Dit is alweer de vijfde editie van het congres Met het oog op behandeling. De afgelopen jaren hebben we gezien dat de maatschappelijke belangstelling voor mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) sterk toeneemt. Dit jaar is er zelfs een Interdepartementaal Beleidsonderzoek gedaan door diverse ministeries over de positie van mensen met een LVB in de Nederlandse samenleving. In het onderzoeksrapport wordt gepleit voor het verbeteren van de communicatie tussen algemene voorzieningen en deze burgers. Voor alle professionals in het brede sociaal domein wordt aanbevolen dat zij meer kennis en vaardigheden moeten hebben voor hun hulp- en dienstverlening aan mensen met een LVB. Dat geldt voor alle professionals in het sociaal domein en in het bijzonder voor professionals die werken voor cliënten met een LVB waarbij sprake is van ernstige gedragsproblematiek en psychische problemen. In dat geval moet je kunnen omgaan met ‘onbegrepen gedrag’ en agressie en wil je beschikken over de beste, actuele kennis op dat gebied.
DOCUMENT
Doel van het onderzoek is om meer inzicht te krijgen in de summerschools van Inholland, waaronder op het gebied van omvang, doel, vormgeving en gepercipieerde effecten. Hierdoor zouden summerschools van elkaar kunnen leren en de eigen summerschool kunnen optimaliseren. Op basis van een semigestructureerd interview met vertegenwoordigers van de summerschools is een beschrijving van elke summerschool gemaakt. In deze rapportage worden de beschrijvingen weergegeven, met als doel anderen te inspireren en van elkaar te leren. De opzet en uitkomsten van het onderzoek worden weergegeven in het rapport van Knuiman en Kappe1 (2017). Daarin is ook een analyse van de beschrijvingen opgenomen.
DOCUMENT
In het basisonderwijs speelt de leerkracht een belangrijke rol bij leren lezen. Door de schoolsluiting in 2020 moesten leerkrachten hun leesonderwijs op afstand inrichten in de thuisomgeving van de leerlingen. Dit onderzoek bracht in kaart welke doelen basisschoolleerkrachten nastreefden bij dit noodgedwongen leesonderwijs op afstand, binnen welke omstandigheden zij dit moesten vormgeven en welke (on)mogelijkheden zij hierbij ervoeren. Uit inhoudsanalyse van vragenlijsten (N=37) en interviews (N=10) bleek een grote verscheidenheid in onder andere aanbod, tijdsplanning, groepsgrootte en inzet van digitale middelen. De ervaren (on)mogelijkheden liepen ook uiteen en bleken samen te hangen met de omstandigheden van alle betrokken actoren (leerling, leerkracht, ouders), de (digitale) leeromgevingen en de beoogde doelen (leesprestatie, leesmotivatie en/of sociaal-emotioneel welbevinden). Voor alle leerkrachten bleken interactieve instructie, met name voor technisch lezen, het monitoren en reguleren van het leerproces van de leerling op afstand en het faciliteren van samenwerking tussen leerlingen uitdagend, zo niet onmogelijk. Deze bevindingen dragen bij aan verklaringen voor de uiteenlopende effecten van de schoolsluiting en bieden aanknopingspunten voor de vormgeving van leesonderwijs, waarbij betrokken actoren (b.v. ouders en leerkrachten) uit de thuisomgeving en de schoolomgeving meer samen optrekken - al dan niet op afstand.
LINK
Mensen leren voortdurend. Niet alleen in een didactische omgeving, maar veel meer nog daarbuiten. Soms is leren een geleidelijke verandering, soms een ingrijpende herziening van opvattingen en handelwijzen. 'Leren en veranderen' definieert leren als betekenisgeving waarbij de sociale omgeving een belangrijke rol speelt. De hoofdstukken in het boek betreffen 1) de varieteit van spontane leerprocessen en formeel leren, 2)de relaties tussen leren en (sub)cultuur en leren in een botsing van culturen 3) leren op de werkplek in stages en als werkende 4) de ontwikkeling van het leervermogen ofwel leercompetenties in educatieve settings en daarbuiten; en 5) een 'naslag'hoofdstuk over leertheorieën waarnaar in eerdere hoofdstukken regelmatig wordt verwezen.
DOCUMENT
Sociaal en emotioneel leren is het proces waarin jonge mensen de vaardigheden verwerven die ze nodig hebben om deel te nemen en een positieve bijdrage te leveren aan de contexten waarin ze leven en leren (Zins & Elias, 2007). Dit leren wordt geassocieerd met hun toekomstige (psychosociale) gezondheid en succes in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Scholen over hele wereld implementeren Sociaal Emotionele Leer (SEL) programma’s voor adolescenten. Die programma’s richten zich op het versterken van de sociaal-emotionele vaardigheden van jongeren om hun psychosociale gezondheid en succes op school en op hun werk te bevorderen. De kennis over de evaluatie en implementatie van dergelijke programma’s van groepen leerlingen die verschillen in individuele en omgevingskenmerken is echter beperkt. Kenmerken zoals leervermogen en familieachtergrond bepalen de sociaal-emotionele vaardigheden die jonge mensen ontwikkelen. De onderzoeken in dit proefschrift hebben tot doel om bij te dragen aan kennis over de evaluatie en implementatie van SEL-programma’s voor leerlingen in het voortgezet onderwijs met diverse achtergrond kenmerken. De studies dragen in het bijzonder bij aan de kennis over het Nederlandse Skills4Life (S4L) programma. De onderzoeken richten zich op leerlingen in het voortgezet middelbaar beroepsonderwijs (VMBO) en specifiek op de leerlingen in de zogenaamde basis richting (vmbo-b) en het praktijkonderwijs (PrO). Leerlingen in deze laatste richtingen leren tegelijkertijd op school en tijdens stages in sectoren zoals horeca, detailhandel en techniek. Zij hebben aanvullende onderwijsbehoeften vanwege hun intellectuele- en taal- en rekencapaciteiten, emotieregulatie en gedrag. Veel van deze leerlingen groeien op in gezinnen met lage inkomens en/of met een migratieachtergrond en wonen in zogenoemde achterstandswijken. Als gevolg daarvan bevinden zij zich in gemarginaliseerde posities. Doel en bevindingen De onderzoeken in dit proefschrift hebben tot doel om bij te dragen aan inzicht in: 1. De effecten van universele SEL-programma’s op de individuele sociaal-emotionele vaardigheden en psychosociale gezondheidsresultaten van adolescenten; 2. De onderlinge relaties tussen sociaal-emotionele vaardigheden en tussen die vaardigheden en de psychosociale gezondheidsresultaten van leerlingen in vmbo-b en PrO; 3. De effecten van het Nederlandse S4L-programma op de sociaal-emotionele vaardigheden en psychosociale gezondheidsuitkomsten van leerlingen in gemarginaliseerde posities; 4. De perspectieven van vmbo-b en PrO leerlingen op de sociaal-emotionele vaardigheden die zij nodig hebben voor het onderhouden van positieve relaties met klasgenoten; 5. De perspectieven op SEL en het versterken van sociaal-emotionele vaardigheden op school van ouders van leerlingen in het PrO. Om bij te dragen aan de beoogde inzichten zijn zes studies uitgevoerd, een review- en meta-analysestudie, drie kwantitatieve en twee kwalitatieve studies. Daarbij is een sequentiële benadering gevolgd. De bevindingen van de review studie (hoofdstuk 2) en de evaluatiestudie van het oorspronkelijke S4L programma (hoofdstuk 3) hebben het ontwerp en de analyses bepaald van de andere twee kwantitatieve studies (hoofdstukken 4 en 5) gericht op leerlingen in het vmbo-b en PrO. De bevindingen van deze laatste studies waren aanleiding voor het ontwerp en de analyses van de twee kwalitatieve studies (hoofdstukken 5 en 6). In de meeste studies in dit proefschrift zijn de competenties uit het raamwerk van de Collaborative Academy for Social Emotional Learning (CASEL-raamwerk) als referentiekader gebruikt om soicaal-emotionele vaardigheden te identificeren. De vijf competenties in dit raamwerk zijn 1. Zelfbewustzijn (dat omvat vaardigheden zoals zelfwaardering en zelfeffectiviteit); 2. Sociaal bewustzijn (dat omvat vaardigheden zoals empathie en perspectief nemen); 3. Zelfmanagement (dat omvat vaardigheden zoals zelfregulering en het stellen van doelen); 4. Relatievaardigheden (dat omvat vaardigheden zoals samenwerken en het oplossen van sociale problemen); 5. Verantwoorde besluitvorming (dat omvat vaardigheden zoals het overwegen van de gevolgen van en het nemen van verantwoordelijkheid voor acties). Het CASEL-raamwerk wordt wereldwijd gebruikt in SEL-programma’s. Hoofdstuk 2 beschrijft de review en meta-analyse van veertig evaluatiestudies van tweeëndertig universele SEL-schoolprogramma’s voor adolescenten van 11-18 jaar. Deze programma’s hebben een significante positieve invloed op de individuele sociaal-emotionele vaardigheden en psychosociale gezondheidsuitkomsten van leerlingen. Het onderzoek laat zien dat de evaluatiestudies van SEL-programma’s effecten meten op een selectie van de individuele sociaal-emotionele vaardigheden die een programma beoogt te versterken. Sommige studies meten helemaal geen effecten op deze vaardigheden. Daarnaast rapporteerden de onderzoeken nauwelijks verschillen in effecten gerelateerd aan de achtergrond kenmerken van leerlingen. De gerandomiseerde studie met een controlegroep in hoofdstuk 3 betreft de evaluatie van het originele Nederlandse S4L-programma voor leerlingen (n = 1394) in verschillende vormen van het reguliere middelbare onderwijs, namelijk voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), hoger algemeen vormend onderwijs (havo) en voortgezet middelbaar beroepsonderwijs (vmbo). Het onderzoek laat gemengde resultaten zien. Er zijn significante positieve effecten gevonden op alcoholgebruik en pesten, en nadelige effecten op digitaal en seksueel pesten en roken. Vergeleken met leerlingen op het vwo en de havo verbeterden vmbo-leerlingen meer op het gebied van pesten en suïcidale gedachten. Dit onderzoek maakte geen onderscheid tussen leerlingen met verschillende familieachtergronden en leerwegen in het vmbo, zoals de theoretische-, kader- en basis- leerwegen. Praktijkschool leerlingen vielen veelal uit in deze studie. De pre-test gegevens van vmbo-b en PrO leerlingen zijn gebruikt in de cross-sectionele studie in hoofdstuk 4. Deze studie identificeerde significante (middelgrote tot grote) correlaties tussen de verschillende sociaal-emotionele vaardigheden. Daarnaast werden kleinere maar significante correlaties gevonden tussen deze vaardigheden en psychosociale gezondheidsuitkomsten, te weten emotionele- en gedragsproblemen en pro-sociaal gedrag. Analyses lieten zien dat de vaardigheid zelfmanagement een mediërende rol vervult in de relatie tussen de vaardigheid zelfbewustzijn en emotionele- en gedragsproblemen. De vaardigheid sociaal bewustzijn is geïdentificeerd als een mediator tussen pro-sociaal gedrag en de vaardigheden zelfbewustzijn, relatievaardigheden en verantwoordelijke besluitvorming. Zelfmanagement en sociaal bewustzijn lijken belangrijke vaardigheden om te versterken om de psychosociale gezondheid van leerlingen in vmbo-b en PrO te bevorderen. Hoofdstuk 5 rapporteert over de bevindingen van een quasi-experimentele studie (n = 739) van het aangepaste S4L-programma. Dit programma is aangepast aan de leercapaciteiten en de taalvaardigheid van leerlingen in vmbo-b en PrO. Omdat deze leerlingen gelijktijdig op school en tijdens stages in de praktijk leren, is aan dit S4L- programma een module voor sociaal-emotionele vaardigheden die relevant zijn voor de werkpraktijk toegevoegd. In deze studie laten multiple regressieanalyses geen effecten zien op de totale leerlingenpopulatie. In een subgroep leerlingen met een migratieachtergrond die tegelijkertijd het S4L-programma en stage volgden, zijn in het onderzoek significante negatieve effecten op twee sociaal-emotionele vaardigheden gevonden, te weten op sociaal bewustzijn en relatievaardigheden. Op basis van deze bevindingen is verondersteld dat de familieachtergrond en de stagecontext relevant zijn om rekening mee te houden bij het versterken van sociaal-emotionele vaardigheden van deze adolescenten. Om de verschillen in effecten van het aangepaste S4L programma te begrijpen en inzicht te krijgen in de sociaal-emotionele vaardigheden die noodzakelijk zijn om te versterken voor leerlingen in vmbo-b en PrO zijn twee kwalitatieve studies uitgevoerd. Die studies richtten zich op de perspectieven op SEL, belangrijke sociaal-emotionele vaardigheden en het versterken daarvan op school van leerlingen zelf en ouders. Hoofdstuk 6 schetst de perspectieven van 22 leerlingen op hun sociaal-emotionele vaardigheden en behoeften om die te versterken. De meeste van hen hadden een migratieachtergrond en volgenden PrO. In kleine focusgroep interviews vertelden deze leerlingen te ervaren over voldoende sociaal-emotionele vaardigheden te beschikken om hun dagelijkse schoolleven in goede banen te leiden. Ze gaven echter aan een gebrek aan steun van leraren en klasgenoten te ervaren bij het gebruik van die vaardigheden in specifieke situaties op school. Leerlingen ervaarden dat oplossingen voor zulke problemen buiten hun macht lagen. Zij associeerden die problemen met zelfmanagement, sociaal bewustzijn en relatievaardigheden. Zij gebruikten hun eigen taal en interpretaties voor deze vaardigheden. Hoofdstuk 7 beschrijft de perspectieven van ouders op SEL en de sociaal-emotionele vaardigheden die zij cruciaal achtten voor adolescenten om te verwerven. Voor deze studie zijn 32 ouders met kinderen in het PrO geïnterviewd. Bijna de helft van de ouders had een migratieachtergrond, de anderen waren Nederlands. Zij verschilden in opleidingsniveau. De ouders erkenden dat de vaardigheden die in SEL-programma’s worden aangeleerd, relevant zijn om te leren voor hun kinderen. Het taalgebruik en de interpretatie van de vaardigheden die ouders gebruikten verschillen van de vaardigheden die S4L- en andere SEL-programma’s beogen te versterken. Uit het taalgebruik, de interpretaties en de onderliggende waarden, doelen en overtuigingen over de opvoeding en ontwikkeling kwam een conceptueel model van vier onderling verbonden sociaal-emotionele vaardigheden naar voren die ouders van belang achtten om te leren voor adolescenten. Die vaardigheden zijn: respectvol gedrag, samenwerkingsvaardigheden, zelfkennis en zelfredzaamheid. Hoewel zij zichzelf in de eerste plaats verantwoordelijk achtten voor het aanleren van sociaal-emotionele vaardigheden, waren de meeste ouders van mening dat scholen een taak hebben om met name die vaardigheden te versterken die thuis moeilijk aan te leren zijn. Dat waren in hun ogen samenwerkingsvaardigheden, die van belang zijn voor het toekomstige werk van hun kinderen. Ze benadrukten ook de noodzaak van samenwerking tussen ouders en scholen op het gebied van SEL. Hoofdstuk 8 bespreekt de belangrijkste bevindingen van de studies in dit proefschrift en de bijdragen aan de kennis over de evaluatie en implementatie van SEL-programma’s. Deze bevindingen duiden erop dat er behoefte is aan evaluatiestudies van zulke programma’s die uitkomsten op verschillende sociaal-emotionele vaardigheden en psychosociale gezondheid meten. Daarnaast is het van belang om de effecten op die uitkomstmaten te onderscheiden van leerlingen met verschillende achtergrondkenmerken, zoals hun familieachtergrond en onderwijsvorm, maar ook hun sekse en leeftijd. Het meten van effecten op sociaal-emotionele vaardigheids- en psychosociale gezondheidsuitkomsten vereist passende kwantitatieve en kwalitatieve benaderingen. Van belang is om daarbij instrumenten te gebruiken die meerdere perspectieven op die vaardigheden in kaart te brengen, zoals die van leerlingen zelf, hun ouders en docenten. Zulke meervoudige perspectieven zijn nodig om inzicht te krijgen in de vaardigheden die leerlingen met verschillende achtergronden hebben en nodig hebben. Dat vereist mogelijk ook aanpassingen van het taalgebruik van (bestaande) instrumenten. Bovendien wordt aangenomen dat kenmerken die van invloed zijn op de ontwikkeling van vaardigheden, zoals sekse en familieachtergrond, ook onderling interacteren. Om de effecten van SEL-programma’s op sociaal-emotionele vaardigheden van diverse leerlingen te begrijpen en te versterken is het analyseren van dergelijke interacties noodzakelijk. Het evalueren van deze effecten bij leerlingen met verschillende achtergrondkenmerken is ook van belang voor de implementatie van SEL-programma’s en het afstemmen daarvan op de behoeften van specifieke groepen, zoals leerlingen in vmbo-b en PrO. De bevindingen van de studies in dit proefschrift laten zien dat de vaardigheden die adolescente leerlingen thuis nodig hebben en de vaardigheden die in S4L en andere SEL-programma worden aangeleerd kunnen verschillen. De studies dragen bij aan empirisch bewijs voor de noodzaak om vmbo-b en PrO leerlingen en hun ouders te betrekken bij de implementatie van het S4L-programma. Dat is van belang om inzicht te krijgen in hun taalgebruik en interpretaties van sociaal-emotionele vaardigheden en tot overeenstemming te komen over de vaardigheden die relevant zijn om op school te versterken. Omdat de vaardigheden die leerlingen thuis, op school en op de werkplek nodig hebben kunnen variëren, is het contextualiseren van de vaardigheden waarop S4L en andere SEL-programma’s zich richten van cruciaal belang om hen en hun ouders te betrekken. Aanbevelingen voor de praktijk Het betrekken van ouders en leerlingen met verschillende achtergrondkenmerken vereist een zo genoemde transformatieve, en op krachten gebaseerde, benadering van SEL. Zo’n benadering is gevoelig voor het gezamenlijk verkennen, afstemmen op en ondersteunen van de vaardigheden die leerlingen hebben en nodig hebben in de contexten waarin zij leven en leren, thuis, op school en op de werkplek. De noodzaak om schoolprogramma’s die sociaal-emotionele vaardigheden aanleren te transformeren, is gebaseerd op de idealen van sociale rechtvaardigheid. Die transformatie is nodig om gelijke kansen te bieden aan leerlingen in gemarginaliseerde posities om de vaardigheden te verwerven die zij nodig hebben. De bevindingen uit de studies in dit proefschrift laten zien dat bepaalde sociaal emotionele vaardigheden de relatie tussen andere vaardigheden en de psychosociale gezondheidsuitkomsten van leerlingen mediëren. Daarom is het mogelijk niet noodzakelijk om SEL-programma’s voor adolescenten te richten op vaardigheden in alle competenties van CASEL’s raamwerk, om hun psychosociale gezondheid en/of succes op school en op de arbeidsmarkt te bevorderen. Daarom wordt een modulaire benadering van het S4L-programma aanbevolen. In zo’n benadering bestaat S4L uit vijf modules die zich focussen op vaardigheden in één van de competenties in CASEL’s raamwerk. Dat biedt mogelijkheden voor het flexibel aanpassen aan behoeften aan vaardigheden van leerlingen die kunnen variëren afhankelijk van hun achtergrondkenmerken. Een dergelijke aanpak ondersteunt ook de mogelijkheid om bij de implementatie van S4L aan te sluiten bij die vaardigheden die volgens leerlingen, ouders en leraren als eerste van belang zijn om aan te leren. Het toepassen van een transformatieve benadering om leerlingen en ouders met verschillende achtergronden te betrekken, vereist training van docenten en materialen om hen te ondersteunen bij de implementatie van S4L. Docenten in het voortgezet onderwijs worden tijdens hun opleiding nauwelijks voorbereid op het betrekken van diverse leerlingen en hun ouders bij SEL. Daarom is ook aanvullende training nodig gericht op interculturele communicatie en het samenwerken met ouders. Aanbevelingen voor onderzoek Toekomstig onderzoek naar transformatieve en modulaire benaderingen voor SEL-programma’s is van belang om bij te dragen aan kennis over deze benaderingen en voor het informeren van training en ondersteuning van docenten bij de implementatie daarvan. Daarnaast is meer onderzoek nodig met betrekking tot de wijze waarop adolescente leerlingen en hun ouders met verschillende achtergrondkenmerken succesvol kunnen worden betrokken bij de implementatie van programma’s afgestemd op hun behoeften. Onderzoek naar de toepasbaarheid van het ouderlijke model van sociaal-emotionele vaardigheden dat in dit proefschrift is gepresenteerd is noodzakelijk. Het testen van het model met verschillende groepen ouders en mogelijk ook adolescente leerlingen is van belang om het model te verfijnen. Het verkennen van hun taalgebruik voor en interpretaties van sociaal-emotionele vaardigheden vragen daarbij specifieke aandacht. We adviseren toekomstige evaluatiestudies van SEL- programma om zich te richten op het meten van effecten op verschillende sociaal-emotionele vaardigheden van diverse subgroepen leerlingen. Dergelijke studies moeten ook aandacht besteden aan de effecten van interacties tussen verschillende achtergrondkenmerken op sociaal-emotionele vaardigheids- en psychosociale gezondheidsuitkomsten.
DOCUMENT
DOEL. De laatste jaren zijn er nieuwe vormen van praktijkleren ontwikkeld binnen verpleegkundige opleidingen. Het doel van deze studie is onderzoeken of stage lopen binnen een krachtige leeromgeving leidt tot een sterkere ontwikkeling van ervaren self-efficacy bij hbo-verpleegkundestudenten dan stage lopen in een reguliere omgeving. METHODE. Een quasi experimenteel design (non-equivalent pretest-posttest control group) is toegepast, waarbij gebruik is gemaakt van de General Self Efficacy scale (GSE). De populatie bestaat uit hbo-v-stagiaires (n = 109 meting 1, n = 92 meting 2). Respondenten zijn onderverdeeld in studenten stage lopend binnen krachtige leeromgevingen en studenten stage lopend binnen reguliere stageomgevingen. Verschilscores op de GSE zijn voor beide groepen getoetst op significantie via t-toetsen. RESULTAAT. Studenten binnen krachtige leeromgevingen vertonen als totale groep en gedifferentieerd naar stage-ervaring op meer items van de GSE significante toename dan studenten binnen reguliere stageomgevingen. CONCLUSIE EN DISCUSSIE. Stage lopen binnen een krachtige leeromgeving lijkt in grotere mate bij te dragen aan de ontwikkeling van ervaren self-efficacy van hbo-verpleegkundestudenten. Het meten van self-efficacy binnen leeromgevingen is een aanvulling op bestaande uitkomstmaten voor het meten van effecten voor studenten. Verder onderzoek naar de relatie tussen de bronnen van self-efficacy en krachtige leeromgevingen binnen verpleegkundige opleidingen wordt aanbevolen.
DOCUMENT
Leerlingen die hun hele schoolcarrière goede cijfers hebben gehaald voor vreemde talen, zoals Frans, Duits of Spaans, blijken vaak niet goed in staat om in die talen te communiceren. Kennelijk is er iets anders getoetst dan communicatievaardigheid. Als de toetsing zich daar beter op richt, welke effecten heeft dat dan op de onderwijsactiviteiten? Deze vraag staat centraal in het promotieonderzoek van Charline Rouffet.
LINK
Diverse vmbo-scholen experimenteren met vormen van competentiegericht onderwijs (CGO). De verwachting is dat leerlingen, dankzij realistische en beroepsgerichte opdrachten, meer gemotiveerd raken. Verder is het de bedoeling dat leerlingen kennis, vaardigheden én houdingen weten te ontwikkelen, zodat ze ook beter voorbereid raken op de beroepspraktijk. Tijd om eens te kijken naar de stand van zaken.
DOCUMENT
Inzicht in het leren van volwassenen heeft een sleutelrol in strategisch management. Om dat inzicht mogelijk te maken moeten we ons realiseren dat ons bestaande, impliciete begrip van leren vaak in hoge mate is gebaseerd op ervaringen met leren op school, in opleiding, scholing en training: leren in een educatieve context. In deze bijdrage bepleiten we een breder begrip van leren. Verschillende manieren van leren (door ervaring, sociale interactie) komen voor naast schools leren. Emotionele aspecten spelen een belangrijke rol. De cultuur van een organisatie of afdeling heeft een belangrijke invloed op het leren. Als veranderend of kritisch leren nodig is, zal vanuit een breder begrip van leren gewerkt moeten worden.
DOCUMENT
Dit rapport beschrijft uitvoerig een onderzoek naar mogelijkheden en opbrengsten van het inzetten van Professionele Simulatie Ontwerpsoftware in de bovenbouw van de basisschool. Deze casestudie is opgebouwd in vijf fasen waarvan de laatste fase antwoord geeft op de kracht van dit instrument voor het onderwijs. De studie mikt zowel op de didactische inzetbaarheid door de leerkracht als de bijdrage aan het ontwikkelen van denkvaardigheden bij leerlingen. De studie past in het onderzoek naar Mindtools en DME's en is grensverleggend in vergelijking tot gangbaar gebruik van ICT. De gebruikte software is van een hoog abstractieniveau maar blijkt door leerlingen al goed te gebruiken om hun talenten aan te spreken. In de eindconclusies worden perspectiefvolle resultaten genoemd. In de rapportage wordt ook geanticipeerd op verdere ontwikkelingen. Tijdens de casestudie zijn immers aanwijzingen gevonden dat leerlingen zeer geboeid kunnen zijn door het gebruik, dat ze sterke cognitieve redenatiepatronen kunnen opbouwen, analytische vaardigheden toepassen, dat ze uitvoerige kritische discussies met elkaar aangaan enz. Met andere woorden een dergelijk pakket zet leerlingen bij de juiste instrumentatie en begeleiding wel aan tot hoger orde denken. De abstracties van een dergelijk pakket gaat sommige leerlingen goed af. Ze vinden uiteindelijk de 3D weergave wel de kers op de appelmoes. Inzetten van dit soort software kan zeker aangemerkt worden als onderwijs inhoudelijk transitief. Het is interessant om t.z.t de diverse video-opnames uitvoeriger te analyseren op zowel de cognitieve als onderwijskundige opbrengsten. In de bijlagen zijn ontwikkelde ondersteunende materialen en resultaten van leerlingen opgenomen.
DOCUMENT