Consumenten stellen steeds hogere eisen aan de levering van producten. Alleen op tijd leveren is niet meer voldoende. Er wordt steeds meer flexibiliteit verwacht, onder meer in bezorglocatie en aflevermoment. Vandaag besteld is vandaag of morgen in huis. Veel bedrijven worstelen met de vraag hoe zij het distributienetwerk aan moeten passen om aan de klantwens te voldoen. In dit artikel bespreken we de factoren die van belang zijn bij de inrichting van een distributienetwerk. Hiermee bieden we bedrijven een checklist voor besluitvorming.
MULTIFILE
Logistieke kosten, service levels en beschikbaarheid van personeel zijn al jaren belangrijke uitgangspunten op basis waarvan bedrijven hun fysieke distributienetwerken inrichten. Toch zijn er zes minder bekende factoren waar bedrijven rekening mee houden bij het ontwerp van hun distributienetwerken.
DOCUMENT
Het gesprek met Hans Troost vindt plaats op de locatie Oegstgeest op woensdag 14 december 2005. Het gaat over eTutoring, populair gezegd, ‘begeleiden op afstand door een eTutor met behulp van een elektronische leeromgeving.’
DOCUMENT
Het zal niet vaak voorkomen dat binnen een relatief korte tijd zich op één en dezelfde locatie twee grotere calamiteiten voordoen. Vanaf het eerste bericht over de explosies bij Shell-Moerdijk werd de relatie met de calamiteit van ruim drie jaar eerder gelegd. ‘Niet weer daar…’. Moerdijk-2 werd dan ook de lakmoesproef voor Moerdijk-1. Er was na 2011 veel geëvalueerd en geïnvesteerd en nu moest het resultaat daarvan blijken. Bron: Lessen uit crises en mini-crises 2014.
LINK
Interoperabiliteit is het vermogen van informatiesystemen om samen te werken binnen en buiten de grenzen van de organisatie. Binnen de gezondheidszorg betreft het dan ondersteuning van een effectieve zorg. Vanwege de snelle technologische ontwikkelingen en de toenemende complexiteit van de communicatie is de verwachting dat aan interoperabiliteit gerelateerde problemen steeds zichtbaarder en merkbaarder worden. Dit is ook bij radiotherapie het geval. Daarnaast is in Nederland een trend gaande van radiotherapie afdelingen die groeien naar multi-locatie afdelingen. De voorbereidingen door de afdeling radiotherapie van het VUmc voor haar satellietlocatie waren de aanleiding om in 2010 te starten met een onderzoek naar interoperabiliteitsproblemen binnen het vakgebied radiotherapie. Hiervoor is een enquête gehouden onder alle afdelingen radiotherapie in Nederland. Meer informatie is verkregen door interviews op vier radiotherapie afdelingen. Op de afdeling radiotherapie van het VUmc is een casus studie uitgevoerd, waarbij de bedrijfsprocessen en informatiestromen werden gemodelleerd. Geïdentificeerde interoperabiliteitsproblemen zijn geanalyseerd en aanbevelingen ter verbetering zijn gedaan. De bevindingen zijn dat de technische interoperabiliteitsproblemen zeldzaam zijn en dat ze meestal op strategisch en semantisch niveau optreden, dat wil zeggen de eenduidigheid van de berichten structuur en de juiste interpretatie van van de informatie. Voor de afdeling radiotherapie van het VUmc zijn geen grote nieuwe interoperabiliteitsproblemen te verwachten in de groei naar een multi-locatie afdeling. Verwacht wordt dat de meeste problemen zullen worden gedekt door bestaande of toekomstige integratieprofielen van 'Integrating the Healthcare Enterprise'.
DOCUMENT
Uit de Veluwe zijn talrijke sagen afkomstig. Om binnen het Veluwe-op-1-belevingsgebied Veluws Verleden vorm te geven aan de beleving van deze sagen heeft er een onderzoek plaatsgevonden naar de mogelijkheden voor een sagenroute. Dit onderzoek vond plaats binnen het kader van een stage. De eerste stap was een onderzoek naar plaatsgebonden sagen in het onderzoeksgebied, bestaande uit de gemeenten Apeldoorn, Ermelo, Epe, Putten en Nunspeet. Dit resulteerde in een verzameling van 83 volksverhalen. Hierna zijn er door middel van interviews criteria verzameld voor het verloop en de locatie van de route. Beoordeling van locaties en mogelijke routescenario’s door de onderzoeker, gevolgd door een focusgroep met belanghebbenden leidde uiteindelijk tot één fietsroute van circa 50 kilometer waarbij 10 sagen worden gepasseerd. Tenslotte wordt nog aandacht besteed aan de beleving en overdracht van deze sagen.
DOCUMENT
Bedrijven maken vaak deel uit van een keten. Ketens worden steeds meer afhankelijk van ICT voor onder meer het aankopen, bezorgen en inventariseren van producten of diensten. Deze afhankelijkheid maakt dat cyber-gerelateerde risico’s een opmars maken binnen ketens. Er is echter nog weinig bekend over deze risico’s en hoe ketens daar weerbaar tegen kunnen worden gemaakt. Dit hindert de uitwerking, uitvoering en bijsturing van beleid door de overheid. De Haagse Hogeschool heeft in opdracht van MKB Nederland en het Ministerie van Justitie en Veiligheid een verkennende studie verricht om meer zicht te krijgen op het fenomeen cyber-ketenweerbaarheid in verschillende economische sectoren. Hierbij stonden centraal cyber-gerelateerde risico’s en geleerde lessen bij het voorkomen en bestrijden van cyberincidenten en -criminaliteit in ketens. Tevens zijn aanknopingspunten voor vervolgonderzoek geïdentificeerd. Voor de dataverzameling is eerst gebruik gemaakt van literatuuronderzoek. Daarna zijn gestructureerde interviews uitgevoerd. De interviews hebben plaatsgevonden bij 12 bedrijven uit drie economische sectoren: vijf bedrijven gerelateerd aan de agrarische sector (vormen twee ketens), vier bedrijven uit de sierteeltsector (vormen één keten) en drie bedrijven uit de sector handel (vormen één keten). Deze bedrijven zijn als afnemer en leverancier geschakeld binnen hun sector en vormen daarmee een keten. Bij elk bedrijf is gesproken met cybersecurityexperts en/of bestuursleden. In elke keten hebben wij dreigingen en kwetsbaarheden op het gebied van cyber-ketenweerbaarheid vastgesteld. Met name ransomware en zogenaamde stepping stone-aanvallen zijn concrete dreigingen voor ketens. Zo is er bij alle door ons beschouwde ketens sprake van technologie die op afstand kan worden bediend via internet door een derde partij, zoals klimaatregelaars en sorteersystemen. Deze afstandsbediening is veelal kwetsbaar voor digitale inbreuken van buitenaf. Dit maakt dergelijke technologie en het securitybeleid van ketenpartners die toegang hebben tot deze technologie een kwetsbaarheid voor de keten. Ook valt het op dat de medewerkers van de bedrijven een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van cyberincidenten en -criminaliteit in de keten. Mogelijk wordt dit veroorzaakt door onveilig gedrag, gemakzucht en een gebrek aan kennis bij medewerkers over dreigingen en kwetsbaarheden. Er zijn tevens belangrijke lessen opgehaald bij de bedrijven die wij interviewden. Zo is het in het kader van cyberketenweerbaarheid van belang dat bedrijven hun cyberveiligheid op orde hebben. De onderzochte bedrijven investeren daarin door onder meer technische beveiliging en procedures voor werknemers. Ook zijn investeringen in de cyberveiligheid tussen schakels en de keten als geheel van belang. Bijvoorbeeld door de eigen digitale infrastructuur gescheiden te houden van de infrastructuur van ketenpartners. Over het algemeen worden dergelijke maatregelen slechts sporadisch genomen door de bedrijven die meededen aan dit onderzoek. Zo komt het onderwerp cyberveiligheid vaak niet terug in contracten met leveranciers, blijft (structureel) overleg tussen partners op dit gebied uit en is informatiedeling over cyberrisico’s en geleerde lessen op ketenniveau beperkt. Controle op de risico’s lijkt in de ketens veelal te ontbreken en samenwerking lijkt vooral te berusten op vertrouwen. Verschillen in genoemde dreigingen, kwetsbaarheden en geleerde lessen tussen bedrijven zijn mogelijk te verklaren door het type bedrijf en diens omvang, de volwassenheid van de organisatie op ICT-gebied en de positie van een bedrijf in de keten. Zo lijken met name ICT-dienstverleners en grote bedrijven zicht te hebben en te handelen op keten-gerelateerde dreigingen en kwetsbaarheden. Gezien de verkennende aard van deze studie is nader onderzoek echter nodig om bevindingen te verstevigen. Ons advies is om meer gericht onderzoek te doen naar de risico’s zoals in deze studie zijn geïdentificeerd en dit tevens te doen in andere ketens of binnen andere economische sectoren. De onderzochte ketens zijn slechts beperkt representatief voor de gehele economie, waardoor het onduidelijk is in hoeverre de huidige resultaten gelden voor andere ketens binnen en buiten de door ons onderzochte economische sectoren. Een onderwerp waar wij denken dat meer kennis op nodig is, is het fenomeen stepping stone-aanval. Ondanks dat dit een belangrijk fenomeen lijkt, komt uit onderhavig onderzoek onvoldoende naar voren op welke manier een ketenaanval via kleine ketenpartners plaatsvindt, in welke mate een keten daar schade van ondervindt en hoe een dergelijke aanval kan worden voorkomen. Wij adviseren bovendien om te onderzoeken hoe ketens cyberveiligheid contractueel kunnen bewerkstelligen in de samenwerking met ketenpartners. Zo is het de vraag welke eisen er in het contract met partners gesteld moeten worden om risico’s voldoende af te dekken. Wij adviseren bovendien om actuele informatie over cyberrisico’s toegankelijk te maken voor ketenbedrijven, met name bij kleine bedrijven die beperkte middelen hebben om zichzelf te beschermen en informatie in te winnen. Help ketens waar nodig met het op orde brengen van hun interne cyberveiligheid, de cyberveiligheid tussen schakels en de cyberveiligheid van keten als geheel. Hierbij kan worden gedacht aan het beschikbaar stellen van voorbeeldcontracten met leveranciers, het faciliteren van (structureel) overleg tussen partners en ondersteuning van de informatiedeling op ketenniveau.
DOCUMENT
Vastgoedmonitor Midden-Brabant geeft een overzicht van het vastgoed in deze regio (16 gemeenten). Naast kantorenmarkt, winkelmarkt, woningmarkt, bedrijvenmarkt is ook de infrastructuur en economische situatie beschreven.
MULTIFILE
Tweede tussenrapportage In 2013 zijn alle jeugdzorgplusinstellingen op verzoek van het ministerie van VWS gestart met een pilot Trajectzorg. In de regio Utrecht is jeugdzorgplusinstelling Intermetzo locatie Zeist (voorheen Lindenhorst-Almata) hiervoor een samenwerkingsverband aangegaan met De Rading, Lijn 5, Youké, Samen-Veilig Midden Nederland en VSO de Sprong. Onder de naam Trajectzorg is gestart met het verbeteren van de zorg opdat jongeren minder vaak tijdens de zorgverlening uitvallen en minder vaak na uitstroom uit geslotenheid opnieuw gesloten geplaatst worden. Hogeschool Utrecht is al in 2012 door dit samenwerkingsverband benaderd. Dankzij een SIA-Raak Publiek subsidie is in 2014 en 2015 onderzoek gedaan naar deze pilot met als doel de realisatie van Trajectzorg in deze regio te faciliteren en te stimuleren via een combinatie van beschrijvend onderzoek en de methode van actieonderzoek. Dit rapport beschrijft de stand van zaken van het onderzoek voor Trajectzorg na het eerste jaar (december 2013 - december 2014). Trajectzorg wil jongeren en hun ouders de begeleiding geven die aansluit op hun zoektocht naar een gewoon leven. Maar Trajectzorg is eveneens een zoektocht naar de juiste vorm van begeleiding. Met dit onderzoek proberen we daar een bijdrage aan te leveren. De tekst bevat de aangepaste online versie (juni 2016) voor www.continuiteitinjeugdzorg.hu.nl
DOCUMENT