Jeugdformaat biedt residentiële jeugdhulp aan in de regio Haaglanden, bestaande uit logeerhuizen, aanleunwoningen en zelfstandige studio’s (HAT). Jeugdformaat wil weten hoe het met jongeren gaat die de logeerhuizen hebben verlaten. Met dit onderzoek trachten we deze vraag te beantwoorden. In het onderzoek is het sociaal-competentiemodel als kader gebruikt, omdat Jeugdformaat in de logeerhuizen vanuit dit model werkt. Dit model gaat er vanuit dat er voor elke levensfase bepaalde ontwikkelingstaken zijn die een kind dient te volbrengen om zich goed te kunnen ontwikkelen. Jongeren kijken verschillend terug op de begeleiding door Jeugdformaat. De uitdaging voor Jeugdformaat zit vooral in het bieden van maatwerk: wat heeft welke jongere op welk moment aan begeleiding nodig? Jongeren zijn over het algemeen tevreden over de begeleiding bij onderwijs en werk, hun fysieke gezondheid en uiterlijke verzorging. Daarnaast vertellen enkele jongeren spontaan over de aandacht voor hun mentale gezondheid. Daarentegen is er volgens jongeren onvoldoende aandacht voor het onderhouden van vriendschappen en relaties en voor het zinvol invullen van hun vrije tijd. Alle jongeren hadden begeleiding nodig bij het vormgeven van de relaties met hun ouders en familie. Stimulering van het contact, begeleiding bij contactmomenten, reflectie op de contactmomenten en respect voor hun wensen rondom het contact hielpen daarbij. Wat betreft de veiligheid op de groep vinden jongeren het belangrijk dat algemene ruimtes schoon zijn en dat vriendschappen op de groep niet gestimuleerd worden. Daarnaast zeggen ze dat er streng gecontroleerd zou moeten worden op alcohol en drugs op de groep en op (seksuele) relaties tussen groepsgenoten, om zo ongewenste en onveilige situaties te voorkomen. Tenslotte vinden jongeren een goede voorbereiding op zelfstandigheid na hun verblijf bij Jeugdformaat belangrijk. Zij hebben hulp nodig bij het vinden van een geschikte woning, het leren omgaan met hun financiën en bij het vinden van hun weg naar instanties en regelingen die er zijn om hen te ondersteunen.
MULTIFILE
Hogeronderwijsinstellingen hebben verschillende redenen voor internationalisering. Een van de belangrijkste redenen vormt de ontwikkeling van internationale competenties van studenten. Van de instrumenten die zij daartoe inzetten wordt een verblijf in het buitenland om redenen van studie of stage als een van de sterkste beschouwd. De toegevoegde waarde van een studie of stage in het buitenland is onderzocht onder de groep van studenten van De Haagse Hogeschool die in de jaren 2009-2010 en 2011-2012 naar het buitenland is geweest. Daarbij is gebruik gemaakt van een online vragenlijst, interviews na terugkeer uit het buitenland en een 360 gradenfeedback. De uitkomsten wijzen over het algemeen op een toename van de persoonlijke,sociale en interculturele competenties van studenten als gevolg van hun verblijf in het buitenland, evenals hun beheersing van een vreemde taal. In mindere mate geldt dit voor hun academische en professionele competenties. Een buitenlandverblijf om reden van stage, in het bijzonder wanneer studenten daarbij ondergedompeld worden in de lokale cultuur buiten Europa, laat een sterkere leercurve zien dan een buitenlandverblijf om redenen van studie. Studenten leren meer wanneer zij goed worden voorbereid en begeleid. Studenten tonen zich echter kritisch met betrekking tot de informatievoorziening, voorbereiding en begeleiding vanuit de opleiding. In die zin is er ruimte voor verbetering met betrekking tot het faciliteren en begeleiden van studenten voorafgaand aan, tijdens en na terugkomst van hun verblijf in het buitenland. Niet alleen kan daarmee de ontwikkeling van internationale competenties versterkt worden, ook zou daarmee het aantal studenten dat kiest voor een verblijf in het buitenland, vergroot kunnen worden. ABSTRACT Institutes of higher education are internationalizing for various reasons. One of the most important reasons is to provide their students international competencies. Of the instruments they deploy, the most powerful one is considered to be a period abroad for study or internship. The surplus value of to study or an internship abroad was investigated in the group of students of The Hague University of Applied Sciences who went abroad in the academic years 2009-2010 and 2011-2012. This was done by means of an online questionnaire, post-return interviews and 360-degrees feedback. In both the questionnaire and the interviews the students invariably indicate a slight to strong increase in their personal, social, intercultural and linguistic competencies as the result of their study or internship abroad. They are slightly less positive about their academic and professional development. Internships, particularly when students have been submerged in the local culture outside Europe, produce a steeper learning curve than study in Europe. Students learn more when they are better prepared and guided. According to this study there is considerable room for improvement with regard to information about study and internships abroad, facilitation of students, preparation before and guidance during the stay abroad and clarity about the competencies to be acquired. These improvements could not only increase the number of students going abroad, but will enhance the acquisition of international competencies in those who go.
Op 28 maart 2024 vond de slotbijeenkomst van het project Natuurinclusieve Gebiedsontwikkeling plaats in het Natural Pavilion te Almere. Tijdens deze bijeenkomst werden de belangrijkste bevindingen en aanbevelingen per case gepresenteerd van twee jaar onderzoek met als hoogtepunt de presentatie van de whitepaper met natuurinclusieve uitgangspunten. Naast de presentaties was er een posterexpositie georganiseerd waarbij op de posters de belangrijkste uitkomsten van diverse deelonderzoeken werden gepresenteerd. De posters van onderzoekers en studenten zijn in deze publicatie gebundeld.
Eind 2022 woonden in Nederland 17.652 kinderen in een pleeggezin. Van alle pleegzorgplaatsingen betrof 46% een plaatsing in het eigen netwerk van het pleegkind, dat meestal de eigen familie is. Bij deze familieplaatsingen hebben kinderen vaker met loyaliteitsconflicten te maken vanwege complexe familierelaties dan bij plaatsingen buiten hun familie(netwerk). Familiebanden blijken een bijzondere kracht en veerkracht in familieplaatsingen: ‘Eigen bloed is het waard om voor te vechten’ (pleegzorgwerker, Van de Koot et al., 2023). Hoewel familiepleegzorg een veelbelovende vorm van pleegzorg is qua stabiliteit en vertrouwdheid voor het kind, zorgen de intergenerationele familiebanden voor meer conflicten, hoogoplopende emoties en specifieke spanningen. Hierdoor stellen familieplaatsingen de betrokken pleegzorgwerkers vaak voor uitdagingen. Vaak verblijft het kind al in het (familie)pleeggezin voordat de pleegzorgwerker betrokken raakt en kunnen er zorgen bestaan over de veiligheid van het kind. Familieplaatsing in pleegzorg vraagt daarom van pleegzorgwerkers bijzondere kennis en vaardigheden over: 1) het begeleiden van de plaatsing van het pleegkind, en 2) het begeleiden van de familierelaties. Daarover is enerzijds meer onderzoek nodig in de sterke punten en belemmeringen van familiepleegzorg, alsmede de behoeften van pleegkinderen, hun ouders en pleegouders. Anderzijds is het van belang inzicht te krijgen in de vaardigheden, hulpmiddelen en werkvormen die pleegzorgwerkers nodig hebben om deze specifieke vorm van pleegzorg te begeleiden, zodat familieplaatsingen duurzaam en stabiel blijven en/of worden. Dit onderzoek beoogt antwoord te geven op de volgende vraag ‘Hoe kunnen pleegzorgwerkers het pleegkind en zijn pleegouders, ouders en mogelijke andere familieleden gedurende familieplaatsingen zo begeleiden dat de relaties rondom het pleegkind van dusdanige aard zijn dat de loyaliteit van het kind naar alle voor hem belangrijke familieleden mag uitgaan?’. Het consortium beoogt dat potentieel veelbelovende plaatsingen voor kinderen minder vaak in breakdown eindigen, maar dat het kind relationele stabiliteit en welzijn ervaart.
Het gebruik van plastic en plastic afval staan in de belangstelling op Terschelling. Plastic afval komt niet alleen uit zee, maar ook van gebruik op het eiland. Horeca en verblijfsaccommodaties op het eiland proberen daarom hun plasticgebruik terug te dringen en de transitie naar het toepassen van biologisch afbreekbaar plastic en circulair materialengebruik te maken. NHL Stenden, RUG Groningen, Van Hall en Friesland College ontwikkelen samen met de gemeente Terschelling de Victoria campus voor innovatieve projecten en onderwijs. Vooruitlopend hierop wordt in het Maritiem Instituut Willem Barentsz op Terschelling reeds nu een innovatielab ingericht waar partners uit bedrijfsleven, overheid, onderwijs en maatschappelijke organisaties samen aan oplossingen voor vraagstukken op het eiland werken. Het vraagstuk rondom het thema circulaire plastics op Terschelling past goed in dit innovatielab. De onderzoeksvraag is hoe reductie, hergebruik en recycling van kunststoffen op Terschelling tot stand gebracht kunnen worden door middel van ketensamenwerking en systeem verandering om meer duurzaam te gaan opereren op het gebied van verpakkingen en kunststofgebruik, gezonde voeding en het tegengaan van voedselverspilling. Het lokale platform Plasticvrij Terschelling wordt in deze aanvraag vertegenwoordigd door 3 ondernemingen, namelijk Hostel Stayokay Terschelling, Hotel De Walvisvaarder en Vakantiepark Tjermelan. Daarnaast neemt een landelijke leverancier van horeca producten, Bidfood, als partij uit de waarde keten deel. Uit het netwerk van de verschillende deelnemende lectoraten van NHL Stenden, namelijk lectoraat Circular Plastics, Lectoraat Sustainability in Hospitality & Tourism en Lectoraat Open Innovatie en het netwerk gelieerd aan de Victoria Campus worden waar nodig partijen betrokken die relevant zijn voor de oplossingsrichtingen. Innovaties worden ontwikkeld op het gebied van duurzame alternatieven voor wegwerpplastics in de keuken en het verminderen van grote plastic verpakkingsafval door een gezamenlijk, lokaal systeem van hergebruik en recycling.
Dit project richt zich op mkb-ondernemers die deelnemen aan een ondernemerscollectief in een binnenstedelijk winkelgebied en zichzelf geconfronteerd zien met een forse omzetverschuiving van offline winkelen naar online winkelen. Om tijdig en op de juiste wijze te reageren op het veranderend koopgedrag van consumenten, willen mkb-ondernemers laten onderzoeken hoe op internettechnologie gebaseerde marketing- en verkoopacties door ondernemerscollectieven kunnen bijdragen aan meer omzet voor henzelf én aan het vergroten van de consumententrekkracht en verblijfswaarde van hun winkelgebied. Het consortium wordt gevormd door de Hogeschool van Amsterdam, Universiteit Utrecht, Het Platform De Nieuwe Winkelstraat (DNWS), Stad&Co, Q&A Research & Consultancy, een mkb-ondernemer en het collectief Arnhem Winkelstad. Deelnemers zijn collectieven uit Amsterdam (drie collectieven), Arnhem, Eindhoven, Roosendaal, Wageningen en Zevenaar en per collectief telkens één of twee mkb-ondernemers. De centrale onderzoeksvraag van dit project luidt: ?Hoe kunnen ondernemerscollectieven in binnenstedelijke winkelgebieden op basis van internettechnologieën hun business model versterken waardoor de deelnemende individuele mkb-ondernemers meer omzet kunnen genereren?? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, zijn vier deelvragen met samenhangende werkpakketten geformuleerd die door de consortiumpartners op basis van praktijkgericht onderzoek worden uitgevoerd. De nieuwe kennis die met dit project wordt gegenereerd over de opzet, inrichting en werking van collectieven in binnenstedelijke winkelgebieden en hun op internettechnologie gebaseerde interventies, is van groot belang voor de overlevingskansen van winkeliers in heel Nederland. De resultaten van de interventies die in dit project worden ontwikkeld, geïmplementeerd en getest, kunnen - na validatie - door andere collectieven worden overgenomen en ingebed in hun eigen winkelgebied. Naast state-of-the-art kennis over consumer insights, de werking van business modellen van collectieven en de effectiviteit van hun interventies, is het meest belangrijke eindproduct van het project een handboek voor ondernemerscollectieven met een concreet Plan van Aanpak voorzien van praktische tips en adviezen over hoe collectieven de verschillende onderdelen van hun business model kunnen optimaliseren. Kennisplatform De Nieuwe Winkelstraat en Stad&Co zorgen er voor dat dit handboek onder de aandacht van de collectieven komt.