In de jaren tachtig van de vorige eeuw trad de blaasmuziek uit de luwte van het dorpsplein en maakten veel blaasorkesten een stevige groei door. In het nieuwe millennium ziet de blaasmuzieksector er heel anders uit. Evenals in de rest van de cultuursector hebben zich in de wereld van de harmonieorkesten, fanfares en brassbands allerlei verschuivingen voorgedaan. Dirigenten zoeken naar manieren om de blaasmuziek te positioneren als volwaardige vorm van amateurkunst. In het werk van de dirigent zijn muzikale, docerende en meer persoonlijke rollen te onderscheiden. In dit artikel wordt beschreven welke rollen dit zijn en hoe dirigenten door middel van een geïntegreerde inzet van het gehele rollenportfolio een antwoord kunnen geven op veranderingen in de sector. Leiderschap en Lifelong Learning zijn daarbij belangrijke uitgangspunten.
MULTIFILE
Het lectoraat Lifelong Learning in Music doet onderzoek naar de blaasmuzieksector, ook wel HaFaBra-sector genoemd. Verschillende actoren in de blaasmuzieksector signaleren dat de sector het moeilijk heeft, ondanks dat er ook orkesten zijn die het goed doen. In het deelonderzoek 'Focus op de dirigent' worden dirigenten uit de beroepspraktijk geïnterviewd om de aard van de problematiek te achterhalen en om te kijken in hoeverre de dirigent iets kan of moet betekenen in het toewerken naar oplossingen voor die problematiek. In het onderzoek gaan we op zoek naar de deelproblemen en het niveau waarop ze zich manifesteren. Ook kijken we naar de verschillende rollen die dirigenten uitoefenen in hun vak. Door een koppeling te maken tussen deelproblemen en deze rollen, willen we inzichtelijk maken op welke gebieden en in welke rollen dirigenten bij kunnen dragen aan het vinden van duurzame oplossingen voor de ervaren problematiek.
DOCUMENT
In de HaFaBra-sector wordt al langere tijd gesproken over ‘de problematiek’ in de sector maar uit datzelfde veld komen verschillende berichten over de stand van zaken. Veel muziekverenigingen kennen dalende ledenaantallen, maar er zijn ook orkesten die het heel goed doen. Wat is er nu precies aan de hand? Welke problemen zijn er te signaleren, waar liggen kansen en wat kunnen we van elkaar leren? Het lectoraat Lifelong Learning in Music doet onderzoek naar de situatie in de blaasmuzieksector en is begonnen met een inventarisatie en beschrijving van het veld in de provincies Friesland, Groningen en Drenthe. Hoeveel muziekverenigingen van het type harmonieorkest, fanfare en brassband tellen deze provincies per gemeente en hebben zij ook allemaal een jeugdorkest? In een tweede oriënterende fase is aan twintig muziekverenigingen in drie Friese gemeenten een enquête voorgelegd, gericht op de ervaringen van deze verenigingen. Hadden zij te maken met ledenterugloop? Zijn er in hun omgeving muziekverenigingen verdwenen? Welk type dirigent hebben zij en hoeveel publiek trekken hun concerten? De antwoorden op deze vragen helpen ons om meer inzicht te krijgen in wat er speelt in de sector. Voor de opleiding HaFaBra-directie aan het Prins Claus Conservatorium is dat van belang om de aankomende dirigent optimaal te kunnen voorbereiden op zijn rol(len) in een veranderende blaasmuzieksector. De inventarisatie werpt ook licht op belangrijke vragen voor vervolgonderzoek. Op de langere termijn beogen we daarmee zicht te geven op hoe de verschillende partijen in het veld samen kunnen bijdragen aan een duurzame toekomst voor de blaasmuzieksector.
DOCUMENT
Introduction to symposium on everyday culture participation/music at Onderzoeksconferentie Cultuureducatie en Cultuurparticipatie, LKCA, Utrecht, 23/11/2015.
DOCUMENT
Staatssecretaris Uslu en de Raad voor Cultuur hameren op het belang van fair pay door rijksgesubsidieerde culturele instellingen. Ook in het muziekonderwijs valt nog een wereld te winnen, weet onderzoeker en docentenopleider Imre Kruis. De uurtarieven van muziekdocenten zijn bedroevend laag. ‘Ik schrijf dit in een tijd dat er aan tafels veel gepraat wordt over fair pay. Als het maar niet bij praten blijft, denk ik dan.’
LINK
Dit essay werd uitgegeven ter gelegenheid van de installatie op 25 juni 2014 van Evert Bisschop Boele als lector ‘New Audiences’ van het lectoraat Lifelong Learning in Music, Kenniscentrum Kunst & Samenleving/Prins Claus Conservatorium, Hanzehogeschool Groningen.
DOCUMENT
Geleide Audiomotor Exploratie (GAME) is een innovatieve lesmethode waarmee slechthorenden met een Cochleair Implantaat (CI) piano kunnen leren spelen zonder muzieknotatie. Het doel van GAME is om door actief muziek te maken, transfereffecten van muziek- naar het spraakdomein te realiseren. Hierdoor kunnen CI-gebruikers zowel muziek als spraak beter gaan verstaan. Hoewel GAME ontworpen is om in de gewone lespraktijk gebruikt te worden, vereist het lesgeven met GAME nieuwe kennis en vaardigheden van pianodocenten. Dit onderzoek is daarom gericht op het ontwikkelen van instructiemateriaal en scholing voor het lesgeven met GAME. Zes pianodocenten en een ‘critical friend’ deden mee aan dit onderwijskundig ontwerp onderzoek. Tijdens het onderzoek zijn de lesmethode en het lesmateriaal aangepast en doorontwikkeld. De uitkomsten van het onderzoek laten zien dat docenten een ‘totaalpakket’ nodig hebben: (1) een handleiding gecombineerd met (2) demonstratie video’s, (3) lesmateriaal en voorbeeld lesplannen, (4) workshops en (5) collegiaal overleg. Deelnemende docenten vonden vooral de video’s gecombineerd met uitleg belangrijk omdat GAME totaal anders is dan traditionele lesmethodes. Het onderzoek heeft geleid tot suggesties voor implementatie in lespraktijken en Hoger Beroeps Onderwijs en aanbevelingen voor mogelijke toepassingen van GAME bij andere doelgroepen, zoals leerlingen met leerproblemen.
DOCUMENT
In de zoektocht naar relevant muziekonderwijs vanuit het theoretisch concept idiocultureel muziekonderwijs, van Evert Bisschop Boele, is de eigenzinnige lespraktijk van muziekdocent Johan ’t Hart drie maanden intensief gevolgd om tot een gedetailleerde beschrijving van zijn manier van werken te komen. De onderzoeksvraag die centraal stond is: ‘In welke mate schept Johan ’t Hart in zijn muzieklessen een leersituatie (leerwereld) die te karakteriseren is als idiocultureel muziekonderwijs?’ Het theoretisch kader voor deze studie is idiocultureel muziekonderwijs (Bisschop Boele 2015). Op de achtergrond speelt een aantal andere concepten een rol, bijvoorbeeld biografisch leren (Alheit & Dausien, 2000) en subjectivering (Biesta 2010). De talentendriehoek (Veenker et al., 2017) wordt gebruikt om de manier waarop leerling, docent en taak invloed op elkaar hebben te duiden. Op basis van dit theoretisch kader is een zevental vuistregels voor de vormgeving van idiocultureel muziekonderwijs geformuleerd. Vervolgens zijn data verzameld over de praktijk van ’t Hart. De data gebruikt in deze casestudy zijn lesobservaties, interviews met zowel leerlingen als Johan ’t Hart, documenten en literatuurstudie. Op basis van een kwalitatieve analyse is bekeken in hoeverre de vuistregels terug te herkennen zijn in ’t Hart’s lespraktijk. De conclusie is dat veel van de vuistregels te herkennen zijn – en dat de (idiosyncratische) manier waarop ’t Hart de vuistregels in de praktijk laat zien vooral ook leidt tot nieuwe discussie en reflectie.
DOCUMENT