The effects of stress may be alleviated when its impact or a decreased stress-resilience are detected early. This study explores whether wearable-measured sleep and resting HRV in police officers can be predicted by stress-related Ecological Momentary Assessment (EMA) measures in preceding days and predict stress-related EMA outcomes in subsequent days. Eight police officers used an Oura ring to collect daily Total Sleep Time (TST) and resting Heart Rate Variability (HRV) and an EMA app for measuring demands, stress, mental exhaustion, and vigor during 15-55 weeks. Vector Autoregression (VAR) models were created and complemented by Granger causation tests and Impulse Response Function visualizations. Demands negatively predicted TST and HRV in one participant. TST negatively predicted demands, stress, and mental exhaustion in two, three, and five participants, respectively, and positively predicted vigor in five participants. HRV negatively predicted demands in two participants, and stress and mental exhaustion in one participant. Changes in HRV lasted longer than those in TST. Bidirectional associations of TST and resting HRV with stress-related outcomes were observed at a weak-to-moderate strength, but not consistently across participants. TST and resting HRV are more consistent predictors of stress-resilience in upcoming days than indicators of stress-related measures in prior days.
In dit experiment hebben de samenwerkingspartners VitaalNed en de Hanzehogeschool Groningen (studenten en docent-onderzoekers) kennis en ervaring opgedaan over de successen en belemmeringen van een gezamenlijk innovatieproces dat tot doel had een voor alle partijen gewenst en aantrekkelijk leefstijlaanbod. Dit aanbod zou gericht moeten zijn op studentenwelzijn, met een aanpak op zowel fysiek, mentaal als sociaal welzijn. De doelstellingen waren als volgt:1. Aan het einde van het experiment is er een onderbouwd en door Citizen Science gevalideerd plan van aanpak voor de implementatie van een op studentenbehoefte en evidentie gebaseerde innovatie ter verbetering van psychosociaal en fysiek welzijn van hbo-studenten (potentieel N=33.000). Dit plan is gekoppeld aan een (grove) inschatting van vermindering van maatschappelijke kosten op gebied van zorg en arbeidsverzuim; 2. Aan het einde van het experiment is er inzicht in de successen en belemmeringen van een gezamenlijk innovatieproces om tot een passend leefstijlaanbod voor studenten te komen, alsmede in de eco-systeem/Citizen Science aanpak als versneller voor innovatie;3. De private partner VitaalNed innoveert met de nieuwe kennis haar eigen en nieuwe leefstijlaanbod en vertaalt dit naar mogelijk andere producten, diensten en doelgroepen die efficiënt en effectief zijn zodat ze vergoed kunnen worden door o.a. zorgverzekeraar, gemeente etc. Hiermee heeft VitaalNed aan het einde van het experiment een businesscase om leefstijlinnovaties effectiever te maken op inhoud en duur.
Jonge kinderen met overgewicht is een actueel probleem, met name bij bevolkingsgroepen met een migratie-achtergrond en een lage sociaaleconomische status in grote steden zoals Amsterdam. Om overgewicht tegen te gaan is het belangrijk om al op jonge leeftijd in te zetten op een gezonde leefstijl met goede voeding en voldoende beweging en slaap. Daarnaast heeft de opvoeding van ouders ook een grote invloed op het ontwikkelen van een (on)gezond gewicht, met name bij jonge kinderen. Vaak worden leefstijlinterventies ingezet om overgewicht tegen te gaan, veelal ontwikkeld door voedings- en beweegprofessionals en gezondheidsbevorderaars. Diverse programma’s voor het stimuleren van een gezonde leefstijl en het tegengaan van overgewicht werken met een cultuursensitieve aanpak om aan te sluiten bij de doelgroep. Deze aanpak vraagt ook om pedagogische expertise, aangezien de opvoeding een belangrijke rol speelt. Als expert op het gebied van opvoeding is het aan de pedagoog om deze expertise ook in te zetten bij de gezonde ontwikkeling van kinderen in de grote stad. Het samenbrengen van expertises met betrekking tot opvoeding en een gezonde leefstijl moet leiden tot een nieuwe en effectieve strategie in de bestrijding van overgewicht bij jonge kinderen waarbij rekening wordt gehouden met culturele en etnische verschillen in opvattingen en gedrag van ouders ten aanzien van opvoeding en een gezonde leefstijl.De onderzoeksvragen van deze studie zijn:1. Op welke wijze hanteren internationale en lokale leefstijlinterventies voor gezinnen met jonge kinderen in de voorschoolse periode (1-4 jaar) een cultuursensitieve aanpak?2. Hanteren deze leefstijlinterventies ook een pedagogisch onderbouwde aanpak?
De gebouwde omgeving speelt een belangrijke rol in de Nederlandse ambities om in 2050 100 % circulair te zijn. Gebouwen gebruiken nu nog veel energie en materialen en produceren veel afval. In landelijke en gemeentelijke architectuurprijsvragen vormt circulariteit een steeds belangrijker beoordelingscriterium. Hierbij wordt circulariteit vaak gelijk gesteld aan herbruikbaarheid. Gebouwen blijven echter lang in functie (gemiddeld 50 jaar). Door aangescherpte functionele eisen is het moeilijk om veel technische bouwmaterialen (glas, baksteen, beton, staal en aluminium) één-op-één te hergebruiken. Deze materialen worden nu veelal gerecycled om de grondstoffen in de kringloop te houden. Recyclen is een slechte circulaire strategie. Als hergebruik van materialen moeilijk is dan kan een verder vertraagde kringloop van gebouwen een circulair alternatief zijn. Van gebouwen zoals grachtenpanden met lange levensduren is de kringloop praktisch tot stilstand gekomen. De milieu-impact van de toegepaste materialen die mede wordt bepaald aan de hand van de gebruiksfase, is hierdoor laag. Maar waarom weerstaan sommige gebouwen de tand des tijds, terwijl andere snel worden gesloopt? In dit onderzoek wil het consortium de architectonische (esthetische en ruimtelijke) kwaliteiten van deze lang in functie zijnde gebouwen achterhalen en onderzoeken op welke manieren deze in nieuwe gebouwen vertaald kunnen worden. Architectuur kan op deze manier een circulaire betekenis krijgen. Er kunnen gefundeerdere ontwerpbeslissingen worden genomen. In dit onderzoek staan workshops met de deelnemende architectenbureaus centraal. Hierin moeten architectonische strategieën gegenereerd worden voor gebouwen met extreem lange levensduren. Dit gebeurt aan de hand van de volgende onderzoeksvraag: Op welke wijzen kan architectuur de circulaire waarden van gebouwen en de toegepaste materialen verhogen? Naast deze architectonische strategieën zal dit onderzoek resulteren in randvoorwaarden om de functionele levensduur van gebouwen (thermische kwaliteiten gevel, flexibiliteit indeling et cetera) te verlengen. Zij zullen de basis vormen van een RAAK-MKB subsidieaanvraag die volgend jaar wordt ingediend.
Goed slapen is van belang voor de gezondheid, de alertheid en stressreductie van mensen. Echter kampen veel mensen met slaapproblemen, waarbij chronisch slecht slapen kan leiden tot o.a. cognitieve problemen (depressie en dementie) en het heeft een negatief effect op de kwaliteit van leven. Kwaliteit van slapen hangt samen met hoe de slaap wordt ervaren en of iemand voldoende uitrust en tevreden is over de slaap, echter is 63% van de Nederlanders ontevreden over de eigen slaapkwaliteit. Dit project richt zich op volwassenen met slaapproblemen. Door middel van co-creatie wordt er gewerkt aan een digitale slaapcoach, als verlengstuk van een slaapexpert. Uitgangspunt van de coach is de eerder ontwikkelde voedingscoach Halloliz. De nieuwe slaapcoach helpt bij het in kaart brengen van individuele factoren die de slaapkwaliteit verminderen, bij het verbeteren van slaapgedrag en bij het bestendigen hiervan. Er wordt gebruik gemaakt van Cognitive Behavior Therapy for Insomnia, waarbij het effect van interventies op slaapgedrag direct wordt verwerkt in een aangepast slaapplan. Het project richt zich op het ontwikkelen van een slaapcoach rekening houdend met adoptie en motivatie van de doelgroep om de coach te gebruiken. Adoptie hangt onder andere samen met de vorm en uitstraling van de slaapcoach, maar ook met de bereidheid van de gebruiker om het gedrag te veranderen. Daarnaast speelt motivatie een belangrijke rol bij het bestendigen van gedragsverandering. In het project wordt de patient journey in kaart gebracht en wordt uitgezocht hoe het ontwerp van de coach kan worden geoptimaliseerd richting adoptie, motivatie en uiteindelijk de gewenste gedragsverandering. Een consortium van experts in het ontwerpen (co-creatie) van eHealth oplossingen en gebruikersonderzoek zal het project uitvoeren. Deze worden bijgestaan door een klankbordgroep bestaande uit onder andere slaapexperts.
Dit postdoc-traject wordt uitgevoerd binnen het lectoraat Arbeid & Gezondheid (A&G) en het expertiseteam Health Promotion & Performance (HP&P) binnen de Academie Sport en Bewegen van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Het postdoc-traject zal een bijdrage leveren aan het verkleinen van sociaal-economische gezondheidsverschillen door het vergroten van de duurzame inzetbaarheid van MBO-studenten niveau 2 en 3 en jong¬¬e/startende zorgmedewerkers niveau 2 en 3 (helpenden/verzorgenden). De uitstroom van het jongere personeel uit de zorg en tijdens de eindfase van hun studie verdient aandacht. Redenen daarvoor hebben te maken met een verminderde mentale en fysieke vitaliteit. Een evidence-based sport- en beweegprogramma (S&Bprogramma) in de vrije tijd is effectief gebleken bij andere doelgroepen. Het zal tot een betere mentale en fysieke vitaliteit moeten leiden door een verbeterde belastbaarheid, betere slaap, ontspanning en gezondere afstand tot het werk. De context van een interventie zoals onregelmatige werktijden, lagere zelfregulatie, werk(studie)druk en verminderde sociale cohesie is echter belangrijk voor de effectiviteit van een interventie. Vanwege deze contextuele afhankelijkheid en om afstemming te bereiken met de doelgroep wordt gekozen voor een ontwerpgerichte insteek met kwalitatieve participatieve onderzoeksmethoden. Doel van dit traject is dus om te achterhalen binnen welke contexten het aangepaste S&Bprogramma voor wie, wanneer en hoe effectief is om fysieke/mentale vitaliteit van studerende en jonge/startende zorgmedewerkers met een lage sociaal-economische status (MBO-niveau 2/3) te verbeteren. Voor de effectevaluatie zal gebruik gemaakt worden van kwantitatieve en kwalitatieve (realistische evaluatie) analyses. De aanvrager is hoofddocent en onderzoeker en gepromoveerd op het onderwerp arbeidsparticipatie van zorgpersoneel. Hij begeleidt afstudeertrajecten binnen de academie Sport en Bewegen en onderzoekstrajecten binnen de master Sport- en Beweeginnovatie. De onderzoeken worden uitgevoerd door bachelor- en masterstudenten en inzichten zullen in de doorontwikkeling van het curriculum en het systeem van studentenbegeleiding geïmplementeerd worden.