Ingewikkelde vraagstukken of opgaven in het sociale, pedagogische en educatieve domein beperken zich meestal niet tot één van deze domeinen. Ze vragen om een aanpak waarbij professionals uit meerdere domeinen betrokken zijn: vanuit de verschillende disciplines, organisaties of afdelingen die er elk op hun eigen manier iets mee te maken hebben. Die samenwerking tussen de domeinen is nodig om de complexe vraagstukken rond kinderen met wie deze professionals werken, succesvol op te pakken. Maar de betrokken organisaties en professionals brengen daarbij ieder hun eigen achtergronden, werkwijzen en perspectieven mee. Sociale of culturele verschillen (zoals een andere visie, andere vaktaal, een andere manier van werken) of verschillen die vooral praktisch van aard zijn (zoals verschillende werkschema’s of systemen die niet op elkaar aansluiten) maken het soms een uitdaging om écht integraal aan gezamenlijke uitdagingen werken: vanuit een gedeelde visie, met een gedeelde aanpak, aan een gedeeld doel.
DOCUMENT
Goed onderwijs voor iedereen in Drenthe, Friesland en Groningen, dat willen we allemaal. Het onderwijs in po, vo en mbo in de noordelijke regio staat momenteel voor grote uitdagingen, onder meer door demografische krimp, meertaligheid, laaggeletterdheid en armoede. Om het hoofd te bieden aan deze uitdagingen is het van groot belang dat de onderwijspraktijk makkelijker gebruik kan maken van bestaande (regionale) kennis en expertise, mede richting geeft aan onderzoeksvragen en in onderzoeksmatige cocreatie bijdraagt (De Vries en Mazereeuw, 2021)1. Het is tijd voor slimme verbindingen tussen ervaren, beginnende en aanstaande leraren, schoolleiders en bestuurders, lerarenopleiders en onderwijsonderzoekers. Een gezamenlijke educatieve onderzoeksagenda is een eerste stap in die richting.Onderwijs steeds beter maken, begint met het stellen van de juiste vragen. Vragen uit de onderwijspraktijk waar beschikbare wetenschappelijke kennis een antwoord op kan geven of waar juist nieuwe kennis voor nodig is. Vragen die we alleen kunnen beantwoorden als we hier samen mee aan de slag gaan. Dat doen we met de Noordelijke Educatieve Onderzoeksagenda.
DOCUMENT
Dierenwelzijn is een actueel en veelzijdig thema dat steeds meer aandacht krijgt in de maatschappij en het onderwijs. Dit inspiratiedocument hoort bij de gelijknamige documentaire en helpt docenten om het onderwerp op een educatieve, prikkelende en interactieve manier in de klas te behandelen. Met concrete opdrachten, discussievragen en verdiepingsopdrachten worden studenten uitgedaagd kritisch na te denken over ethische dilemma’s. Zo ontstaat inzicht in de impact van menselijk handelen en maatschappelijke keuzes rondom dierenwelzijn. Dit onderzoek is geproduceerd door het lectoraat Human-Animal Interactions
DOCUMENT
Ik wil vandaag vooral ingaan op de vraag hoe gedrag als object van studie gedefinieerd kan worden en hoe daar onderzoek naar gedaan kan worden. Aan de orde komen achtereenvolgens de psychologische, pedagogische, epistemologische en professionele plaatsbepaling van het lectoraat, dat als opdracht heeft om praktijkgericht onderzoek uit te voeren naar gedrag in de educatieve praxis. Die opdracht zal ik verbinden met de noodzaak om onderzoek naar gedrag van leerlingen en leraren te verbinden met onderzoek met en door leerlingen en leraren (c.q. studenten).
DOCUMENT
Ik wil vandaag vooral ingaan op de vraag hoe gedrag als object van studie gedefinieerd kan worden en hoe daar onderzoek naar gedaan kan worden. Aan de orde komen achtereenvolgens de psychologische, pedagogische, epistemologische en professionele plaatsbepaling van het lectoraat, dat als opdracht heeft om praktijkgericht onderzoek uit te voeren naar gedrag in de educatieve praxis. Die opdracht zal ik verbinden met de noodzaak om onderzoek naar gedrag van leerlingen en leraren te verbinden met onderzoek met en door leerlingen en leraren (c.q. studenten).
DOCUMENT
Deel 4 in een reeks korte artikelen over het project 'Over de Grens!', waarbij verschillende aspecten uit het project worden belicht.
DOCUMENT
Dit onderzoek is in opdracht van het College van Burgemeester & Wethouders van de gemeente Loppersum uitgevoerd door een onderzoeker van het Kenniscentrum NoorderRuimte, Hanzehogeschool Groningen. De aanleiding voor dit onderzoek is gelegen in de transities in het sociale domein door de decentralisaties van de AWBZ, Jeugdzorg, Participatiewet en Passend onderwijs. In dit onderzoek stonden twee hoofdvragen centraal: 1.In welke mate komen de beleidsverwachtingen van de gemeente Loppersum over de bijdragen van haar dorpsgemeenschappen aan het sociale domein overeen met wat in de huidige dorpsvisies daarover is geschreven? 2.In welke mate sluiten de beleidsverwachtingen van de gemeente Loppersum over de bijdragen van haar dorpsgemeenschappen aan het sociale domein aan bij wat dorpsgemeenschappen zelf willen, kunnen en doen? Er zijn drie deelonderzoeken uitgevoerd. Allereerst zijn de beleidsverwachtingen van de gemeente Loppersum over de bijdrage van (groepen) inwoners aan het sociale domein uit het Beleidsplan 4D’s beschreven door het toepassen van close reading als onderzoeksmethode. Close reading is ook gebruikt voor het benoemen van de onderwerpen die tot het sociale domein behoren in de huidige dorpsvisies van 15 dorpen van de gemeente Loppersum met de daarbij behorende formuleringen van sociale ambities. In het derde deelonderzoek is in vier focusgroepsessies met 22 bestuursleden van de dorpsbelangenverenigingen (gemeente Loppersum) geïnventariseerd hoe inwoners in hun dorpen bijdragen aan het sociale domein en welke sociale ambities de besturen van de dorpsbelangenverenigingen voor mogelijk houden voor hun dorp. De conclusie op de eerste onderzoeksvraag luidt dat in de huidige dorpsvisies een dorpseigen invulling van de beleidsverwachtingen van de gemeente over de bijdragen van groepen inwoners aan het sociale domein ontbreekt. Omdat de meeste dorpsvisies uit het vorige decennium stammen, mag op basis van dit onderzoek echter niet beweerd worden dat de dorpsvisies hierin tekort schieten. In alle dorpsvisies staan voornamelijk ruimtelijke doelstellingen en blijkbaar pasten die doelstellingen goed bij het tijdsgewricht van de jaren 2000 – 2010. De conclusie op de tweede onderzoeksvraag luidt derhalve dat de besturen van de dorpsbelangenverenigingen diverse activiteiten van mede-inwoners zien die op bijdragen aan het sociale domein duiden. Voorts handelen de besturen als georganiseerde groep inwoners in lijn met de beleidsverwachtingen van de gemeenten doordat ze sociale activiteiten in hun dorpen organiseren en bereid zijn om sociale ambities (nog) verder te willen uitwerken. Er zijn meerdere (praktisische) aanbevelingen geformuleerd voor zowel de gemeente als de besturen van de dorpsbelangenverenigingen.
DOCUMENT
Het kUS, de Werkplaats Sociaal Domein voor de provincie Utrecht, startte in 2016 als opvolger van de Wmo-werkplaats Utrecht (2009-2016). Het kUS kon mede gerealiseerd worden door een subsidie van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).We gaven in de periode 2016-2019 met veel partijen uitvoering aan een gezamenlijk opgestelde kennisagenda. Dit deden we door middel van de zogenaamde vijf O’s: Ontmoeten,Ontsluiten, Onderzoeken & ontwikkelen, Opleiden en Ondersteunen.
DOCUMENT
Wat is de waarde van het samenspel tussen kUS en het Kenniscentrum Sociale Innovatie (KSI)? Die is meervoudig. We bouwen met elkaar aan een duurzame regionale infrastructuur, met alle belangrijke partners, gericht op het oplossen van sociale vraagstukken. Het KSI is daarbij coördinator en penvoerder van het kUS. Het Kenniscentrum Sociale Innovatie is één van de vier kenniscentra van Hogeschool Utrecht, waar het praktijkgericht onderzoek is ondergebracht. Daar doen we onderzoek, in nauwe samenwerking met onderwijs en werkveld, in en vanuit het brede sociaal domein. Onze missie is: bijdragen aan een inclusieve, rechtvaardige en veilige samenleving. In en vanuit het kenniscentrum gebeurt veel moois en waardevols, waar ik hier niet verder op in kan gaan. Om u daar een indruk te geven, verwijs ik graag naar onze website.
DOCUMENT
Dit rapport beschrijft uitvoerig een onderzoek naar mogelijkheden en opbrengsten van het inzetten van Professionele Simulatie Ontwerpsoftware in de bovenbouw van de basisschool. Deze casestudie is opgebouwd in vijf fasen waarvan de laatste fase antwoord geeft op de kracht van dit instrument voor het onderwijs. De studie mikt zowel op de didactische inzetbaarheid door de leerkracht als de bijdrage aan het ontwikkelen van denkvaardigheden bij leerlingen. De studie past in het onderzoek naar Mindtools en DME's en is grensverleggend in vergelijking tot gangbaar gebruik van ICT. De gebruikte software is van een hoog abstractieniveau maar blijkt door leerlingen al goed te gebruiken om hun talenten aan te spreken. In de eindconclusies worden perspectiefvolle resultaten genoemd. In de rapportage wordt ook geanticipeerd op verdere ontwikkelingen. Tijdens de casestudie zijn immers aanwijzingen gevonden dat leerlingen zeer geboeid kunnen zijn door het gebruik, dat ze sterke cognitieve redenatiepatronen kunnen opbouwen, analytische vaardigheden toepassen, dat ze uitvoerige kritische discussies met elkaar aangaan enz. Met andere woorden een dergelijk pakket zet leerlingen bij de juiste instrumentatie en begeleiding wel aan tot hoger orde denken. De abstracties van een dergelijk pakket gaat sommige leerlingen goed af. Ze vinden uiteindelijk de 3D weergave wel de kers op de appelmoes. Inzetten van dit soort software kan zeker aangemerkt worden als onderwijs inhoudelijk transitief. Het is interessant om t.z.t de diverse video-opnames uitvoeriger te analyseren op zowel de cognitieve als onderwijskundige opbrengsten. In de bijlagen zijn ontwikkelde ondersteunende materialen en resultaten van leerlingen opgenomen.
DOCUMENT