Het beroep van leraar is een prachtig, belangrijk, maar ook complex beroep is. En een beroep waarin leraren zich kunnen blijven vernieuwen en ontwikkelen.Doordat die ontwikkelingsmogelijkheden echter niet goed zichtbaar zijn, ontbreekt voor veel (toekomstige) leraren een inspirerend en uitdagend ontwikkelperspectief. Een beroepsbeeld waarin ontwikkelingsmogelijkheden zichtbaar zijn, kan leraren, schoolleiders en lerarenopleiders handvatten bieden om die ontwikkeling binnen het beroep vorm te geven en te ondersteunen. Daarnaast draagt zo’n beroepsbeeld bij aan een breed gedragen en gedeelde visie op het beroep en aan een gemeenschappelijke taal. En dat kan weer bijdragen aan een breder beeld van het lerarenberoep, aan een verdere uitwerking van beroepsperspectieven en ontwikkelingsmogelijkheden, en aan het wegwerken van systeemscheidingen.In de kern van deze publicatie wordt een beroepsbeeld geschetst waarin vier domeinen worden onderscheiden:• Het ondersteunen van het leren van leerlingen. • Het ontwikkelen van onderwijs.• Het organiseren van onderwijs. • Het ondersteunen van het leren van collega’s.Een leraar is in elk geval bekwaam en actief in het eerste domein, maar kan dat combineren met de drie andere domeinen. In elk van deze domeinen kunnen leraren zich ontwikkelen en verdiepen: van in opleiding, naar startend, naar ervaren, naar meesterschap. Tegelijk kunnen leraren gedurende hun loopbaan zich verbreden naar andere domeinen.Daarmee ontstaat een waaier aan ontwikkelingsmogelijkheden. Bij elk van die ontwikkelingsmogelijkheden spelen vier vraagstukken:1. Hoe krijgt een leraar toegang tot een nieuwe rol?2. Hoe wordt een leraar ondersteund bij het erkennen van aanwezige en verwerven van nieuwe kwaliteiten die voor die nieuwe rol nodig zijn?3. Hoe wordt een leraar in de nieuwe rol gefaciliteerd?4. Hoe wordt een leraar in die nieuwe rol erkend?Het beantwoorden van die vraagstukken vereist overleg op school- en bestuursniveau en op landelijk systeemniveau. De auteurs denken dat dit beroepsbeeld leraren, schoolleiders, lerarenopleidingen en het ministerie handvatten biedt om gezamenlijk verdere stappen te zetten bij het versterken en aantrekkelijker maken van het beroep van leraar.
Nederland wil in 2050 circulair zijn. Dat vraagt een ongekende transitie in de wijze waarop onze samenleving onderneemt, samenwerkt, denkt en doet.Stedelijke regio’s zijn de geijkte plek om een transitie naar een circulaire economie in gang te zetten door hun dichte concentratie van kennis, kapitaal, data en resources op een relatief klein oppervlak. De baten die deze transitie oplevert zullen vooral in deze regio’s merkbaar zijn: minder verspilling, luchtvervuiling en CO2-uitstoot, meer economische waarde en sociale impact.CirCollab richt zich op het versterken van interdisciplinair praktijkgericht onderzoek voor de circulaire transitie in de metropoolregio Amsterdam (MRA). De SPRONG-groep bestaat uit lectoraten verbonden aan Centre of Expertise City Net Zero en Center of Expertise Rechtvaardige Stad vanuit de faculteiten Techniek, Maatschappij en Recht, Business & Economie en Digitale Media & Creatieve Industrie (Hogeschool van Amsterdam); het Kenniscentrum Maatschappelijk Innovatie Flevoland (Hogeschool Windesheim); en de Academie van Bouwkunst (Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten).De SPRONG-groep combineert expertise vanuit het technologische, creatieve, economische en sociale domein en verricht praktijkgericht onderzoek naar ‘circulair denken en doen’, ‘circulair ondernemen’, ‘circulair menselijk kapitaal’ en ‘circulair samenwerken’ in relatie tot technische innovaties in twee waardeketens: de gebouwde omgeving en consumptiegoederen.De SPRONG-groep ontwikkelt, samen met actoren in de quadruple helix, een regionale infrastructuur voor inventariseren en prioriteren van onderzoeksbehoeften en het programmeren, opbouwen en uitwisselen van kennis. Hierbij worden kennis en ervaringen uit circulaire initiatieven, experimenten, onderzoek en onderwijs aan elkaar en aan fysieke experimenteerruimtes verbonden, om gezamenlijk van te leren, kennis te delen en op te schalen. Zo ontstaat een krachtige interdisciplinaire SPRONG-groep met de ambitie om het consortium uit te laten groeien tot dé regionale spil op het gebied van de circulaire transitie in grootstedelijke regio’s en een erkende (inter)nationale speler voor kennisuitwisseling en -opbouw op dit onderwerp.
MULTIFILE
Recentelijk bezocht minister Van Bijsterveldt een praktijkschool voor VMBO in Parkstad Heerlen. Zij benoemde het belang voor een leerling om op kleinschalig niveau vorm te geven aan het doorgaan van de ene opleiding in de andere. Dicht bij de leerling staan en dicht bij de leerling zijn ontwikkeling volgen. Dit is onder andere mogelijk door een bijpassende vorm te vinden van leren en werken in de beroepspraktijk. Het project ‘Onderwijs in de praktijk’ is hier een voorbeeld van.
Dit voorstel is er op gericht in de regio Groningen en Drenthe voor voldoende geschoold personeel voor de nieuwe technologie en toepassingen rondom H2 te zorgen, maar dan zodanig dat optimaal wordt ingespeeld op het enorme en nog steeds groeiende regionale investeringsplan en gestoeld op bestaande sterkten, de H2 Train & Learn Hub. Daarom zijn de uitgangspunten ervan: - Dat onderwijs gekoppeld is aan een versterking van de regionale research- en testcapaciteit op het thema, de valorisatie ervan en de ontwikkeling van startups, dit alles tezamen gebundeld in een regionale campus, Hydrogen Valley Campus Europe (HVCE). - Dat de onderwijsactiviteiten geïntegreerd worden via doorlopende leerlijnen mbo – hbo – wo – post-initieel. - Dat het onderwijs waar mogelijk interdisciplinair wordt opgebouwd. - Dat op alle niveaus intensieve samenwerking wordt opgezet tussen het onderwijs en het regionale bedrijfsleven. - Dat er serieuze aandacht komt voor het marketen en ‘branden’ van de nieuwe onderwijsvormen. - Dat er naast het reguliere onderwijs ook aandacht is voor de omscholing van ‘aardgaswerknemers’ naar ‘waterstofwerknemers’. Het voorstel is geïntegreerd met en versterkt en verbreedt met een lopend onderwijsproject Waterstof Werkt!, zodanig dat nu een voldragen plan is ontstaan om het onderwijs in de regio rond het thema de vereiste krachtige impuls te geven. En daarmee de garantie van de regionale beschikbaarheid van enkele duizenden goed-geschoolde, additionele werknemers die klaar staan om de uitdagingen van de waterstofeconomie in de regio aan te gaan.
Hogeschool Rotterdam (HR) positioneert zich nadrukkelijk als een kennisinstituut van en voor de regio. Vanuit onze kenniscentra en COE's zijn we betrokken bij innovaties, onderzoek in relatie tot de praktijk en bij de toepassing van verkregen kennis(producten) in praktijk en onderwijs. HR beschouwt de impulsregeling als een aanvullende investering in een reeds vol trots opgebouwde onderzoeksinfrastructuur: 'het verder leggen van de spoorwegen om daar duurzaam de trein van het praktijkgericht onderzoek op te laten rijden'. Cruciaal voor die infrastructuur zijn: investeren in de juiste mensen; zorgen voor doorlopende leerlijnen van AD tot PD; samenwerking met partners uit de regio in de triple helix. In dit kader zetten we met impuls vooral in op aanjaagfinanciering voor een aantal cruciale lectoren en senior onderzoeksposities. die op hun beurt uitstralen naar praktijk en onderwijs. Hogeschool Rotterdam heeft in haar profilering weloverwogen voor een aantal onderzoekszwaartepunten gekozen. Onderwerpen die maatschappelijk relevant zijn en inherent discipline-overstijgend. Het betreft de thema's: gezondheid & zorg(technologie), energie & duurzaamheid, artificial intelligence, maatschappelijk verdienvermogen. Deze thema's zijn programmatisch, hogeschoolbreed georganiseerd, over de reguliere begrotingen van instituten en kenniscentra en COE's heen. De impulsmiddelen worden ingezet voor het verder versterken van deze zwaartepunten en het leggen van een stevig fundament onder het toekomstige onderzoek op deze terreinen.
De AHK ontwikkelt zich van een onderwijsinstelling naar een kennisinstelling voor onderwijs en onderzoek en heeft onderzoek benoemd als een belangrijk speerpunt. Met de Impuls2020 middelen wil de AHK de onderzoeksinfrastructuur en –cultuur versterken door te investeren in het recent opgerichte Research Centre AHK. Het Research Centre AHK komt voort uit ambitie van AHK om coördinatie, beleidsvorming, advies en ondersteuning rond onderzoek te versterken met en voor alle lectoraten en andere betrokkenen aan de AHK. Met de recent vastgestelde Strategische Agenda Onderzoek AHK 2020-2025 kiest de AHK tevens voor een brede externe strategie en meer samenwerking tussen lectoraten rond een gezamenlijk onderzoeksprofiel. Doel daarbij is onder andere meer massa en focus. Versterken van het netwerk rond onderzoek extern -met onder andere kennisinstellingen, maatschappelijke partners - en intern -in en met het eigen onderwijs- is daarbij een belangrijk speerpunt. De Impuls2020 middelen hebben een aanjagende werking op de uitvoering van projecten voortkomend uit de Strategische Agenda Onderzoek. Het gaat dan om projecten rond relevante thema’s, zoals ‘loopbanen voor onderzoekers binnen de AHK’, ‘datamanagement’ en ‘de derde cyclus/doorlopende leerlijnen’. Ook wil de AHK de middelen benutten voor het versterken van samenwerken in KUO verband. En voor het verkennen en voorbereiden van deelname aan een SPRONG in samenwerking met andere kennisinstellingen en maatschappelijke partners. De AHK wil hierin samen optrekken met de HKU en geeft dit vorm door het voornemen tot het gezamenlijk financieren van een verkenner van raakvlakken en concrete kansen rond SPRONG en eventuele andere subsidiemogelijkheden als RAAK en Europese regelingen. De AHK wil koersen op het realiseren van een kansrijke SPRONG (ronde 2 voorjaar 2022).