Deze leidraad is voortgekomen uit ons afstudeerproject voor de opleiding Logopedie te Hogeschool Utrecht. Aan de hand van de leidraad willen wij logopedisten in Nederland op weg helpen met het toepassen van dynamisch testen in de praktijk. Zoals de titel weergeeft is de leidraad gericht op dynamisch testen bij kinderen met spraak- en/of taalproblemen. U vindt informatie over de term dynamisch testen, de verschillende methodes en natuurlijk hoe dynamisch testen toegepast kan worden. Om u een duidelijk beeld te geven zijn er voorbeeldcasussen uitgewerkt met betrekking tot spraak- en/of taalproblemen. In deze casussen zijn bestaande taaltesten gebruikt. Hiermee hopen wij de drempel om dynamisch testen toe te passen te verlagen.
DOCUMENT
Uit de scriptie: "Managementsamenvatting In dit document wordt er een toelichting gegeven over de ontwikkeling en implementatie van een nieuw software test proces binnen de organisatie van Conclusion ICT Projects. Er gaat teveel kostbare tijd verloren aan de revisie van opgeleverde software. De tijd die achteraf gebruikt wordt voor het “repareren” van de opgeleverde software, kan niet doorberekend worden aan de klant. Dit zal altijd ten koste gaan van de winst die geboekt wordt op projecten. Ondanks voorgaande onderzoeken was er nog geen goed ontwikkeld test proces wat aansloot bij de wensen van de organisatie. Er wordt binnen de organisatie gewerkt met verschillende project methodieken. Daarnaast worden er verschillende software applicaties ontwikkeld die elk hun eigen doel hebben. Door deze verschillende factoren is het lastig om een goed en universeel test proces te ontwerpen en te implementeren. Door een goed test proces te ontwikkelen en de goede software hiervoor te gebruiken, zal de opgeleverde software van betere kwaliteit zijn en dus minder revisie tijd vergen. Naast de implementatie van de software, zal er tevens een meer Visual Studio gerichte aanpak gehanteerd gaan worden binnen de verschillende projecten. Er zal meer informatie voor alle betrokkenen vastgelegd worden in Visual Studio. Dit houdt in dat er vanaf de start van het project, informatie over de wensen van de klant en de technische uitwerking hiervan, vastgelegd worden in Visual Studio. De reden hiervoor is dat er rekening gehouden zal moeten worden met het testen van de software en deze vastgelegde informatie hiervoor van zeer groot belang is. Er zit een grote administratieve kant aan een project. Door het aanpassen van de software van Visual Studio naar de wensen vanuit de organisatie kan er beter in de informatie behoefte voorzien worden. Dit leidt tot beheersbare projecten waarin rekening gehouden wordt met het testen van de op te leveren software. Er zijn een groot aantal factoren die hierbij meespelen. Zo zal er gelet moeten worden op het draagvlak en de acceptatie onder de medewerkers. Niet in de eerste plaats voor het gebruik en toepassing van de software, maar zeer zeker ook voor het gebruik van de nieuwe processen. Door de ontwikkel processen te onderzoeken en te luisteren naar de medewerkers, zijn processen ontworpen die goed aansluiten op de verschillende project aanpakken die gehanteerd worden binnen de organisatie van Conclusion ICT Projects. Deze processen houden vanaf het begin van een project al rekening met de test fase. Het uiteindelijke resultaat van het invoeren van de nieuwe processen en de implementatie van nieuwe test software, is dat projecten beheersbaarder zijn en beter op kwaliteit gericht zijn. Dit resulteert in kwalitatief betere software applicaties. Een neveneffect is dat de opdrachtgevers/klanten kwalitatief beter applicatie opgeleverd krijgen, dit zal er voor zorgen dat klanten meer vertrouwen zullen krijgen in Conclusion ICT Projects."
DOCUMENT
Vaktherapie werkt aan tekorten/problemen met betrekking tot vier kerngebieden:zelfbeeld, emoties, cognitie en interactie. De vaktherapie richt zich op het opheffen of verminderen van tekorten met betrekking tot dynamisch criminogene factoren, anders gezegd: op risicofactoren uit de SAVRY (12‐18 jarigen) die een relatie hebben met de vier kerngebieden: ? voor het kerngebied zelfbeeld betreft dit de risicofactoren omgang met delinquente leeftijdsgenoten en negatieve opvattingen; ? voor het kerngebied emotie gaat het om de risicofactoren ervaren stress en copingvaardigheden, riskant gedrag/impulsiviteit en problemen bij omgaan met boosheid; ? voor het kerngebied interactie betreft het de risicofactoren omgang met delinquente leeftijdsgenoten, afwijzing door leeftijdsgenoten en gebrek aan berouw/empathie; ? voor het kerngebeid cognitie tenslotte gaat het om de risicofactoren afwijzing door leeftijdsgenoten, negatieve opvattingen en aandachtstekort hyperactiviteitprobleem
DOCUMENT
Het doel van SteenGoed is om beleidsmakers, eigenaren en beheerders rondom de Gelderse hoogwatervrije terreinen handelingsperspectieven te bieden om afgewogen keuzes te maken omtrent (her)ontwikkeling van deze terreinen op korte, middellange en lange termijn. Hierbij wordt een integrale aanpak gehanteerd voor hoogwaterveiligheid, natuurwaarde, economische perspectieven en cultuurhistorie, met als resultaat een breed gedragen ontwikkelstrategie, versterkt met representatieve pilotstudies inclusief business cases die als voorbeeld en inspiratie dienen voor de overige terreinen. Daarnaast heeft dit project als doel om toegevoegde waarde en beperkingen van verschillende beslistools (serious games, interactieve dashboards) in verschillende fasen van strategievorming en planning voor een dergelijke integrale aanpak te evalueren. Hiermee wordt duidelijk hoe dergelijke tools op effectieve wijze toegepast kunnen worden bij andere complexe besluitvormingstrajecten in het rivierbeheer. Ook zullen we de toepasbaarheid in het onderwijs testen en verder ontwikkelen.
DOCUMENT
KNAW – minisymposium ‘Aardbevingsbestendige woningen’ 24 maart 2020Ondanks absentie van het symposium door de Corona crisis is dit boekje samengesteld voor digitale verzending en het drukken van een papieren versie.
DOCUMENT
Blog in het kader van het onderzoeksproject ‘The Network is the Message‘ Met dit onderzoek willen Hogeschool Rotterdam en Hogeschool Utrecht een antwoord geven op de vraag: “Hoe kan de effectiviteit van communicatie in online sociale netwerken worden beoordeeld en verbeterd?” In deze derde blog van de eerste vijf insights uit het onderzoek beschrijft Rogier Brussee het gevecht tussen je content en engagement met de algoritmes van platformen
DOCUMENT
Met dit document wil ik de lezer een nieuwe invalshoek tonen op mobiliteit (Driving Guidance) en een andere benadering van automotive hbo onderwijs. De wereld om ons heen verandert en deze nieuwe wereld zal een ander type automotive ingenieur eisen. Dit is een korte weergave van een lezing voor de MBO-raad onderafdeling docenten automotive (Onderstructuur Btg MCT). De presentatie is gehouden op Miniconferentie Onderstructuur Btg MCT op 23 april 2010 bij Innovam te Nieuwegein. Kort worden trends op wereldniveau geschetst waarna wordt afgedaald naar het niveau van mijn werkplek. Het pad verloopt via niveau van Nederland, Regio Eindhoven, Helmond en tenslotte eindigt het pad bij Lectoraat Automotive Control. Als voorbeeld wordt het project Cooperative Driving getoond. Parallel aan de schets van werkzaamheden wordt besproken wat de veranderingen zijn in automotive onderwijs. Traditioneel komt automotive vanuit de invalshoek werktuigbouwkunde. De nieuwe opleidingen automotive HBO en WO zijn meer gericht op de drie componenten werktuigbouwkunde, elektrotechniek en ICT.
DOCUMENT
Er zijn steeds meer kinderen die te dik zijn en te weinig bewegen. Ook zijn er steeds meer kinderen met een motorische achterstand. Op allerlei manieren wordt hier aandacht aan besteed. Wat zijn de trends rondom gezondheid? En wat is het belang van de ontwikkeling van motorische vaardigheden en de wijze waarop de motorische ontwikkeling gemonitord kan worden in de lichamelijke opvoeding?
DOCUMENT
Benieuwd naar de rol van onderzoekend vermogen voor docenten in de onderwijspraktijk? In deze workshop gaan we hands-on met dit thema aan de slag. Docenten in het middelbaar beroepsonderwijs en hoger (beroeps) onderwijs bevinden zich namelijk in een dynamische en steeds complexere omgeving. Er wordt steeds meer van docenten verwacht, zoals het bijdragen aan toekomstbestendig onderwijs en het vervullen van een toenemend aantal rollen en taken (bijvoorbeeld grenswerkers/bruggenbouwers). Hoe ga je hier als docent en/of docententeam mee om? Is onderzoekend vermogen van docenten de sleutel tot succes? Met het onderzoekend vermogen van docenten bedoelen we het kunnen herkennen waar handelingskennis ontbreekt om vervolgens met passende grondigheid deze handelingskennis te kunnen verwerven en toepassen in de eigen onderwijspraktijk. In deze workshop gaan we dieper in op percepties van de rol van onderzoekend vermogen voor docenten om vervolgens middels actieve werkvormen (o.a. de Kaartjesmethodiek; Andriessen et al., 2022) na te denken over hobbels en mogelijke oplossingen voor uitdagingen in de onderwijspraktijk. Deze workshop is bedoeld voor docenten, alsook beleidsadviseurs, onderzoekers en andere stakeholders rondom docentprofessionalsering. Er wordt een verbinding gelegd met eigen professionele beroepssituaties, wat helpt om tot concrete inzichten te komen en dit vermogen in de eigen onderwijspraktijk te versterken.
DOCUMENT
Vijf jaar geleden heeft de provincie Drenthe in het kader van een gezamenlijke zoektocht naar een energieneutraal Drenthe de Hanzehogeschool Groningen opdracht gegeven om de sociale kant van de energietransitie te onderzoeken. Vragen die in de verschillende studies centraal stonden, waren onder andere:- Wat gebeurt er in de Drentse samenleving? Hoe reageert (een deel van) de samenleving op de energietransitie? Wie doet mee, wie is er op het moment nog niet mee bezig en wie ziet het (voorlopig nog) niet zitten?- Welke partijen zijn betrokken bij de lokale energietransitie? Wie communiceert met of helpt wie?- Hoe staat het met de verhouding in verschillende gebieden in Drenthe tussen de overheid, inwoners en organisaties en instellingen? Welke partijen hebben invloed?- Waar komt weerstand vandaan? En hoe gaan we daarmee om?Deze en andere vragen hebben we de afgelopen jaren in verschillende projecten en op verschillende plekken in Drenthe getracht te beantwoorden. Het doel van het beantwoorden van de vragen was telkens hetzelfde: met de Drentse samenleving ervoor zorgen dat het zowel voor huidige als toekomstige generaties een prettige provincie is om in te wonen en te werken.De weg naar een duurzame samenleving is lang en vereist van iedereen dat passende bijdragen geleverd worden. Het proces van de energietransitie is complex en dynamisch, wat als gevolg heeft dat we nu nog niet weten hoe de vlag er over een paar jaar bijhangt en wat er dán nodig is om richting een duurzamere samenleving te gaan. Juist omdat geen eenmalige bijdrage van de samenleving gevraagd wordt, er meerdere stappen gezet gaan worden en we nu nog niet weten wat in de toekomst nodig is om een prettige leefomgeving te houden, is het belangrijk dat de gehele samenleving zoveel mogelijk bij het proces en de gemaakte keuzes betrokken wordt. Hoe zorgen we er daarom voor dat iedereen zich medeverantwoordelijk voelt en een bijdrage wíl leveren?De afgelopen vijf jaar hebben onderzoekers van de Hanzehogeschool sociale processen gemonitord en geëxperimenteerd met verschillende aanpakken om in samenwerking met verschillende partijen duurzaamheidsdoelen te behalen. In sommige projecten staan daarbij sociale processen centraal, maar in de meeste projecten is het onderzoek naar sociale processen ondersteunend. Grofweg kan gesteld worden dat als er geen problemen op het sociale vlak zijn, het onderzoek ondersteunend is bij het bereiken van duurzaamheidsdoelen. Deze ondersteuning houdt dan bijvoorbeeld in dat we sociale processen monitoren terwijl een blok huizen, een wijk of een geheel gebied verduurzaamd wordt, waarbij tussentijdse rapportages ervoor kunnen zorgen dat het proces op sociaal vlak goed blijft verlopen. Ondersteunend houdt ook in dat er bijvoorbeeld vooronderzoek uitgevoerd wordt naar de wijze waarop het sociale systeem in een gebied in elkaar zit, waar tijdens het ontwerpen en de uitvoering van een project rekening mee gehouden kan worden. In de onderzoeken waarin sociale processen centraal staan, wordt bijvoorbeeld met behulp van praktijkgericht onderzoek getracht om tot goede bewonersaanpakken te komen (die ook ingezet kunnen worden voor andere doelen, bijvoorbeeld op het gebied van Healthy Ageing, veiligheid en wijkverbetering), groepen te enthousiasmeren om met duurzaamheid aan de slag te gaan, samenwerking tussen bewoners, overheid en initiatieven te bevorderen, enzovoorts. Op basis van talrijke kleine, kortdurende experimenten die in dit rapport worden samengevat, zijn enkele grotere en meerjarige projecten voortgekomen: VINDI, Op naar beter Nul op de Meter, R-LINK en 10.000 Duurzame Huishoudens. In deze, alle (ook) in Drenthe uitgevoerde projecten monitoren we over lange tijd sociale processen en/of proberen we telkens opnieuw en beter met duurzaamheidsdoelstellingen aan te sluiten op hetgeen op dat moment gaande is.10.000 Duurzame Huishoudens vormt dus een opschalingsproject waarin in één aanpak talrijke kleine, eerder uitgevoerde experimenten, samengevat worden. Deze aanpak zou in een wat langere (2-jarige) periode verderontwikkeld en getest worden. Het doel van het project was om in twee jaar zoveel mogelijk Drentse huishoudens in staat te stellen om mee te doen met de actie Speur de Energieslurper. Deelname aan de actie leidt, gebaseerd op de resultaten van eerder uitgevoerde pilots, ertoe dat het energiegebruik op een laagdrempelige wijze in huishoudens op de agenda komt te staan. Bovendien leidt deelname aan de actie tot inzicht in het energiegebruik (elektriciteitsgebruik) en tot het zetten van eerste stappen in het verminderen van het gebruik, bijvoorbeeld door het vervangen of op andere wijze gebruiken van energie slurpende apparaten.In het eerste jaar is de nadruk gelegd op het uitvoeren van experimenten in samenwerking met een partij die deelnemers vervolgens van een aanbod op energiegebied kon voorzien. Hierbij is uitsluitend een wijkgerichte aanpak gevolgd. Deze tijdsintensieve aanpak heeft weliswaar tot interessante resultaten geleid en een positief effect gehad bij de huishoudens die deelgenomen hebben, maar blijkt voor een opschalingsvraagstuk niet de aangewezen methode te zijn. De aanpak vergt een nauwkeurige voorbereiding in samenwerking met, onder andere, de betreffende gemeente en geselecteerde partijen die bewoners een vervolgaanbod kunnen doen. Dit betekent, onder andere, dat de planning en uitvoering in een programma gegoten wordt, wat tot mooie resultaten leidt maar ook veel tijd kost. Het uitvoeren van een wijkgerichte aanpak in wijken of dorpen waar vanuit het niets een geheel programma ontwikkeld dient te worden, duurt lang en, zo bleek uit een interne tussentijdse evaluatie na driekwart jaar, niet bij het doel van het project 10.000 duurzame huishoudens te passen, aangezien het snelle opschaling in de weg staat.In een kritische interne evaluatie is geconstateerd dat er te veel nadruk is gelegd op het volgen van de beschreven wijkgerichte benadering. Hiermee is afgeweken van de koers (opschaling) die gevolgd had moeten worden. Bovendien is geconstateerd dat niet alle werkzaamheden conform de subsidieaanvraag uitgevoerd zijn. Zo zou een netwerkbenadering toegepast worden en zou er aangesloten worden bij partijen die actief zijn op het gebied van duurzaamheid, maar dat was nog niet gebeurd. Omdat een deel nog niet uitgevoerd was en de resultaten ten opzichte van de doelstelling achterbleven, is een koerswijziging ingezet en is een verlenging van het eerste jaar met 3 maanden aangevraagd en gehonoreerd. In deze periode zijn nieuwe wegen verkend om zoveel mogelijk huishoudens te bereiken. In deze maanden kon op basis van de bevindingen ingeschat worden wat de kansen waren om in het tweede jaar de projectdoelstellingen (10.000 huishoudens) te behalen.De koerswijziging bestond uit het volgen van een netwerkbenadering. In twee maanden zijn partners gezocht die gezien hun opgave en doelstelling(en) baat kunnen hebben bij het verlenen van medewerking. Hierbij is gezocht naar een “provincie dekkend samenwerkingsnetwerk”, waarbij gekeken is wie kan helpen bij de werving voor de actie, en wie de actie nu of in de toekomst zelf zou kunnen gaan aanbieden. De bedoeling was om wat de laatste partijen betreft, de koffers bij hen achter te laten, zodat de actie ook na twee jaar voor Drentse huishoudens beschikbaar zou blijven.In deze rapportage wordt aandacht besteed aan de gevolgde procedure en de resultaten die ermee behaald zijn. Samengevat biedt het onderzoek nieuwe inzichten met betrekking tot sociale netwerken in Drenthe en het activeren van die netwerken om huishoudens te motiveren gezamenlijk stappen in de energietransitie te zetten. Door de gevolgde aanpak lukt het om groepen te bereiken die niet behoren tot “the usual suspects”, bijvoorbeeld mensen die op bewonersavonden op komen dagen. Bovendien lukt het om tot een provincie dekkend samenwerkingsnetwerk te komen. Vele partijen hebben positief gereageerd en mogelijkheden gezien om in samenwerking de actie komend jaar aan te bieden. Op deze manier viel te verwachten dat vele Drentse huishoudens de komende jaren deel zouden kunnen nemen aan Speur de Energielsurper. Door samen te werken met verschillende partners stond de mogelijkheid open dat er uiteindelijk veel meer dan 10.000 Drentse huishoudens met Speur de Energieslurper aan de slag gaan: ook nadat de projectperiode officieel af zou lopen, hebben bepaalde partners baat bij het blijven aanbieden van de actie aan Drentse huishoudens. De resultaten suggereren dat 10.000 huishoudens vooral in twee jaar bereikt kunnen worden via enkele grote partners (scholen, organisaties), waarmee direct gezegd moet worden dat hiermee slechts “laaghangend fruit” geplukt wordt. Met deze aanpak zou dus niet een doorsnede van de Drentse bevolking bereikt worden. Op deze koers is door de Hanzehogeschool niet ingezet en aandacht is, ook na de koerswijziging, uitgegaan naar het bereiken van alle groeperingen in Drenthe. In de drie maanden die er stonden voor de koerswijziging is het weliswaar gelukt om samenwerkingspartners te vinden en enkele kleinere acties uit te voeren, maar is het niet gelukt om groteprojecten direct te starten: deze stonden na de zomer gepland. Doordat de Hanzehogeschool de sterke voorkeur voor het bereiken van alle groepen heeft en de provincie baat heeft bij snelle opschaling, is naar aanleiding van de in juli aangeleverde rapportage met adviezen voor het tweede jaar, in onderling overleg geconcludeerd dat de doelstellingen van beide partijen weliswaar goed te onderbouwen vallen, maar te ver uit elkaar liggen om een vervolg te geven aan het project. De betrokken onderzoekers hebben de geplande werkzaamheden voor na de zomer inmiddels afgerond en blijven in verschillende andere projecten die in deze rapportage genoemd worden (VINDI, Energiewerkplaats Drenthe, R-LINK) met en in opdracht van de provincie samenwerken in het streven naar een duurzamere samenleving.
DOCUMENT