Dit rapport gaat over de vraag welke interventies bijdragen aan een betere samenwerking tussen beoefenaars van diverse beroepsgroepen in de zorg. De vraag is gesteld naar aanleiding van het pilotproject multiprofessioneel onderwijs (MPO) dat in 1999 is gestart in Nijmegen. Ter begeleiding van de verdere ontwikkeling en de wetenschappelijke onderbouwing, ook in verband met een verdere verspreiding van resultaten, is er behoefte aan onderzoek. Dit rapport is het resultaat van een vooronderzoek, gebaseerd op literatuuronderzoek en aangevuld met vijf interviews.
DOCUMENT
Combined lifestyle interventions (CLIs) are designed to reduce risk factors for lifestyle-related diseases through increasing physical activity and improvement of dietary behaviour. Objective. To evaluate the effects of a CLI for overweight and obese patients on lifestyle-related risk factors and health care consumption, in comparison to usual care. Methods. Data on anthropometric and metabolic measurements, morbidity, drugs prescriptions and general practitioner (GP) consultations were extracted from electronic health records (timeframe: July 2009–August 2013). Using a quasi-experimental design, health outcomes of 127 patients who participated in a 1-year CLI were compared to a group of 254 matched patients that received usual care. Baseline to post-intervention changes in health outcomes between intervention and comparison group were evaluated using mixed model analyses. Results. Compared to baseline, both groups showed reductions in body mass index (BMI), blood pressure, total cholesterol and low density lipoprotein cholesterol in year post-intervention. For these outcome measures, no significant differences in changes were observed between intervention and comparison group. A significant improvement of 0.08 mmol/l in high density lipoprotein (HDL) cholesterol was observed for the intervention group above the comparison group (P < 0.01). No significant intergroup differences were shown in drugs prescriptions and number of GP consultations. Conclusion. A CLI for overweight and obese patients in primary health care resulted in similar effects on health outcomes compared to usual care. Only an improvement on HDL cholesterol was shown. This study indicates that implementation and evaluation of a lifestyle intervention in primary health care is challenging due to political and financial barriers.
LINK
Door het Integraal Zorgakkoord verandert de gezondheidszorg ingrijpend. Hierdoor zal ook de fysiotherapiepraktijk zich moeten aanpassen en innovatieve bedrijfsmodellen dienen te ontwikkelen. Hoe dat kan laat Rutger IJntema (Innovatie Platform Fysiotherapie) zien tijdens Fysiopraktijk Anno Nu op 26 november. Hij gaat samen met praktijkhouder en fysiotherapeute Daniëlle Deuss-Joosten in op de vraag: welke nieuwe modellen zijn er buiten de zorgverzekering om? En: hoe kan fysiotherapie nog vernieuwender worden op het gebied van gezondheid, leefstijl en bewegen?
LINK
In dit boekje vindt u de oratie, zoals die ongeveer is uitgesproken bij de aanvaarding van het bijzonder hoogleraarschap ‘Grondslagen van het maatschappelijk werk’ aan de Universiteit voor Humanistiek. Daar heb ik twee hoofdstukken aan toegevoegd. In hoofdstuk 2 ‘Op zoek naar het maatschappelijk rendement’ verantwoord ik gebruikte getallen in de oratie en geef ik argumenten om te investeren in eerstelijns ondersteuning in het sociaal functioneren van mensen in een steeds complexere samenleving. In hoofdstuk 3 ‘Een aanzet tot een raamwerk voor een sociaal werk theorie als voorbeeldige praktijkdiscipline’ werk ik een inzicht in en uitzicht op een samenhangend kennis- en handelingsdomein sociaal werk uit. Sociaal werk is de omvattende term voor het brede kennis- en handelingsdomein waar sociale professionals van verschillend pluimage zich inzetten voor het sociaal functioneren. Binnen sociaal werk is maatschappelijk werk een kernberoep met een lange en indrukwekkende geschiedenis. Het raamwerk dat ik hier presenteer zal mijn werk aan de Universiteit voor Humanistiek en mijn samenwerking met collega’s in het hoger onderwijs en de praktijk inkaderen.
DOCUMENT
Het onderzoek Tussen Burgers en Recht Lokaal? dat in 2018 werd uitgevoerd onder wijkteams in Utrecht is een vervolg op het rapport Tussen Burgers en Mensenrechten Lokaal: Sociale Professionals over Toegang tot Zorg en Ondersteuning. In dit eerdere rapport van het lectoraat Toegang tot het Recht stelde lokale sociaal werkers en teamleiders vier belemmeringen in toegang tot zorg en ondersteuning vast. Deze belemmeringen waren: de beperkte toegang tot de specialistische zorg, een te hoge inschatting van de zelfredzaamheid van burgers, de onduidelijke grenzen tussen de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet langdurige zorg (Wlz) en een gebrek aan specifieke kennis en ervaring. Door middel van interviews met tien sociaal raadslieden zijn de belemmeringen nu ook vanuit een sociaal-juridische perspectief onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt dat sociaal raadslieden een bescheiden rol spelen in het versterken van toegang tot het recht van cliënten in relatie tot zorg en ondersteuning. Tegelijkertijd is er een risico dat ze dit helemaal niet of minder doen vanwege hun relatie met de gemeente, indirect hun werkgever, of collega-sociale professionals met wie ze nauw samenwerken. Dit heeft, ondanks de belangrijke adviserende eerstelijns-rol van sociaal raadslieden, zijn weerslag op het waarborgen van mensenrechten voor de meest kwetsbare burgers in onze maatschappij.
DOCUMENT
In deze publicatie gaat het veel en vaak om beweegzorg, uitgevoerd door beweegzorgprofessionals, als onderdeel van zowel het zorgaanbod als het beweegaanbod in de wijk. Met beweegzorg wordt de paramedische zorg bedoeld voor mensen die problemen ervaren in hun bewegend functioneren. Beweegzorg wordt uitgevoerd door beweegzorgprofessionals. Dit zijn fysiotherapeuten en/of oefentherapeuten Cesar/Mensendieck. Overal waar fysiotherapeut of fysiotherapiepraktijk staat wordt óók bedoeld oefentherapeut en oefentherapiepraktijk Zij vervullen een rol in het zorg- en beweegaanbod in de wijk. Het zorgaanbod is het geheel aan (eerstelijns) medische en paramedische zorg in de wijk. Het beweegaanbod bestaat uit alle sport- en beweegactiviteiten die in de wijk georganiseerd worden gericht op het welzijn van de burger. In de wijk worden zorg- en welzijnvoorzieningen meer en dichtbij de burger aangeboden. Het onderscheid tussen zorg en welzijn (ook: leefstijl en bewegen) vervaagt. Namelijk, verschillende branches bieden zorg en ondersteuning in de wijk aan. Er is sprake van branchevervaging. Leeswijzer: Dit is de eerste publicatie van MOVES, over de (gewenste) positionering van de fysiotherapeut in de wijk. Op basis van onderzoeksresultaten – literatuurstudie en veldwerk – wordt het net opgehaald van waar de fysiotherapeut staat: wat is het vertrekpunt, wat verandert er de komende jaren, welke uitdagingen zijn er in de wijk als het gaat om stakeholders, imago en samenwerking?
LINK
In de huidige gezondheidszorg ontvangen patiënten vaak zorg van verschillende zorgverleners, bijvoorbeeld de huisarts (eerstelijns zorg) en de specialist in het ziekenhuis (tweedelijns zorg). Wanneer een patiënt die geneesmiddelen gebruikt in het ziekenhuis opgenomen wordt, brengt dit vaak de betrokkenheid van verschillende voorschrijvers met zich mee. Na ontslag uit het ziekenhuis ontstaan hierdoor vaak zogenoemde geneesmiddelgerelateerde problemen. Informatie over het geneesmiddelengebruik van de patiënt wordt bij het ontslag uit het ziekenhuis namelijk vaak onvolledig overgedragen naar de eerstelijnszorgverleners. Daarnaast wordt de patiënt niet altijd goed geïnformeerd over de veranderingen van zijn geneesmiddelen, zoals bijvoorbeeld over aanpassingen in de dosering of nieuwe geneesmiddelen. De ontstane geneesmiddelgerelateerde problemen kunnen de patiëntveiligheid in gevaar brengen. Ze kunnen bijvoorbeeld resulteren in een ongeplande heropname in het ziekenhuis of andere gezondheidsschade voor de patiënt. Zo ervaart een op de vijf patiënten binnen drie weken na ontslag een bijwerking van een geneesmiddel. De focus van de studies beschreven in dit proefschrift ligt op de periode direct na het ontslag uit het ziekenhuis. We noemen dit de heropname in de eerste lijn. Patiënten, maar ook hun mantelzorgers, voelen zich vaak onvoorbereid voor de thuiskomst. Tijdens de ziekenhuisopname nemen de zorgverleners in het ziekenhuis de zorg voor de patiënt op zich. Het moment van ontslag betekent dat zij zelf de regie over hun gezondheid en geneesmiddelen weer moeten overnemen. Het is daarom van belang om kort na het ontslag uit het ziekenhuis het geneesmiddelengebruik met de patiënt te evalueren om onduidelijkheden over bijvoorbeeld hun nieuwe geneesmiddelenschema weg te nemen. Van oudsher hadden openbaar apothekers als hoofdtaak het bereiden en verstrekken van geneesmiddelen. Tegenwoordig zijn zij echter meer en meer betrokken bij het begeleiden van patiënten met betrekking tot hun geneesmiddelengebruik. Deze andere rol kan cruciaal zijn bij het garanderen van de medicatieveiligheid gedurende en na de overgang van het ziekenhuis naar huis. Daarom is het doel van dit proefschrift om de problemen die optreden bij de heropname in de eerste lijn te ontrafelen en om de rol van de openbaar apotheker hierin te onderzoeken.
LINK
Lectorale rede van Dr. Evelyn Finnema. In verkorte vorm uitgesproken op 16 februari 2011
MULTIFILE
Het overgrote deel van de Nederlandse bevolking boven 18 jaar is bereid zich te laten vaccineren tegen het coronavirus en velen van hen zijn inmiddels gevaccineerd. Schattingen van het aandeel mensen dat niet gevaccineerd wil worden of nog twijfelt, variëren. Volgens sommige studies is dit slechts 2%, volgens andere bijna 25%.2 In het onderzoek De maatschappelijke impact van COVID-19, uitgevoerd in maart 2021, ligt het aandeel daartussenin: 15%.3 Snel e.a. laten zien dat de bereidheid tot vaccineren tegen corona samenhangt met diverse achtergrondkenmerken. Zo zijn jongeren minder bereid zich te laten vaccineren dan ouderen, gezonden minder dan mensen met een zwakkere gezondheid, lager opgeleiden minder dan hoger opgeleiden, en mensen met een migratieachtergrond minder dan mensen zonder migratieachtergrond.4 Over de beweegredenen van mensen die niet gevaccineerdwillen worden tegen corona wordt vooral in de media geschreven. Complottheorieën over de oorsprong en de gevolgen van de coronavaccins krijgen veel aandacht.5 Uit onderzoek van het RIVM6 blijkt dat van de vaccinatietwijfelaars of -weigeraars een groot deel bang is voor eventuele bijwerkingen. In dit paper, onderdeel van het maatschappelijke impact-project, gaan we dieper in op de motieven en de variatie daarin. We doen dat op basis van een systematische kwalitatieve analyse van antwoorden op de open vraag waarom respondenten indien van toepassing, niet bereid zijn zich te laten vaccineren. In de media is ook aandacht voor campagnes om de vaccinatiebereidheid te vergroten en de ‘vaccinatiekloof’ te verkleinen, bijvoorbeeld door huisartsen die op markten, bij verenigingen en in gebedshuizen informatie verstrekken en welwillenden ter plekke de mogelijkheid bieden zich te laten vaccineren.7 Omdat huisartsen over het algemeen veel vertrouwen genieten onder de bevolking8 vervullen zij in deze campagnes een sleutelpositie. We zijn daarom in gesprek gegaan met een groep van huisartsen uit Den Haag en Rotterdam. We hebben hun gevraagd hoe zij omgaan met de verschillende motieven van patiënten om zich niet te laten vaccineren en wat volgens hen wel en niet werkt om de vaccinatiebereidheid te vergroten. In dit paper bespreken we de belangrijkste bevindingen. We sluiten af met handelingsperspectieven voor verschillende partijen betrokken bij het vaccinatiebeleid en bij publieke gezondheidszorg in bredere zin, zowel op de korte als langere termijn. Uitgever: Kenniswerkplaats Leefbare Wijken & Erasmus School of Social and Behavioural Sciences
MULTIFILE
Uit de RAAK-projecten van SIA blijkt dat er op een aantal thema’s veel projecten en onderzoeken plaatsvinden. Verspreid over de hogescholen in Nederland zijn onderzoekers actief op dezelfde onderwerpen. Met de Thematische Impulsen wil SIA overleg en afstemming stimuleren tussen de lectoren en landelijke kennisnetwerken onderling en de beroepspraktijk. Met elkaar stellen zij de state-of-the-art vast, bespreken de verwachtingen die zij hebben voor de toekomst en geven aan waar de zwaartepunten in praktijkgericht onderzoek moeten liggen. De Thematische Impuls sluit aan bij de doelstelling om kennisuitwisseling te bevorderen en daarmee het innovatief vermogen van de beroepspraktijk te vergroten. In dit artikel meer over het doen van praktijkgericht onderzoek op medische beeldvormende diagnostiek in de eerste lijn. Er zijn 3 lectoraten betrokken bij deze thematsiche impuls.
DOCUMENT