelijk doelmatiger en effectiever worden. Veel fysiotherapeuten en hun patiënten zien echter nauwelijks meerwaarde in het verzamelen van patiëntdata, maar vooral toegenomen administratieve last. In de bestaande landelijke databases krijgen fysiotherapeuten en hun patiënten de door hen zelf verzamelde patiëntdata via een online dashboard weliswaar teruggekoppeld, maar op een weinig betekenisvolle manier doordat het dashboard primair gericht is op wensen van externe partijen (zoals zorgverzekeraars). Door gebruik te maken van technologische innovaties zoals gepersonaliseerde datavisualisaties op basis van geavanceerde data science analyses kunnen patiëntdata betekenisvoller teruggekoppeld en ingezet worden. Wij zetten technologie dus in om ‘datagedragen’, gepersonaliseerde zorg, in dit geval binnen de fysiotherapie, een stap dichterbij te brengen. De kennis opgedaan in de project is tevens relevant voor andere zorgberoepen. In dit KIEM-project worden eerst wensen van eindgebruikers, bestaande succesvolle datavisualisaties en de hiervoor vereiste data science analyses geïnventariseerd (werkpakket 1: inventarisatie). Op basis hiervan worden meerdere prototypes van inzichtelijke datavisualisaties ontwikkeld (bijvoorbeeld visualisatie van patiëntscores in vergelijking met (beoogde) normscores, of van voorspelling van verwacht herstel op basis van data van vergelijkbare eerdere patiënten). Middels focusgroepinterviews met fysiotherapeuten en patiënten worden hieruit de meest kansrijke (maximaal 5) prototypes geselecteerd. Voor deze geselecteerde prototypes worden vervolgens de vereiste data-analyses ontwikkeld die de datavisualisaties op de dashboards van de landelijke databases mogelijk maken (werkpakket 2: prototypes en data-analyses). In kleine pilots worden deze datavisualisaties door eindgebruikers toegepast in de praktijk om te bepalen of ze daadwerkelijk aan hun wensen voldoen (werkpakket 3: pilots). Uit dit 1-jarige project kan een groot vervolgonderzoek ‘ontkiemen’ naar het effect van betekenisvolle datavisualisaties op de uitkomsten van zorg.
Jaarlijks worden in Nederland ongeveer 600.000 mensen ziek door het eten van besmet voedsel. De voedselverwerkende industrie heeft sterke behoefte aan meer grip op het bewaken van de hygiëne in de fabrieken om te voorkomen dat besmette producten in de winkels komen. In het afgeronde RAAK-mkb project “Precision Food Safety” is onderzocht wat de meerwaarde is van de toepassing van Whole Genome Sequencing (WGS) bij het achterhalen van de transmissieroutes van de pathogene bacterie Listeria monocytogenes bij voedselverwerkende bedrijven. Er is een biobank opgebouwd met bijna 600 L. monocytogenes stammen afkomstig van de fabrieksomgeving en producten van vis-, vlees- en groente-verwerkende bedrijven. Deze stammen zijn gesequenced met behulp van Nanopore sequencing. Vervolgens is de verwantschap tussen de stammen bepaald met een in het project ontwikkelde bioinformatica pijplijn. Het project bleek zeer succesvol. In “Advanced Precision in Food Safety ” wordt het onderzoek naar voedselveiligheid verbreed, door L. monocytogenes al aan het begin van de voedselverwerkingsketen (in grondstoffen en ingrediënten) te monitoren. Verder zal de WGS-methodiek worden toegepast op Salmonella enterica en zal de huidige bioinformatica pijplijn worden aangepast om transmissieroutes van dit andere belangrijke voedselpathogeen te achterhalen. Ter verdieping zal het ziekteverwekkende karakter van L. monocytogenes stammen worden bepaald op basis van het serotype en de aanwezigheid van ~60 beschreven virulentiegenen. Daarbij worden gegevens uit verschillende databases, met sequence data van zowel humane als niet humane stammen, met elkaar vergeleken. Zowel in het laboratorium als in de fabrieksomgeving zal het effect van verschillende schoonmaakmiddelen en schoonmaaktechnieken worden onderzocht op het elimineren van L. monocytogenes van oppervlaktes. Tevens wordt onderzocht of shotgun metagenomics analyse kan worden ingezet om voedsel snel en breed op voedselpathogenen te monitoren. Een prototype van een webapplicatie, waarmee bedrijven verkregen resultaten kunnen inzien en aanvullen zal verder worden ontwikkeld en door voedselverwerkende bedrijven worden getest en geïmplementeerd.
Mediaorganisaties gebruiken veel foto’s uit beeldarchieven, bijvoorbeeld om bij nieuwsberichten te plaatsen. Met een tool die foto’s automatisch van tags voorziet willen we zorgen voor grotere consistentie en nauwkeurigheid in zulke beeldarchieven. Hiermee wordt het vinden van passende foto’s eenvoudiger.Doel We onderzoeken of het haalbaar is een tool voor het automatisch taggen van foto’s te ontwikkelen die goed om kan gaan met steeds nieuwe tags. In de context van nieuws en journalistiek moeten namelijk regelmatig nieuwe tags toe worden gevoegd. Resultaten In het project zoeken we antwoorden op onderstaande onderzoeksvragen: Hoe verhoudt de nauwkeurigheid van de tool zich tot die van een traditionele tool voor het taggen van foto’s? Blijft de tool voor automatisch taggen goed presteren als het aantal tags toeneemt? Hoeveel foto’s zijn minimaal nodig om de tool goed te laten presteren voor een nieuwe tag? Looptijd 01 maart 2023 - 01 juli 2023 Aanpak In the eerste fase van het project ontwikkelen we een tool die voldoet aan de gestelde eisen. Zodra de tool ontwikkeld en geïmplementeerd is, volgt de tweede fase. Hierin evalueren we de prestaties van de tool, ook wanneer nieuwe tags worden geïntroduceerd en worden gekoppeld aan foto’s.