In deze lectorale rede worden allereerst een aantal belangrijke ontwikkelingen geschetst, zoals die plaatsvinden in educatieve praktijken. Het gaat dan om toenemende globalisering en de daarmee gepaard gaande demografische, sociale en economische veranderingen, de transitie van een medisch model van kijken naar kinderen en jongeren met gedragsproblemen en leermoeilijkheden naar een sociaal model, en de professionaliteit van leerkrachten die onder druk is komen te staan. Wat betekenen deze voor het denken over professionaliteit en welke doelstellingen komen daaruit voort voor het lectoraat Professionele waarden in kritische dialoog? In het tweede deel wordt ingegaan op verschillende opvattingen over professionaliteit: de autonome, reflectieve, normatieve en democratische professionaliteit. Al deze opvattingen zijn belangrijk voor de professionele ontwikkeling van leerkrachten anno 2010, maar de laatste twee zijn de belangrijkste daarin. In deel drie zet ik in het verlengde van de opvattingen over normatieve en democratische professionaliteit de drie pijlers voor dit lectoraat uiteen: relationele agency, waarden, en kritische dialoog. Deze vormen de grondslag voor het werkprogramma van het lectoraat, dat in het laatste deel aan de orde komt.
DOCUMENT
Een bezinning op de identiteit en de positie van het Instituut voor Social Work van Hogeschool Utrecht.
DOCUMENT
Het eenduidige antwoord op de onderzoeksvraag ‘Hoe bereiden jongsenioren zich voor op hun mogelijke kwetsbaarheid in gezondheid en welzijn op de lange termijn’ is dat jongsenioren zich nauwelijks voorbereiden op hun kwetsbaarheid in de toekomst en het beste benaderd kunnen worden vanuit hun situatie in het heden rond de dimensies van Positieve Gezondheid 5 . Deze zijn gebaseerd op de methode goed-gevoel-stoel 6 en weergegeven in de vier stoelpoten van een kwalitatief goed seniorenleven te weten 1) Levensloopbestendig wonen, 2) Mobiliteit/ vitaliteit, 3) zingeving en 4) gezondheid. Financiën kunnen bij alle stoelpoten een sub-thema zijn, evenals technologische innovaties om de stoelpoten stevig te houden. De doelgroep jongsenioren tussen 60 en 70 jaar kan verbreed worden naar vitale senioren, de zogenoemde 3e generatie ouderen. De betrokken jongsenioren willen, naast het bezig zijn met de eigen situatie, ook betrokken worden bij vrijwillige ondersteuning van kwetsbare generatiegenoten. De drie cycli in het onderzoeksproces en de daarbinnen gehanteerde methodieken binnen het Design Thinking proces hebben inzicht gegeven in de vragen, behoeften en wensen van de jongsenioren. De uitkomsten van het onderzoek hebben geresulteerd in de drie werkgroepen (proeftuinen) met de 1) Levensloopbestendig wonen, 2) Mobiliteit/ vitaliteit en 3) Zingeving. Vanwege de coronacrisis zijn in april 2020 de drie proeftuinen, met in totaal 20 jongsenioren, online van start gegaan. Wat betreft het ontwikkel-/ innovatieproces komt naar voren dat het werken met op elkaar aansluitende onderzoekcycli binnen het Design Thinking proces een goede weg is om te komen tot uitkomsten gedragen door de doelgroep. De initiatiefgroep van betrokken jongsenioren (eindgebruikers) functioneert als drijvende kracht om samen met de partners van het Living Lab, proeftuinen op te zetten en hierbinnen tot concrete sociaal-technologische producten te komen. Het Living Lab (voorheen klankbordgroep) met vertegenwoordigers van alle betrokken partijen initieert opdrachten en is verantwoordelijk voor afstemming, samenwerking, facilitering en beleidsmatige ondersteuning van zowel het overkoepelend onderzoek van het Living Lab als het toewerken naar concrete producten in de proeftuinen. Uit de reflectie met alle betrokkenen komt naar voren dat er binnen het Design Thinking proces (DT) minstens 4-6 weken beschikbaar moeten zijn om vragen, behoeften en wensen van bewoners te verzamelen. Betrokken studenten hebben pas dan voldoende tijd om zich te verbinden met respondenten om hun vragen ‘op te halen’ en te doorgronden. Naar het onderwijs wordt daarom aanbevolen dat er binnen projecten of minors twee onderwijsperiodes (20 weken) beschikbaar zijn voor de fasen Empathize, Define, Ideate en Prototype. In de afstudeerfase kunnen studenten zich verbinden met het Living Lab door het uitwerken van een deelvraag van het hoofdonderzoek binnen de DT-methodiek. Voor de continuïteit van het onderzoekproces dient de hoofdonderzoeker zelf betrokken te zijn bij de uitvoering. Daardoor is hij of zij beter in staat het vervolgonderzoek te initiëren, met betrokken partijen de kwaliteit van het ontwikkel-/innovatieproces te bewaken, studentonderzoekers te coachen in het te doorlopen proces, continuïteit te realiseren m.b.t. het doorgeven van de onderzoekcycli en met docentbegeleiders de methodiek van datavergaring, verslaglegging en terugkoppeling te bespreken en te regelen dat studenten die hierin nog niet vaardig zijn toegespitste training en instructie krijgen. Om co-creatie te bevorderen en verbinding met eindgebruikers te borgen, wordt het nodig geacht dat het Living Lab zowel online als fysiek toegankelijk is voor alle betrokkenen met een centrale rol van bewoners daarin. Een fysieke locatie in de wijk, dichtbij de leefwereld van de bewoner maakt het mogelijk om actieonderzoek op maat en samen met de jongsenioren uit te voeren, te faciliteren en veiligheid, privacy en participatie te optimaliseren. Aanbevolen wordt om het mobiele experimenteerhuis van de gemeente Zoetermeer, dat nu nog bij de Dutch Innovation Factory (DIF) staat, hiervoor als pilot te gebruiken.
MULTIFILE
Terwijl de rap van Snap door de speakers schalt, vult het auditorium zich langzaam met tientallen opgewonden gezichten. Studenten die elkaar herkennen, lachend en verwonderd begroeten, terwijl anderen stilletjes plaatsnemen en verbaasd om zich been kijken. Hadden zij geweten dat zij met zovelen zijn! Drie docenten op bet podium kijken toe en voelen de spanning toenemen; bet belooft een bijzondere avond te worden. Er hangt iets in de lucht. Zelfs de directeur kijkt verbaasd en vol spanning over haar schouder. Wanneer de laatste student is gaan zitten, spreken de drie docenten door bun microfoon: "Dames en heren ... welkom op deze startbijeenkomst van de PowerHouse. Vanaf vandaag gaan wij met elkaar aan de slag om jullie afstuderen vorm te geven. Op 12 juli is de diplomering. Dan staan jullie op bet podium!". Er volgt een interactief boorcollege van anderhalf uur, waarin de student wordt voorgelicht over bet afstudeerproces en de verschillende onderdelen van een scriptie. Hel document De structuur van een onderzoeksrapport wordt uitgedeeld, een document dat de drie docenten speciaal voor afstuderende studenten hebben geschreven en waarin per onderdeel van de scriptie precies staat uitgewerkt wat er van de student wordt verwacht. Het bijgevoegde schrijfschema richt zich op de diplomering in juli. Dit is het eerste hoorcollege van een reeks, waarin de studenten worden meegenomen op bun afstudeerreis, waarin ze ervaren wat onderzoek doen behelst, waar ze het voor doen, hoe ze bet moeten doen en hoe ze erover moeten rapporteren. Steeds wordt benadrukt dat dit een gezamenlijke reis is, dat zij met elkaar moeten samenwerken als ze de diplomering willen bereiken in de zes maanden die ervoor staan. De avond staat in het teken van geloof, hoop, kracht, vertrouwen, verbondenheid en (h)erkenning. Elementen die bewust zijn gekozen door de ontwerpers van de PowerHouse. De PowerHouse is als naam gekozen, omdat de ontwerpers, tevens docenten bij de opleiding, onvoorwaardelijk geloven in bet talent van de student. De docenten zijn bereid tot volledige ondersteuning, maar alleen dan wanneer de student ook volledige toewijding toont. Die bestaat onder andere uit een aanwezigheidsverwachting, immers, juist bet afdrijven van de hogeschool, de docenten en de medestudenten leidt tot isolement en anonimiteit. Door elke week de stap te nemen om naar school te komen, medestudenten te zien die in hetzelfde proces zitten, docenten te spreken die belangstellend vragen hoe bet onderzoeksproces verloopt, maar ook een luisterend oor bieden wanneer de student blokkeert, wordt de student in dat contact weer een persoon met een naam en een verhaal. De docenten gaan daarin zover dat zij alle 141 studenten bij naam en toenaam kennen en ook bij een volle collegezaal de studenten weten aan te spreken bij bun naam. Studenten gaan daarin zover dat zij van heinde en verre gereisd komen om aanwezig te zijn (zelfs vanuit Uden en Antwerpen) en een enkele keer bun kind meenemen voor wie op dat moment geen oppas beschikbaar was of een partner met een rijbewijs die trouw bij alle hoorcolleges naast zijn vriendin zit om baar te ondersteunen bij bet afstudeerproces. Dit wordt elk hoorcollege benadrukt door de laatste slide met de slogan: "Afstuderen is geen eenzame reis" LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/hester-brauer-22851272/ https://www.linkedin.com/in/dani%C3%ABl-rambaran-makransingh-b1a0b790/ https://www.linkedin.com/in/ruben-boers-23b786a/
DOCUMENT
Binnen de nieuwe opleiding Social Work van de Hogeschool Utrecht is gehoor gegeven aan de toenemende wens van studenten om meer te doen met eigen ervaringen met psychische kwetsbaarheid. Deze wens is onder meer vertaald in een peersupportgroep voor studenten, die in de periode maart t/m juni in 2018 en 2019 liep. Veel studenten beschikken over een behoorlijk potentieel aan ervaringskennis wat door middel van peer support in een veilige setting kan worden verkend. Deelnemers worden zich bewust van dit potentieel door hierop met elkaar reflecteren en (verder) te ontwikkelen. Een peer support groep werkt taboedoorbrekend en biedt ondersteuning aan studenten met een psychische kwetsbaarheid. Peer support ondersteunt ook aankomend professionals gebruik te maken van eigen kwetsbaarheid. Voor veel (aankomend) hulpverleners was het tot voor kort ongebruikelijk om dit te doen. Intussen worden de verhoudingen tussen cliënt en hulpverlener anders gedefinieerd en richt de (herstelgerichte) zorg zich steeds nadrukkelijker op destigmatisering, de inzet van ervaringsdeskundigheid, gelijkwaardigheid en openheid in de begeleidingsrelatie. Peer support-programma’s worden steeds vaker geïmplementeerd in (zorg)organisaties om mensen te helpen omgaan met problemen, maar spelen ook in de beroepsontwikkeling van aankomend sociaal werkers een belangrijke rol. Deze rapportage is een samenvoeging van een eerdere interne rapportage van de peer supportgroep uit 2018 (Leunen; Lamers & Van Slagmaat, 2018) en een evaluatie van de peer supportgroep in 2019.
DOCUMENT
1 op de 6 inwoners in Nederland heeft moeite met gecijferdheid. Dit is een reden tot zorg, omdat dit de kans op kwetsbaarheid vergroot. Zo hebben mensen die problemen hebben met gecijferdheid vaker financiële problemen. Ze hebben minder kansen op de arbeidsmarkt en ze benoemen hun gezondheid vaker als slecht. Of dit causaal verband houdt met elkaar is niet bekend, maar wel aannemelijk gezien de specifieke eisen voor gecijferdheid die deze contexten stellen. Deze publicatie is mede mogelijk gemaakt door het Expertisepunt Basisvaardigheden.
MULTIFILE
De Nederlandse samenleving is multicultureel met burgers, die afkomstig zijn uit meerdere werelddelen. In Deze openbare les zullen wij grondig naar hun onderlinge omgangsvormen kijken. Meer specifiek ga ik zowel in op de vraag of men elkaar als medeburger accepteert als op de vraag hoe wit en zwart tegen elkaar aankijken. Ik maak duidelijk dat diverse blokkades die de onderlinge omgang belemmeren, niet herkend of onderkend worden. Mijn vertrekpunt is dat te verbeteren. Multiculturele competentie vraagt dan wel een visie waarin niet alleen burgers, maar ook etnische groepen gelijkwaardig zijn. Met behulp van zo’n visie kan gezocht worden naar de juiste toon in het multiculturele debat en naar de juiste aanpak van multiculturele vraagstukken. Multiculturele competentie kan dan relaties versoepelen en onderlinge goodwill bevorderen, waardoor de kans op succesvol of resultaatgericht handelen groter wordt. Dit is van groot belang voor de werkvelden waarvoor Hogeschool De Horst haar professionals opleidt. Vanuit dit gezichtspunt wil het lectoraat ‘Diversiteit en de multiculturele competentie’ educatieve activiteiten ontwikkelen om multiculturele competentie te bevorderen. Dit doen wij niet door in leersituaties hapklare brokken te serveren of standaardrecepten aan te reiken, maar wel door vanuit onze visie, in dialoog met deelnemers, te zoeken naar aanknopingspunten en richtlijnen voor multiculturele competentie. Bij competentie spelen altijd de concrete situatie, kennis-, vaardigheden- en houdingsdimensies een rol (Cluitmans, 2002).
DOCUMENT
Een van de thema’s op de kUS agenda van de afgelopen jaren betrof het samenspel tussen professionals en mensen die zich inzetten als mantelzorger of vrijwilliger. Zowel op themabijeenkomsten van het kUS als binnen onderzoeks- en onderwijsprojecten kreeg dit thema veel aandacht. Soms richtte de aandacht zich op het in beeld krijgen van het sociale netwerk, soms op het ondersteunen van de mantelzorger of op de positie van de vrijwilligers. Maar steeds bleef de vraag: hoe werk je nu samen? Want als professional beweeg je je tijdelijk in het leven van mensen die leven met een kwetsbaarheid. Voor de mantelzorger(s) is dat de dagelijkse praktijk. Ook als iemand niet meer thuis woont, is de betrokkenheid, vaak uit liefde, een belangrijke drijfveer voor een goed leven. Dan is de handen ineenslaan van belang voor iedereen
DOCUMENT
Niet iedereen heeft dezelfde kansen om aan de samenleving mee te doen. Sinds de Koppelingswet in 1998 werd ingevoerd om illegaal verblijf in Nederland te ontmoedigen, is een rechtmatige verblijfsstatus een voorwaarde voor de toegang tot (sociale) voorzieningen (1). Deze wet staat een beperkt aantal uitzonderingen toe, onder meer met betrekking tot het recht op onderwijs. Dit recht vervalt wanneer een individu zonder een rechtmatige verblijfsstatus de leeftijd van 18 jaar bereikt (art. 10 lid 2 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)). Dit is het moment waarop een individu voor de Nederlandse wet als meerderjarig en beslissingsbevoegd beschouwd wordt. Waar voor jongvolwassenen zonder rechtmatige verblijfsstatus een juridische harde knip wordt gehanteerd, kunnen rechtmatig verblijvende leeftijdsgenoten rekenen op een verruiming van de rechtsbescherming. De vraag die in deze bijdrage centraal staat, is tweeledig: enerzijds onderzoeken wij hoe de toegang van ongedocumenteerden tot onderwijs in Nederland na de leeftijd van 18 jaar eruitziet. Daarnaast staan wij stil bij de vraag waarom die toegang juist voor deze groep zo belangrijk is. We staan zo uitvoerig stil bij onderwijs omdat de (criminologische) literatuur laat zien dat een goede onderwijsloopbaan beschermt tegen zowel dader- als slachtofferschap van criminaliteit (2). Om aan deze samenleving volwaardig te kunnen participeren is een goede schoolloopbaan randvoorwaardelijk. Dit hoofdstuk is als volgt opgebouwd. Eerst wordt de achtergrond van de Koppelingswet geschetst. Vervolgens wordt uitgelegd in welke mate jongvolwassenen die niet in het bezit zijn van een rechtmatige verblijfsstatus, recht hebben op toegang tot onderwijs. Daarna wordt stilgestaan bij het feit dat er voor jongvolwassenen met een rechtmatige verblijfsstatus een juridische transitiefase bestaat, maar voor ongedocumenteerde jongvolwassenen niet. Aan de hand van het antropologische concept ‘liminaliteit’ en de criminologische concepten ‘maatschappelijke kwetsbaarheid’ en ‘zemia’ wordt inzicht gegeven in het belang van toegang tot onderwijs voor jongeren zonder een rechtmatige verblijfsstatus. Er wordt afgesloten met een bondig slotakkoord: is die 18de verjaardag nu echt een feest waard? 1. Kamerstukken II 1993/1994, 23540, nr. 3. 2. Met name in de hoek van de zogeheten ‘sociale controle’-theorieën hechten criminologen grote waarde aan school. Zie in dit verband onder meer het werk van de Amerikaanse criminoloog Hirschi.
DOCUMENT
De economische crisis raakt ook de Nederlandse huishoudens. Een op de zes huishoudens had het afgelopen jaar te maken met een daling van hun inkomen. Een op de tien had te maken met baanverlies. De meest gehanteerde strategieën om een achteruitgang in inkomen op te vangen zijn bezuinigen en nagaan wat financiële producten zoals geld lenen of rood staan kosten. Gemiddeld lijken huishoudens met deze strategieën best goed in staat te zijn om een achteruitgang op te vangen. Toch is er alle reden om aandacht te besteden aan de financiële positie of kwetsbaarheid van de Nederlander. Want ook al kunnen de meeste huishoudens een achteruitgang in inkomen best goed opvangen, toch komen steeds meer mensen in financiële problemen
DOCUMENT