Bij een aan- of afwezigheidsdetectie zijn de moleculair diagnostische methoden (PCR) sneller dan de klassieke kweekmethode. De detectiegrenzen die de fabrikanten van beide PCR kits aangeven worden ruimschoots gehaald, terwijl detectie bij de klassieke kweekmethode regelmatig bemoeilijkt werd of onmogelijk was door stoorflora. Zowel deze flora als de matrix hebben geen invloed op de detectiegrens van beide PCR kits.
DOCUMENT
Artikel verschenen in NVVR/MemoRad: Het missen van fracturen kan leiden tot onnodige problemen voor patiënten. Verschillende complicaties en bijkomende kosten kunnen het gevolg zijn. Wat is de waarde van kunstmatige intelligentie (Al) bij röntgenbeelden voor het opsporen van fracturen? De toepassing van Al-systemen in het werkveld kan radiologen ondersteunen. Uit de literatuurstudie van Patricia Dinkgreve komt naar voren dat Al met hoge nauwkeurigheid fracturen kan opsporen.1 Al presteert zelfs beter dan medisch specialisten met/of zonder de hulp van Al
DOCUMENT
BACKGROUND: Hemodynamic assessment of critically ill patients is a challenging endeavor, and advanced monitoring techniques are often required to guide treatment choices. Given the technical complexity and occasional unavailability of these techniques, estimation of cardiac function based on clinical examination is valuable for critical care physicians to diagnose circulatory shock. Yet, the lack of knowledge on how to best conduct and teach the clinical examination to estimate cardiac function has reduced its accuracy to almost that of "flipping a coin."OBJECTIVE: The aim of this study was to investigate the decision-making process underlying estimates of cardiac function of patients acutely admitted to the intensive care unit (ICU) based on current standardized clinical examination using Bayesian methods.METHODS: Patient data were collected as part of the Simple Intensive Care Studies-I (SICS-I) prospective cohort study. All adult patients consecutively admitted to the ICU with an expected stay longer than 24 hours were included, for whom clinical examination was conducted and cardiac function was estimated. Using these data, first, the probabilistic dependencies between the examiners' estimates and the set of clinically measured variables upon which these rely were analyzed using a Bayesian network. Second, the accuracy of cardiac function estimates was assessed by comparison to the cardiac index values measured by critical care ultrasonography.RESULTS: A total of 1075 patients were included, of which 783 patients had validated cardiac index measurements. A Bayesian network analysis identified two clinical variables upon which cardiac function estimate is conditionally dependent, namely, noradrenaline administration and presence of delayed capillary refill time or mottling. When the patient received noradrenaline, the probability of cardiac function being estimated as reasonable or good P(ER,G) was lower, irrespective of whether the patient was mechanically ventilated (P[ER,G|ventilation, noradrenaline]=0.63, P[ER,G|ventilation, no noradrenaline]=0.91, P[ER,G|no ventilation, noradrenaline]=0.67, P[ER,G|no ventilation, no noradrenaline]=0.93). The same trend was found for capillary refill time or mottling. Sensitivity of estimating a low cardiac index was 26% and 39% and specificity was 83% and 74% for students and physicians, respectively. Positive and negative likelihood ratios were 1.53 (95% CI 1.19-1.97) and 0.87 (95% CI 0.80-0.95), respectively, overall.CONCLUSIONS: The conditional dependencies between clinical variables and the cardiac function estimates resulted in a network consistent with known physiological relations. Conditional probability queries allow for multiple clinical scenarios to be recreated, which provide insight into the possible thought process underlying the examiners' cardiac function estimates. This information can help develop interactive digital training tools for students and physicians and contribute toward the goal of further improving the diagnostic accuracy of clinical examination in ICU patients.TRIAL REGISTRATION: ClinicalTrials.gov NCT02912624; https://clinicaltrials.gov/ct2/show/NCT02912624.
DOCUMENT
Stereotactische radiotherapie van wervelmetastasen vereist een hoge precisie in alle stappen van de behandeling. Deze techniek werd in het VU medisch centrum in 2009 geïntroduceerd. Data met betrekking tot de behandeling van de eerste 17 klinische patiënten is geëvalueerd. Deze patiënten werden behandeld op een Novalis Tx versneller die beschikt over zowel een kilovolt (kV) cone beam CT (CBCT) scan als het ExacTrac® kV röntgensysteem. De gebruikte methode van de verschillende beeldmodaliteiten voor positionering en verificatie, de behandelingstijd en de intrafractie beweging worden in dit artikel beschreven.
DOCUMENT
BACKGROUND: In critically ill patients, auscultation might be challenging as dorsal lung fields are difficult to reach in supine-positioned patients, and the environment is often noisy. In recent years, clinicians have started to consider lung ultrasound as a useful diagnostic tool for a variety of pulmonary pathologies, including pulmonary edema. The aim of this study was to compare lung ultrasound and pulmonary auscultation for detecting pulmonary edema in critically ill patients.METHODS: This study was a planned sub-study of the Simple Intensive Care Studies-I, a single-center, prospective observational study. All acutely admitted patients who were 18 years and older with an expected ICU stay of at least 24 h were eligible for inclusion. All patients underwent clinical examination combined with lung ultrasound, conducted by researchers not involved in patient care. Clinical examination included auscultation of the bilateral regions for crepitations and rhonchi. Lung ultrasound was conducted according to the Bedside Lung Ultrasound in Emergency protocol. Pulmonary edema was defined as three or more B lines in at least two (bilateral) scan sites. An agreement was described by using the Cohen κ coefficient, sensitivity, specificity, negative predictive value, positive predictive value, and overall accuracy. Subgroup analysis were performed in patients who were not mechanically ventilated.RESULTS: The Simple Intensive Care Studies-I cohort included 1075 patients, of whom 926 (86%) were eligible for inclusion in this analysis. Three hundred seven of the 926 patients (33%) fulfilled the criteria for pulmonary edema on lung ultrasound. In 156 (51%) of these patients, auscultation was normal. A total of 302 patients (32%) had audible crepitations or rhonchi upon auscultation. From 130 patients with crepitations, 86 patients (66%) had pulmonary edema on lung ultrasound, and from 209 patients with rhonchi, 96 patients (46%) had pulmonary edema on lung ultrasound. The agreement between auscultation findings and lung ultrasound diagnosis was poor (κ statistic 0.25). Subgroup analysis showed that the diagnostic accuracy of auscultation was better in non-ventilated than in ventilated patients.CONCLUSION: The agreement between lung ultrasound and auscultation is poor.TRIAL REGISTRATION: NCT02912624. Registered on September 23, 2016.
DOCUMENT
Het doel van het onderzoek is om te bepalen welke voordelen de fusie van PET-CT en MRI-CT hebben in het voorbereidingstraject van de behandeling van de gynaecologische patiënt met radiotherapie ten opzichte van CT alleen. Hierbij is gekeken naar voordelen met betrekking tot intekenen van doelvolumina en risico organen, effecten op intekenvariaties en ook de effecten op het bestralingsplan. Vooral MRI blijkt nuttig te zijn voor de intekening van lymfeklieren, het gebruik van PET in combinatie met CT laat een afname van het doelvolume zien van de primaire tumor. Bij het maken van het bestralingsplan wordt het gebruik van één van beide modaliteiten daarom aanbevolen.
DOCUMENT
Bij de economische opleidingen van Fontys, te weten bedrijfseconomie, bedrijfskundige informatica, commercikle economie, communicatie, fiscale economie en management, economie en recht is in 2000 en 2001 gewerkt aan het studievorderingen- en toetsingsbeleid. Op basis van de ervaringen is dit rapport opgesteld voor opleidingsmanagement, toetscommissies, opleidings- en onderwijscommissies die belast zijn met de verdere ontwikkeling van het beleid. Dit rapport richt zich dus op het strategische en tactische niveau van toetsen. Het studievorderingenbeleid bevat de omschrijving en verantwoording van de planning en onderwijsorganisatie rondom toetsen, om te bevorderen dat studenten hun studie kunnen afronden via een zo efficiknt mogelijke studieloopbaan. Het toetsingsbeleid bevat de omschrijving en verantwoording van de gekozen toetsvormen en de kwaliteitsbewaking rondom toetsing, om te bevorderen dat er vertrouwen is dat de verworven eindkwalificaties van afgestudeerden qua inhoud en niveau (diepgang) congruent zijn met de opleidingskwalificaties. Het studievorderingen- en toetsingsbeleid moet zijn vertaling krijgen naar de onderwijspraktijk op twee punten: De toetsplannen. Een overzicht per semester of periode van alle toetsen met deeltoetsen. Het Onderwijs- en Examenreglement (OER) met de regels, rechten en plichten van alle betrokkenen rondom toetsen. Hoofdstuk 2 gaat in beroepsprofiel, eindtermen en leerdoelen. Centraal staat de wijze waarop de opleidingsinhoud ingedeeld wordt. Hoofdstuk 3 geeft enkele mogelijkheden waarop het curriculum is ingericht. Toetsen, onderwijsmethoden en didactische werkvormen moeten immers op elkaar aansluiten. Hoofdstuk 4 gaat kort in op de wettelijke, organisatorische en financikle kaders. Deze zijn niet verder uitgewerkt omdat deze in het rapport "Accreditering, toetsing en toetsbeleid Fontys" van september 2000 zijn uitgewerkt. De hoofdstukken 5, 6 en 7 gaan in op het studievorderingen- en toetsingsbeleid, de toetsplannen en de toetsen. De hoofdstukken 8 en 9 bevatten informatie over de organisatie en kwaliteitszorg rondom toetsing. Tot slot wordt in hoofdstuk 10 ingegaan op het opstellen van een studievorderingen- en toetsingsbeleid als zodanig. Want afhankelijk van de startpositie en het beoogde doel kan een werkwijze bij het maken van een beleid gekozen worden. Dit rapport vormt iin geheel met het toetsvormenboek, waarin kwaliteitscriteria, toetscyclus etc. zijn uitgewerkt. Het toetsvormenboek is een handreiking voor docenten, toetscommissies, docenten-, semester- of projectteams, die met de ontwikkeling en uitvoering van toetsen zijn belast. Het richt zich dus op het operationele niveau van toetsen.
DOCUMENT
In dit rapport worden toetsvormen systematisch beschreven. Het bevat achtergronden en de toetscyclus, van het ontwerp tot en met evaluatie, wordt steeds toegelicht. Docenten kunnen er ideekn uit opdoen en zo komen tot kwaliteitsverbetering van hun toetsen. Het boek kan daarnaast een instrument zijn voor de instituutsdirecteur, examencommissie , kwaliteitscovrdinator etc, voor kwaliteitszorg rondom het toetsingsbeleid. Er zijn meer dan 10 mogelijke indelingscriteria voor toetsvormen (zie het rapport studievorderingen en toetsbeleid. Er is gekozen voor een indeling naar vorm van de afname en respons (schriftelijk, mondeling, observatie, product) in of het een enkelvoudige of samengestelde toets betreft. Bij een enkelvoudige toets betreft het vaak iin type leerdoelen, welke door iin toets worden getoetst. De volgende toetsvormen worden toegelicht: schriftelijke open toetsen schriftelijke gesloten toetsen mondelinge toetsing observaties van gedrag practicum toetsing De volgende samengestelde toetsvormen worden toegelicht: toetsing van projecten toetsing van de oriknterende stage toetsing van de afstudeerfase portfolio assessment..
DOCUMENT
Lectorale rede bij de aanvaarding van het ambt van lector Medische Technologie Medische Technologie is een zeer breed begrip dat reikt van infuuspompen tot operatierobots tot lineaire versnellers, et cetera. In het vorige hoofdstuk is al uit de doeken gedaan waar het lectoraat Medische Technologie zich specifiek op richt: medische beeldvorming, radiotherapie en ICT in de zorg. Dat is bij elkaar een zeer breed vakgebied waarvan het lectoraat niet alle facetten kan bestrijken. Daarom richt het lectoraat zich op ontwikkelingen op die terreinen die belangrijke veranderingen in het werkproces teweeg kunnen brengen. Dat zijn de onderwerpen die van belang zijn voor de toekomstige Zorgprofessional 2.0. Hieronder worden de verschillende vakgebieden nader geïntroduceerd en er worden een aantal voor de Zorgprofessional 2.0 belangrijke historische trends beschreven. Samenvattend kan gesteld worden dat het lectoraat Medische Technologie zich heeft ontwikkeld van een specialistisch op radiotherapie gericht lectoraat, naar een breder op medische beeldvorming, radiotherapie, ICT in de zorg en eHealth georiënteerd lectoraat dat op diverse, met name gezondheidszorggerelateerde, terreinen een bijdrage levert aan de opleidingen van Hogeschool Inholland. De bijdrage van het lectoraat Medische Technologie heeft daarbij als doel afstudeerders van diverse studierichtingen op te leiden tot wat in deze rede wordt aangeduid met Zorgprofessional 2.0. Hiermee wordt in deze rede een beroepsbeoefenaar bedoeld die openstaat voor (ICT/technische) innovatie, die zorgconsumenten daarover kan adviseren en die innovatie in de beroepspraktijk weet te implementeren. Praktijkgericht onderzoek speelt daarbij een centrale rol: het draagt bij aan de onderzoekende blik van de Zorgprofessional 2.0, aan het up-to-date houden van de kennis van docenten en studenten en aan de verbinding met het werkveld.
DOCUMENT
Iedereen heeft een groot aantal Embedded Systemen in zijn omgeving, maar weet niet dat ze er zijn. Embedded Sytemen doen hun nuttige werk namelijk "achter de schermen": door elektronica en software slim te combineren en te integreren in een apparaat of machine ontstaan nieuwe toepassingsmogelijkheden die eenvoudiger te bedienen zijn en die bovendien een stuk goedkoper op de markt gebracht kunnen worden dan met conventionele technieken. Dit heeft wel tot gevolg dat de embedded systemen zelf elk jaar complexer worden (om aan de buitenkant simpeler te worden). Het ontwerpen en bouwen van dit soort systemen is dus een stevige technische uitdaging. Een van de belangrijkste voorwaarden is dat de professionals van verschillende vakgebieden goed kunnen samenwerken, vooral over de grenzen van hun eigen vakgebied. Een andere voorwaarde is dat ontwerpers van alle intellectuele niveaus nauw met elkaar moeten samenwerken om het onderste uit de kan te kunnen halen. In de regio Zuidoost Nederland, in een brede strook rond de A67, is een groot aantal bedrijven in de maakindustrie van wereldklasse gevestigd. Het is de maatschappelijke taak van onderwijsinstellingen in het algemeen en Fonts Hogescholen in het bijzonder om voldoende studenten op hoog gekwalificeerd niveau op te leiden, zodat deze bedrijven op wereldniveau kunnen blijven concurreren. Daar wil het Lectoraat Architectuur van Embedded Systemen zo veel mogelijk aan bijdragen door relevant toegepast onderzoek uit te voeren.
DOCUMENT