Deze publicatie is gemaakt om een overzicht te geven van de mogelijkheden en onmogelijkheden van het toepassen van dikke deklagen (>10 μm) op producten. Naast deze publicatie verschijnen in het kader van het project "Nieuwe coatingtechnieken voor het MKB" nog vier andere publicaties die gezamenlijk een goed beeld geven van coatingtechnologie in het algemeen en van de vele aspecten die daarmee samenhangen.
DOCUMENT
Deze voorlichtingspublicatie is een herziening van de in 1991 verschenen publicatie VM 83 en is tot stand gekomen door samenwerking van de Vereniging FME-CWM, M2i (Materials Innovation Institute v/h het Netherlands Institute for Metals Research (NIMR)), het Nederlands Instituut voor Lastechniek en het Aluminium Centrum. De publicatie volgt in hoofdlijnen de vroegere indeling, maar is wat de inhoud betreft aangepast aan de meest recente ontwikkelingen op het gebied van aluminium en lasprocessen. Bij de hoofdstukindeling is rekening gehouden met het gebruik ervan op verschillende plaatsen binnen het bedrijf. De eerste vijf hoofdstukken zijn speciaal bedoeld om te gebruiken in de tekenkamer en bij de werkvoorbewerking, terwijl de hoofdstukken zes tot en met elf meer zijn bedoeld voor de uitvoering en niet alleen voor diegenen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van laswerk, maar ook voor de lassers zelf. Er is daarom meer informatie over de lasprocessen zelf gegeven en er is getracht in deze publicatie zoveel informatie hierover te geven, dat het raadplegen van andere bronnen beperkt kan blijven. Dat betekent niet dat alle benodigde kennis over dit onderwerp in deze publicatie is opgenomen. Deze publicatie is tevens bedoeld om in het onderwijs te worden gebruikt, aangezien vergelijkbare leerstof voor het reguliere onderwijs in Nederland niet voorhanden is.
DOCUMENT
Technische, economische en maatschappelijke aspecten van duurzame waterstof.Dit rapport is geschreven als achtergrondinformatie voor twee projecten waarbij de Hanzehogeschool Groningen betrokken is: de bouw van een waterstoftankstation in Groningen en deontwikkeling van een waterstofwoonwijk in Hoogeveen. Het waterstoftankstation is in november 2021 feestelijk geopend en de waterstofwijk is nog volop in ontwikkeling.Beide projecten dragen bij aan de realisatie van een klimaatneutrale toekomst. Nederland wil in 2050 klimaatneutraal is zijn, met andere woorden: er mag netto geen uitstoot meer zijn van broeikasgassen. Hierdoor wordt de opwarming van de aarde beperkt en worden ongewenste klimaatveranderingen voorkomen.Het rapport gaat over de rol die waterstof kan spelen in de transitie van fossiele energie naar duurzame energie.
DOCUMENT
Dit project richt zich op het realiseren van de volgende generatie batterijen met hogere energiedichtheden, langere levensduur en veel betere veiligheid dan de huidige, noodzakelijk voor een samenleving gebaseerd op duurzame energiebronnen. Gebruikmakend van unieke Nederlandse expertise wordt het hart van deze begeerde batterijen – het electrode-elektrolyt grensvlak – onderzocht en verbeterd met schaalbare technologieën. Om de maatschappelijke integratie van deze technologische doorbraken te verwezenlijken, wordt de sociale en economische impact geëvalueerd in directe samenwerking met verschillende belanghebbenden.
De verwerking van biomassa is vaak gericht op de omzetting in energie, wat een relatief laagwaardige vorm van benutting is. De biomaterialen, die we uit biomassa kunnen maken, zijn veel meer waard en de besparing op fossiele energie is groter. Gelet op de economisch en circulaire waarde van biomassa wordt een goede verwerking en behandeling van natte biomassa steeds belangrijker. De verwerking van deze stromen stelt echter bijzondere eisen aan de te gebruiken materialen en technieken voor ontwatering. Voor ontwatering van biomassa worden verschillende technieken gebruikt, bijvoorbeeld flocculeren, persen of centrifugeren. Bij alle deze ontwateringsprocessen worden doorgaans hulpstoffen, flocculanten, toegevoegd. Voorbeelden hiervan zijn anorganische elektrolyten, zoals aluminium- of ijzerzouten en/of organische poly-elektrolyten, waarvan de meest gebruikte is polyacrylamide. Het bouwblok van polyacrylamide, acrylamide, is in 2010 op de lijst van Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) gezet in het kader van de REACH-regelgeving. De potentiele milieu- en gezondheidsproblemen zijn een beperking voor sommige toepassingen, zoals gebruik van biomassa als grondverbeteraar of diervoeding. Polyacrylamide is moeilijk biologisch afbreekbaar. Bovendien kan het product nog resthoeveelheden bevatten van het monomeer acrylamide dat toxisch en mutageen is. Biobased kationische polymeren, zoals kationische zetmeel, geproduceerd door Glycanex en tannines zoals geleverd door Melspring kunnen een veilig en milieuvriendelijk alternatief bieden. Verder onderzoek naar deze biobased alternatieven is voor Glycanex en Melspring essentieel om duidelijk te krijgen voor welke biomassa stromen deze alternatieven het meest geschikt zijn. De geschiktheid wordt duidelijk door bepaling van de optimale formulering en deze te vergelijken met de dosering en kosten van de gebruikelijke alternatieven. Deze inzichten helpen om de doeltreffendheid van deze oplossingen te kunnen bewijzen en waar nodig, de bioflocculanten verder te ontwikkelen. Een duidelijk en onafhankelijk bewijs van de goede werking helpt de toepassing van deze alternatieven te stimuleren. Het doel van het BIOFLOC project is het in kaart brengen van de mogelijkheden en beperkingen van biobased flocculanten als alternatief voor de huidige synthetische, petrochemie gebaseerd flocculanten, zoals polyacrylamide. Op basis van de reeds door de partners uitgevoerde voorstudies en literatuuronderzoek zal een selectie van biobased flocculanten met verschillende typen biomassa’s getest worden op de ontwateringefficiëntie.