Energiebeheer gericht aanpakken, Het analyseren van doelstellingen, resultaten en impacts van energie- en broeikasgasbeheersprogramma’s in bedrijven (met een samenvatting in het Nederlands): De wereldwijde uitstoot van broeikasgassen moet drastisch worden teruggebracht om de mondiale stijging van de temperatuur tot het relatief veilige niveau van maximaal 2 graden Celsius te beperken. In de komende decennia zal de verbetering van de energie-efficiëntie de belangrijkste strategie zijn voor het verminderen van de energiegerelateerde uitstoot van broeikasgassen. Hoewel er een enorm potentieel is voor verbetering van de energie-efficiëntie, wordt een groot deel daarvan nog niet benut. Dit wordt veroorzaakt door diverse investeringsbarrières die de invoering van maatregelen voor energie-efficiëntie verbetering verhinderen. De invoering van energiemanagement wordt vaak beschouwd als een manier om dergelijke barrières voor energiebesparing te overwinnen. De invoering van energiemanagement in bedrijven kan worden gestimuleerd door de introductie van programma's voor energie-efficiëntie verbetering en vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Deze programma's zijn vaak een combinatie van verschillende elementen zoals verplichtingen voor energiemanagement; (ambitieuze) doelstellingen voor energiebesparing of beperking van de uitstoot van broeikasgassen; de beschikbaarheid van regelingen voor stimulering, ondersteuning en naleving; en andere verplichtingen, zoals openbare rapportages, certificering en verificatie. Tot nu toe is er echter beperkt inzicht in het proces van het formuleren van ambitieuze doelstellingen voor energie-efficiëntie verbetering of het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen binnen deze programma's, in de gevolgen van de invoering van dergelijke programma's op de verbetering van het energiemanagement, en in de impact van deze programma's op energiebesparing of de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. De centrale onderzoeksvraag van dit proefschrift is als volgt geformuleerd: "Wat is de impact van energie- en broeikasgasmanagement programma’s op het verbeteren van het energiemanagement in de praktijk, het versnellen van de energieefficiëntie verbetering en het beperken van de uitstoot van broeikasgassen in bedrijven?".
Het coronavirus en de maatregelen om het virus in te dammen hebben een ongekende impact op bedrijven in de vrijetijdssector. In de provincie Flevoland is de sector van grote waarde voor de economische structuur. De economische gevolgen van het virus en de bijbehorende maatregelen zijn gevoelsmatig erg groot. Op provinciaal niveau was dit nog weinig onderzocht. De situatie was dus nog goeddeels onbekend. Provincie Flevoland in samenwerking met Visit Flevoland, heeft daarom deze eerste regionale analyse laten uitvoeren door het ETFI, instituut voor toekomststudies en scenarioplanning in vrije tijd, recreatie en toerisme aan NHL Stenden Hogeschool, en met het Kenniscentrum Kusttoerisme van hogeschool HZ Vlissingen. Doel van dit onderzoek is om de schade in het voorseizoen 2020 en de verwachtingen voor zomer en najaar 2020 in beeld te brengen.
De Noordelijke provincies staan als gevolg van onder andere selectieve bevolkingskrimp, de noodzaak van verduurzaming van de woningvoorraad en de door aardbevingen veroorzaakte schade de komende jaren voor een grote ruimtelijke planningsopgave. Tegelijkertijd treedt in 2022 de Omgevingswet in werking. Deze wet vervangt grote delen van het omgevingsrecht en moet de huidige vaak complexe, langdurige en kostbare procedures voorkomen door een efficiënter en eenvoudiger systeem van ruimtelijke planning te introduceren. Binnen dit nieuwe systeem is burgerparticipatie één van de speerpunten. De wetgever wil de burger eerder en meer betrekken bij het maken van ruimtelijke plannen om zo de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren. Echter zijn die burgers zelf niet of nauwelijks bij de vormgeving van deze burgerparticipatie betrokken geweest en ook bestaande onderzoeken richten zich met name op de visie van de overheid. Dit onderzoek betrekt juist de burger en onderzoekt welke wijze(n) van burgerparticipatie volgens zowel de gemeenten als de burgers uit door aardbevingen getroffen dorpen de meest doeltreffende wijze is om de ruimtelijke kwaliteit te verhogen. Daarmee past het onderzoek binnen de thema’s Aardbevingen en Leefbaarheid van het Kenniscentrum Noorderruimte en sluit het aan bij lopend onderzoek binnen het lectoraat Leefomgeving in Transitie. Het onderzoek wordt uitgevoerd met behulp van mixed methods waarbij documentanalyse, literatuuronderzoek, paneldiscussies en interviews worden ingezet en leidt tot publicaties, bijdragen aan het onderwijs van de Hanzehogeschool Groningen en aanbevelingen richting gemeentebesturen. De centrale vraag luidt: Op welke wijze(n) kunnen diverse vormen van burgerparticipatie uit de Omgevingswet volgens gemeenten en bewoners het meest doeltreffend worden geïmplementeerd om de ruimtelijke kwaliteit en daarmee de leefbaarheid in dorpen in het Groningenveld zoveel als mogelijk en op een duurzame wijze te verhogen?
De managementgame is de populaire benaming voor het ontwerpvak BK6ON5, een verplicht vak voor derdejaars Bachelors van de faculteit Bouwkunde, met ieder jaar zo’n 300-350 studenten. Een rollenspel, waarbij studenten in groepen van 9-10 rollen gedurende 10 weken een gebied analyseren en een ontwikkelingsvisie voor de komende 50 jaar formuleren. Elk jaar wordt een actuele casus waar vraag naar is opgepakt: Herontwikkeling van Blaak (Rotterdam 2013), Pompenburg (Rotterdam 2014), Campus TU (Delft 2015), barrièrewerking A20 (Schiedam 2016), M4H (Schiedam en Rotterdam 2017), Spoorzone (Dordrecht en Zwijndrecht 2018), Alexanderpolder (Rotterdam 2019) en Van A tot Z (Rotterdam 2020). Met deze cases wordt geschiedenis geschreven: toenemende complexiteit en integraliteit, gevolgen van klimaatverandering, economische ontwikkeling, verschuivende politieke verhoudingen, de verschuivingen in sturing op ontwikkeling, een meer circulaire economie en inclusieve samenleving. Het beschrijven van de opeenvolgende processen, de relatie met de gemeente die de opdracht heeft geformuleerd en de impact van de ‘lessons learned’ is de essentie van het voorstel. Het is niet alleen een rijke leeromgeving om te bestuderen, maar de uitkomsten van die studie zijn ook weer zeer bruikbaar voor de gemeente. De beschrijving van de cases en ontwerpoplossingen laat ook zien hoe een vak, gewaardeerd door studenten én professionals, kan worden vormgegeven. Er zit een beproefd didactisch concept achter de managementgame, wat ook op andere scholen, zeker in andere steden maar ook op andere schaal en zelfs context, kan worden toegepast. Die toelichting is een zinvolle kennisdeling in zich zelf, passend in de doelstelling van de City Deal Kennis Maken.
De Nederlandse overheid heeft zich in 2018 gecommitteerd aan de doelstellingen van het Akkoord van Parijs. Dit akkoord heeft als doel om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 graad ten opzichte van het pre-industriële niveau. Om dit te bereiken heeft de Nederlandse regering met diverse maatschappelijke organisaties, overheden en bedrijven uit verschillende sectoren afspraken gemaakt in het Klimaatakkoord. Deze afspraken hebben grote gevolgen voor burgers. Zo moeten zij bijvoorbeeld drastisch omschakelen naar een andere vorm van energievoorziening en meer specifiek is er afgesproken dat alle huishoudens voor 2050 aardgasvrij moeten wonen. Dit kan betekenen dat huishoudens grote investeringen moeten plegen voor het installeren van een warmtepomp, het isoleren van hun huis en het treffen van energiezuinige maatregelen. Hoewel er burgers zijn die de energietransitie omarmen, is dit enthousiasme niet onverdeeld. Met name bewoners van zogenaamde ‘kwetsbare wijken’ hebben hier meer moeite mee, omdat ze de noodzaak van de energietransitie niet altijd delen, het hoge kosten met zich meebrengt en ze vaker wantrouwend naar de overheid kijken. Het Klimaatakkoord stelt echter dat de “wensen en zorgen van burgers en bedrijven zichtbaar moeten worden meegewogen in de keuzes die gedurende de transitie gemaakt worden” (Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, 2019, p. 216), zodat maatschappelijke acceptatie en participatie voor de energietransitie worden geborgd. Het achterblijven van met name groepen met een lage sociaal economische status in de adaptatie van de energietransitie kan leiden tot maatschappelijke ongelijkheid of het zelfs vergroten. De vraag die in dit project daarom centraal staat is ‘Hoe kunnen bewoners van kwetsbare wijken gemeenschappelijk bijdragen aan de energietransitie?’. In dit project wordt er samengewerkt met welzijnsorganisaties Versa Welzijn, Stichting Balans en de gemeente Soest waarbij wordt gefocust op twee verschillende wijken.