In dit onderzoek is gekeken of HBO-docenten een voorkeur hebben voor studenten met een bepaalde leerstijl, zoals getypeerd door Kolb. In één van de docententeams van de opleiding Media, Informatie en Communicatie aan de Hogeschool van Amsterdam is een kleinschalig kwantitatief onderzoek uitgevoerd. Alle 23 docenten van dit team kozen uit twintig stellingen drie leerstrategieën zij het meest typerend vinden voor een goede student. Elk van deze strategieën is gekoppeld aan een van de vier leerstijlen van Kolb, vijf strategieën per leerstijl. Voor elke leerstijl is gekwantificeerd hoe vaak daarbij bijbehorende stellingen zijn genoemd, en vervolgens zijn de uitkomsten aan analyse onderworpen. Hieruit bleek een significante afwijking van de verwachte verdeling: het aantal keren dat docenten kozen voor een strategie behorende tot de leerstijl ‘doener’ is niet gebaseerd op een evenredige verdeling van de strategieën over de leerstijlen. Geconcludeerd kan worden dat de resultaten ondersteuning bieden voor de hypothese: docenten kiezen, gevraagd naar leerstrategieën die de leerstijl van een student typeren, voor één leerstijl als beste. Er worden ook andere leerstijlen gekozen, maar het is significant dat de docenten samen, als team, een voorkeur voor studenten met één leerstijl hebben, in dit geval die van ‘doener’.
MULTIFILE
Voor het welslagen van burgerinitiatieven heb je voortrekkers nodig. We kennen de ‘expert activist’, het type denker en overlegger, en de ‘everyday maker’, meer het type doener. Wanneer beide typen samenkomen in ‘allrounders’, dan is de kans op slagen het grootst, zo leert het project Duurzaam Dorp Overijssel
MULTIFILE
Voor het welslagen van burgerinitiatieven heb je voortrekkers nodig. We kennen de ‘expert activist’, het type denker en overlegger, en de ‘everyday maker’, meer het type doener. Wanneer beide typen samenkomen in ‘allrounders’, dan is de kans op slagen het grootst, zo leert het project Duurzaam Dorp Overijssel.
MULTIFILE
Bedrijven zijn zich steeds meer bewust van de potentiële negatieve effecten van hun bedrijfsvoering op het milieu en de samenleving, rechtstreeks en als schakel in de keten van leveranciers en afnemers. Dit groeiende bewustzijn moet vertaald worden naar actie: naar concrete laagdrempelige toepassingen die snel opgeschaald kunnen worden. Ondernemers, Gemeente Oosterhout en Avans Hogeschool hebben elkaar gevonden in het onderzoeken en ontwikkelen van drie duurzame toepassingen voor het bedrijventerrein Weststad in Oosterhout: 1. afvalproductie voorkomen; 2. afval- en reststromen zoveel als mogelijk opnieuw als grondstof inzetten; 3. afval- en reststromen die vrijkomen, tegen minimale milieudruk en kosten inzamelen en verwerken. De aandacht gaat eerst uit naar het voorkomen van afval tijdens productie en consumptie door betere afstemming in de keten, gebruik van technologische innovatie en digitalisering. Daarnaast wordt een platform ontwikkeld waarin bedrijven hun afval- en reststromen kunnen uitwisselen en als grondstof kunnen inzetten. Tenslotte wordt een logistiek systeem ontworpen, waarbinnen afval- en reststromen tegen minimale milieudruk en kosten worden verwerkt. Het project wordt gedragen door Avans Hogeschool en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven/bedrijventerrein Weststad, ondersteund door de Gemeente Oosterhout. Dit consortium heeft de ambitie om bedrijven en andere organisaties concrete handvatten te leveren voor haalbaarheid en opschaalbaarheid van afvalpreventie, hergebruik van reststoffen en efficiënte inzameling van reststromen. Zo levert de opzet van het project een model op waarmee andere bedrijvenparken hun ambities voor afvalpreventie en –verwaarding kunnen vormgeven. Hiertoe worden de volgende activiteiten uitgevoerd: Werkpakket 1 omvat de communicatie over en het agenderen van het project bij de individuele ondernemers. De communicatie adresseert het doel van het project en een uitvraag gebaseerd op de drie pijlers preventie, uitwisseling en inzameling. In werkpakket 2 wordt inventariserend en analyserend veldonderzoek gedaan bij ondernemers. Werkpakket 3 omvat het ontsluiten van de verkregen informatie en de vertaling naar concrete preventieve mogelijkheden, verbindingen tussen partijen en de collectieve aanpak van inzameling. Werkpakket 4 omvat de ontwikkeling van een digitaal transactieplatform ter stimulatie van contacten tussen bedrijven met als doel preventie van reststromen, uitwisselen van reststromen en collectieve afvalverwijdering. Een juridisch kader voor ‘ontdoeners’, platform en contractpartners (afvalverwerkende bedrijven) wordt ontwikkeld. Prestatie-indicatoren tonen de resultaten op duurzaamheidsverbetering. Werkpakket 5 tenslotte omvat het ontwikkelen van een model ter uitbreiding naar andere gemeenten en geografische gebieden.
De bouwsector staat bekend als een van de grootste bijdragers aan de wereldwijde CO2-uitstoot. Van het winnen van grondstoffen tot het fabriceren van bouwmaterialen en het uiteindelijke gebruik van gebouwen, elke fase van de bouwcyclus draagt bij aan de emissies van broeikasgassen. Beton, staal en bakstenen, die traditioneel worden gebruikt in de bouw, zijn grote boosdoeners als het gaat om CO2-uitstoot. Gelukkig groeit het bewustzijn over de impact van de bouw op het milieu, en de industrie begint te zoeken naar duurzamere alternatieven. Biobased materialen zijn een veelbelovende oplossing die de bouwsector kan helpen veranderen en de CO2-uitstoot kan verminderen. Biobased materialen worden met name vervaardigd uit hernieuwbare plantaardige grondstoffen, in tegenstelling tot de niet-hernieuwbare fossiele grondstoffen die worden gebruikt bij de productie van traditionele bouwmaterialen. Deze materialen omvatten onder meer olifantsgras, stro, bamboe en hennep. Hoewel biobased materialen veelbelovend zijn, zijn er nog steeds uitdagingen die moeten worden overwonnen voordat ze op grote schaal kunnen worden toegepast in de bouwsector. Deze uitdagingen omvatten onder meer het verbeteren van de prestaties en duurzaamheid van biobased materialen, het vergroten van het bewustzijn en de acceptatie in de bouwsector en goed gedefinieerde richtlijnen voor het testen van fysische eigenschappen van deze materialen en de certificering daarvan. Dit project focust op één van deze uitdagingen, namelijk het gebrek aan inzicht in de fysische eigenschappen van deze materialen. Het project wil een aanzet tot het ontwikkelen van een praktische meetmethode voor de vochthuishouding in, en het thermische gedrag van biobased materialen geven.
De meerwaarde van ‘Leren met de stad’ is tweeledig. Vanuit het onderwijs is het een goede ontwikkeling als studenten tijdens hun opleiding in aanraking komen met actuele maatschappelijke vraagstukken. Daarnaast kunnen instellingen als de universiteit en de hogeschool met hun kennis bijdragen aan de samenleving, aan de wijken van Leiden en aan vraagstukken van de Leidse burger. ‘Leren met de stad’ gaat om het creëren van een leeromgeving - via de ‘Leidse Kenniswinkel’ (= werktitel) en de Studio - waarin studenten van de Universiteit Leiden en Hogeschool Leiden hun talenten kunnen ontwikkelen en samen werken, met bewoners, aan maatschappelijke vraagstukken in de stad. In de Leidse Kenniswinkel - in navolging van initiatieven zoals BOOT (HvA) en WIJS (Groningen) - werkt een multidisciplinair team van studenten. De studenten geven advies vanuit hun vakgebied en kunnen activiteiten organiseren voor en met bewoners. Complexere vraagstukken in de stad, die ook via de Kenniswinkel naar voren kunnen komen, worden binnen de Studio onderzocht, door studenten van verschillende opleidingen. Op deze manier leveren de studenten een bijdrage aan de stad Leiden, en leren ze van en met elkaar en van de bewoners. In 2019 is een begin gemaakt met deze activiteiten en zijn al verbindingen tot stand gebracht tussen vragen uit de stad en onderwijs en onderzoek, bij zowel hogeschool als universiteit. In 2022 willen we in Leiden een structuur hebben ontwikkeld die de hierboven genoemde leeromgeving ondersteunt. Vanaf 2020 gaan we actief inzetten op het ontwikkelen van een eerste ’Leidse Kenniswinkel’. We bouwen verder aan het netwerk van betrokken ambtenaren, maatschappelijke organisaties, docenten, onderzoekers en vooral studenten. Ook ondersteunen we de samenwerking van de verschillende partijen, via netwerkbijeenkomsten en andere middelen, zodat het samen werken aan maatschappelijke vraagstukken in Leiden een vanzelfsprekend onderdeel wordt in de opleiding van studenten.