Programmatisch toetsen is een holistische benadering waarbij wordt gekeken naar de gehele ontwikkeling van de student en toetsing het leerproces stimuleert (Baartman, Van Schilt-Mol en Van der Vleuten, 2020). Studenten verzamelen hierbij bewijsmaterialen, feedback en reflecties in bijvoorbeeld een digitaal portfolio. Verschillende opleidingen binnen Inholland oriënteren zich, net als in de rest van het hoger onderwijs, op het concept programmatisch toetsen. Genoeg reden voor het lectoraat Teaching Learning & Technology (TLT) om een nulmeting te doen en te inventariseren wat de huidige ervaringen zijn.
DOCUMENT
Nederland ratificeert eindelijk VN-verdrag | Het heeft acht jaar geduurd, maar dit jaar ratificeert Nederland eindelijk het VN-verdrag voor mensen met een beperking. Welke gevolgen heeft dat voor de zorg, voor cliënten en professionals? ‘Als sociaal werker moet je de cliënt coachen en zijn persoonlijke autonomie respecteren.’
LINK
Docenten van Fontys Hogeschool Bedrijfsmanagement, Educatie en Techniek (BEnT) hebben geëxperimenteerd (Gorissen, 2014) met Flipping the Classroom in relatie tot de taxonomie van Bloom. Bij dit concept worden lage kennisniveaus uit deze taxonomie voor de les aangesproken en in de les worden hogere kennisniveaus aangesproken. Bij het herontwerp van hun lessen zijn docenten ondersteund door workshops, gegeven door Fontys Educatief Centrum (FEC). Het onderzoek geeft inzicht in de ervaringen van docenten als ze Flipping the Classroom toepassen en dient als input voor FEC zodat toekomstige workshops nog beter aansluiten bij behoeften van docenten. De hoofdvraag is: Wat zijn ervaringen van docenten en studenten van een HBO-instelling met het toepassen van de taxonomie van Bloom in relatie tot Flipping the Classroom? Hiervoor zijn drie deelonderzoeken uitgevoerd, te weten een kwalitatieve analyse van de lesvoorbereidingen en individuele interviews met docenten en een kwantitatief onderzoek onder studenten over de door hun gevolgde lessen via dit concept. Resultaten laten zien dat docenten het concept correct toepassen en ze hiervoor activerende werkvormen en ICT tools inzetten. Docenten zijn enthousiast over de toepassing ondanks dat herontwerp tijdrovend is. Studenten kenden het concept vooraf niet maar hérkenden het wel, zowel voorafgaand als in de les. Vanwege de lage respons onder studenten kan alleen een voorzichtige conclusie getrokken worden dat het concept bijdraagt aan betere verwerking van de leerstof en dat het vaker toegepast mag worden. De belangrijkste aanbevelingen zijn gericht op kennisdeling tussen docenten die dit concept (willen gaan) toepassen in het onderwijs en nader onderzoek naar de invloed op de leerprestaties van de studenten.
DOCUMENT
Een beroerte is de belangrijkste oorzaak van invaliditeit in Nederland. Revalidatie van mensen die een beroerte hebben gehad, is erop gericht hen zo zelfstandig mogelijk in hun eigen omgeving te laten functioneren. Vaak zijn er na de revalidatie nog altijd gevolgen van een beroerte, die het zelfstandig functioneren bemoeilijken. Mensen die een beroerte overleven houden er vaak chronische gevolgen aan over, zoals loop- en balansproblemen, verhoogd valrisico, vermoeidheid en depressie. Deze problemen bij thuiswonende mensen met een beroerte resulteren vaak in een inactieve leefstijl. Dit leidt tot een neerwaartse spiraal waarin de fysieke activiteit steeds verder afneemt, patiënten steeds verder deconditioneren, de verzorgingsbehoefte toe- en de mate van zelfstandigheid afneemt en het risico op een volgende beroerte toeneemt. Studies laten zien dat fysieke activiteit een positief effect op gezondheid heeft van patiënten na beroerte. De technologie om fysieke activiteit betrouwbaar en valide te meten is aanwezig en er is inzicht in belemmerende en faciliterende factoren voor fysieke activiteit. Er is echter nog geen bewezen effectieve interventie voor het aanleren en behouden van een fysiek actieve leefstijl voor patiënten na beroerte. Omdat alle richtlijnen voor beroerte aangeven dat het belangrijk is dat patiënten na beroerte fysiek actief zijn, vragen fysiotherapeuten zich af hoe krijgen en houden wij patiënten na een beroerte actief, dus hoe krijgen wij een actieve leefstijl bij een patiënt? Deze praktijkvraag is “vertaald” naar de volgende onderzoeksvraag: Wat is het effect van een beweegstimuleringsinterventie bij thuiswonende patiënten na beroerte op fysieke activiteit en aerobe capaciteit? Deze onderzoeksvraag wordt in drie stappen uitgewerkt: 1. Het ontwikkelen van een veldtest om aerobe capaciteit te meten in de praktijk, 2 Het ontwikkelen van een interventie gericht op het (langdurig) bevorderen van een fysiek actieve leefstijl; 3. Het testen van de feasibility van de interventie in een pilot studie.
Voor patiënten met long- of gastro-intestinale kanker die een operatie hebben ondergaan zijn een goed op elkaar afgestemde hoeveelheid lichamelijke activiteit in combinatie met voldoende eiwitinname, na de operatie essentieel voor een goed herstel. Na ontslag uit het ziekenhuis is de inzet van een fysiotherapeut en diëtist die elkaar aanvullen geen vanzelfsprekendheid terwijl zij elkaar juist kunnen versterken. Met het bestaande OPRAH (Optimizing-Physical-Recovery-After-Hospitalization) herstelprogramma ondersteunen fysiotherapeuten en diëtisten patiënten na een operatie met een eHealth applicatie met monitoring en coaching. Omdat de beroepen fysiotherapie en diëtetiek van oudsher hands-on zijn vraagt deze manier van behandelen een transitie in denken en manier van werken. Professionals vinden het moeilijk om de behandeling op elkaar af te stemmen, op afstand te coachen en de technologie van een eHealth applicatie te integreren in de praktijk. Daarnaast is nog niet bekend wat de optimale combinatie van hoeveelheid voeding en beweging is en waarom bepaalde patiënten wel goed op het OPRAH herstelprogramma reageren en andere patiënten niet. De technologie van OPRAH waarbij grote hoeveelheden informatie over voeding en beweging wordt verzameld, biedt de mogelijkheid om met kunstmatige intelligentie nieuwe verbanden te leggen en deze praktijkvragen te beantwoorden maar deze techniek wordt nog niet toegepast. Het doel van deze aanvraag is om de interprofessionele samenwerking tussen fysiotherapeuten en diëtisten bij de behandeling van patiënten met kanker te versterken en het OPRAH herstelprogramma te optimaliseren. In dit project onderzoeken we verbanden tussen veranderingen in voeding en beweging bij patiënten met kanker die een operatie ondergaan, ontwerpen we een infrastructuur voor structurele dataverzameling van voeding en beweging (WP1) en onderzoeken we hoe we de interprofessionele afstemming kunnen versterken (WP1). Op basis van de bevindingen passen we het OPRAH herstelprogramma aan en testen we deze in de praktijk (WP3). WP4 is gericht op doorwerking naar de beroepspraktijk en het onderwijs.